Leesfragment: Vrije radicalen

08 februari 2017 , door Carolina Trujillo
| |

14 februari verschijnt Carolina Trujillo's nieuwe roman Vrije radicalen. Lees bij ons vast de eerste drie hoofdstukken!

Wat hebben een straatjongetje uit Uruguay en een aanslag op de Miljonair Fair met elkaar te maken? De Uruguayaan Jaime Castro, die als jongen naar Nederland is geëmigreerd, vertelt ons zijn verhaal met de humor van een man die niets meer te verliezen heeft. Hij is geslaagd als verslaggever maar mislukt als mens: hij is bang voor zijn telefoon, voor de buren en voor de spinazie op zijn bord. Hij wou dat hij zo moedig was als Gastón, zijn jeugdvriend uit Uruguay, vuurspuwer van beroep en strijder uit overtuiging. Gastón saboteert fabrieken en bevrijdt paarden uit veewagons. Hij vecht tegen de vijand en doet geen concessies. Als Jaime zo psychotisch is dat hij zijn huis niet meer uit durft, vraagt hij zijn vriend hem te komen helpen.

 

1

Het was december 2011, in Uruguay stond duizend hectare kust in brand en op de grens tussen Zwitserland en Frankrijk probeerden wetenschappers het godsdeeltje in een buis te vangen. Tiqui Tiqui zei dat ze daardoor het universum in elkaar konden laten klappen, maar achter haar baadde Amsterdam in feestverlichting alsof ons niks kon gebeuren.
‘Volgende week totale maansverduistering,’ zei ze. ‘Gaan alle gekkies weer foto’s maken.’ Ze zat tegenover mij aan tafel, half verscholen achter haar laptop, met haar bril op het puntje van haar neus. Ze volgde het nieuws en omlijstte de berichten met haar interpretaties, al had dat omlijsten van haar altijd meer weg van begraven.
Over de gracht waaraan wij woonden had de gemeente zoveel lichtkabels gespannen dat het leek of ze eropuit was een groot beest te vangen. De uitgebeelde taferelen veranderden elk jaar. Kerstmannen in sleeën, pakketjes met strikken en hulstbladeren, gigantische kerstballen. Elke overspanning kostte rond de drieduizend euro en een ervan hing pal voor ons raam op de derde verdieping. Tiqui Tiqui had alles erover opgezocht. Dat was wat ze deed: zeuren en dingen opzoeken, maar hoe je die knipperende vuilnisbelt uit kon zetten wist ze niet.
Dit jaar, zei ze, was het thema rendieren met artrose, ze had daar zelf ook last van, zoals van veel andere kwalen, maar geen ervan was sterk genoeg om haar het graf in te jagen. Soms leek het of ze opgehouden was ouder te worden, de vergrijzing van haar zwarte haren was halverwege gestopt, waardoor je niet kon zeggen of ze donker haar met grijze plukken had of andersom. Ze bond het altijd in een vlecht die meestal als een tamme slang over haar schouder lag. Daaronder droeg ze een poncho die nog uit Uruguay kwam.
‘Nike en Coca-Cola gaan vlak voor de verduistering reclame op de maan projecteren.’
Ik knikte.
Ze keek me lang aan. ‘Natuurlijk niet, sukkel.’
Ik had verkeerd geknikt. Dat kreeg je als je niet goed luisterde en ik luisterde niet goed omdat ik de moed moest vinden om haar iets te vertellen wat ze niet wilde horen. Ik streek langs mijn kin. Stoppels. Tijd om me te scheren. Misschien moest ik dat eerst doen. Altijd als ik met een gezicht vol schuim voor de spiegel stond vroeg ik me af waarom ik dat eigenlijk nog deed, en dan hoorde ik steevast de stem van mijn moeder die zei dat het feit dat je niet naar buiten ging niet wilde zeggen dat je er niet presentabel uit moest zien.
Op Tiqui Tiqui’s poncho zaten vlekken. Ik wees ernaar. ‘Oude mensen hebben vlekken op hun kleren omdat ze slecht zien,’ zei ze. ‘Net als jonge mensen blind zijn voor de vlekken in hun karakter.’ Nina stond in de open keuken. Ze was jonger dan ik. Ze deed de afwas in de machine.
Tiqui Tiqui was niet goed in het omgaan met tegenslag, als ik iets van plan was wat haar niet helemaal beviel, ging ze al met deuren slaan. Als ik zo’n plan uitvoerde en haar ongenoegen niet terugdraaibaar werd, ging ze met spullen smijten, míjn spullen, uiteraard. Zelf vond ze dat een uitstekende manier van omgaan met tegenslag. Moest ik ook eens doen in plaats van naar de pillen te grijpen.
Mijn telefoon trilde in mijn zak. Een bericht van een onbekend nummer uit Uruguay. Op mijn schermpje stond: Onderweg naar de vogel. Morgen roulette.
Gas’ codes werden met de jaren onduidelijker, wat hem als afzender in ieder geval heel herkenbaar maakte.
Met vogel bedoelde hij het vliegtuig dat hij binnen een paar uur zou nemen. Wat hij met roulette bedoelde wist ik niet, maar morgen zouden we elkaar weer zien. Nog iets meer dan vierentwintig uur voor hij op Schiphol zou landen. Dat moest ik tegen Tiqui Tiqui zeggen: dat Gas er nu aan kwam. Tiqui Tiqui hield niet van logés. Afhankelijk van haar bui kon het blijven slapen van gasten ertoe leiden dat ze zich opsloot in een kamer (meestal koos ze hiervoor mijn kantoor) of dat ze met dingen ging smijten, in het slechtste geval het raam uit. Gastón was een slecht geval. Ik noemde hem Gas, zij noemde hem de kleine hijo de puta. Hij woonde in een hut zonder elektriciteit aan de droge kust van La Pedrera (Uruguay) en hij was met twee tussenstops onderweg naar Amsterdam (grachtengordel), waar hij mijn redding moest worden.
‘We krijgen een logé,’ zei ik. Zij deed of ze me niet hoorde.

 

2

De laatste keer dat Tiqui Tiqui en Gas elkaar hadden gezien was in 1991 in een bos even buiten La Pedrera. Zij had het gekocht, een bos kopen betekende in haar wereld dat de bomen van haar waren maar de grond niet. Ze wachtte op een gunstige tijd om te kappen en dan verzamelde ze haar vrachtwagens, haar kettingzagen en haar mannen om een tiental hectare woud binnen een week terug naar savanne te hakken. Meestal kapte ze aangeplant woud, maar die keer was het weer een oerbos – die oude oorspronkelijke bomen brachten veel meer op omdat ze langer brandden dan de eucalyptussen of dennen die ze normaal had.
Ze wist wel dat er milieuactivisten in de buurt waren, maar ze moest er nog achter komen dat die zich in haar bomen hadden vastgeketend. Gas zat het hoogst van allemaal.
‘Ik heb hem een kettingzaag leren gebruiken toen hij twaalf was,’ zei ze. ‘Daar had hij een eerlijke broodwinning aan gehad, maar wat heeft hij gedaan?’ Hij had het verkloot. Dat deed hij met alles. Ze hadden samen meer bomen gerooid dan de zuiderstorm tot hij van de ene op de andere dag met de groene anarchisten was gaan heulen.
‘Zomaar!’ zei ze, maar het was niet zomaar gegaan. Je kon de route die Gas daar had gebracht volgen alsof die op een kaart was getekend en dat ze precies in haar bos gingen actievoeren, was ook geen toeval. Dat hij niet meer bij haar woonde of werkte, wilde niet zeggen dat hij niet met haar mannen omging en bronnen die je had, moest je gebruiken.
‘Hij zal ze wel drugs hebben gegeven,’ zei Tiqui Tiqui, maar dat soort dingen deed Gas niet. Toen niet in ieder geval.
Dat de boomkrot waar Gas zich in had vastgeketend, net naar beneden stortte toen zij eronder stond, was volgens Tiqui Tiqui opzet. Hij had de balken zo vastgemaakt dat hij met één handbeweging alles naar beneden kon laten komen. Poging tot moord. Voorbedachten rade. Doodslag. Dat ik dat niet geloofde kon zij niet verkroppen want ik hoorde als geen ander te weten wat een zwak voor sabotage die hoerenzoon had.
Ik stond met de Hostie bij de tent beneden waar we het eten voor de actievoerders beschermden tegen de mieren. Het moeilijkste van ecologisch actievoeren is soms de natuur ervan overtuigen dat je aan haar kant staat.
Gas zat op zo’n tien meter hoogte in zijn T-vormige bouwsel. Vanaf de grond riep Tiqui Tiqui dat ze het hele bos in de fik zou steken als hij niet naar beneden kwam, oude bomen of niet, haar kon het niet schelen, ze was zelf ook oud en niemand beschermde haar. Het was haar bos. Zij had het gekocht. Met haar centen.
Gas stak een sjekkie op. Hij blies de rook uit en toen ging de hele boel scheef onder zijn voeten. Hij kon zich nog net aan een stuk hout vasthouden toen de andere kant met twee schokken een stuk lager kwam te hangen dan de doorgezakte eerste zijde. In het gekraak was even een moment stilte en toen smakte zijn hele behuizing in één keer terug naar moeder aarde, lijnrecht langs de stam zonder een tak te raken.
Tiqui Tiqui bleef stilstaan.
Ze hield er een scheur in haar schedel aan over, een verbrijzelde heup, een vergruisde schouder en een arm die op vijf plaatsen gebroken was.
Haar mannen trokken de balken van haar af, geholpen door de actievoerders. Ze kwam bewusteloos en vuil tevoorschijn. Ik had haar nooit zo klein en zo stil gezien. Ze werd in een pick-up getild en naar de stad gereden, waar ze bij aankomst in het ziekenhuis dood werd verklaard. Gas had alleen wat schrammen.

 

3

Het was al twintig jaar geleden dat Gas die boomhut op Tiqui Tiqui zette, maar ze had hem geen seconde vergeven. Ik ging tegenover haar zitten aan de Odesi-tafel die te groot en te duur was, zoals alles wat ik in die laatste jaren had aangeschaft. Het huis was het grootst en het duurst van alles geweest, ik denk dat ik dacht dat ik me een thuis kon kopen.
Tiqui Tiqui bleef naar haar scherm staren. Ik haalde diep adem om het onderwerp ‘logé’ weer aan te zwengelen.
‘Iemand heeft aan mijn spullen gezeten,’ zei ze luid.
Nina was in de keuken bezig. Ze kon ons horen en ze hield er niet van beschuldigd te worden. Nina kwam uit Kenia en ze was zo trots dat ze volgens Tiqui Tiqui het land zonder enige waardigheid achter moest hebben gelaten. Trots met de T van titanen, zei ze. Nina sprak geen Nederlands en ze kookte alleen dingen die ze zelf lekker vond, maar schoonmaken deed ze uitstekend en ze vond het niet erg om de hond uit te laten. In tegenstelling tot haar voorgangers was ze bovendien gebleven. Inmiddels was ze er al twee jaar. Op Tiqui Tiqui na was alleen de hond Eugenio langer dan Nina bij mij, maar de hond had niet zoveel keuze. Het enige wat ik moest doen om Nina te behouden was zorgen dat ik haar niet kwaad maakte, maar hetzelfde gold eigenlijk voor Tiqui Tiqui en waarschijnlijk voor de hond.
‘Niemand zit aan je spullen,’ zei ik snel.
‘O nee?’ Tiqui Tiqui begon aan de lijst van mensen die volgens haar aan haar spullen hadden gezeten. Ze bewoog haar vork alsof ze een orkest dirigeerde. Mensen die we allebei kenden, mensen die alleen zij kende, Zuid-Amerikanen, Nederlanders, parelsnoeren, zilveren vorken, alles kwam voorbij. En nu was al haar krediet bij Pokerplanet ineens weg. Als sneeuw voor de zon verdwenen. Wat ik daaraan ging doen. Ze knikte in Nina’s richting.
Sinds Tiqui Tiqui op internet kwam, had ze een bron van inkomsten en was ze onuitstaanbaar geworden. Niet dat ze daarvoor een warm bad was, maar ze had in ieder geval minder te vertellen en ze kon al helemaal geen afzichtelijke dingen kopen die ze overal in huis neerzette. Het ergst was de bunker, een gigantische hondenmand van bruin pluche met een dakje en drie verschillende compartimenten die door tunnels verbonden werden zodat je Eugenio er met geen mogelijkheid uit kon krijgen als hij zin had om verstopt te blijven. Hij was een kruising die resulteerde in een klein langharig hondje met een introvert karakter en lak aan hygiëne.
‘Ik heb de voorkamer boven nodig,’ zei ik, die was in theorie van haar maar ze had hem nooit willen aannemen. Ze gaf me een papiertje, een vertrouwelijke notitie waar nummers en websites op stonden. Het waren de bedragen die ze op internet had uitstaan. Ze gaf me die notities voor als haar iets overkwam. Alsof dat mogelijk was. De meeste ongelukken konden misschien wel binnenshuis gebeuren, maar dan moest je wel iets doen en zij zat de hele dag alleen maar te zitten.
‘Al mijn tegoed, ja? Weet jij hoeveel stukjes jij daarvoor moet verkopen?’
Niet in meegaan, niet in haar wanen meegaan.
Ik zocht mezelf in de weerspiegeling in het raam. Het was een truc die mijn psychiater me geleerd had. In bestek, in een glas, in elk spiegelend vlak kon je jezelf terugvinden als het nodig was. Dat bood houvast. In de grote ramen aan de voorkant kon ik ons zien zitten in de driehoek van licht die uit de lamp scheen die ze op eBay gekocht had. Het was een uur of elf ’s ochtends maar buiten was het donker genoeg om binnen de lichten aan te hebben.
Ik had Gas’ ticket in de zomer gekocht en sindsdien had ik niets gedaan wat zijn komst had kunnen verraden. Hoe minder tijd Tiqui Tiqui had om zijn verblijf te saboteren hoe beter, maar nu moest ik het haar wel laten weten, want binnen vierentwintig uur zou hij op Schiphol zijn en de logeerkamer had nog het meest weg van een opslagruimte. Nina en ik hadden een hoop te doen. In de weerspiegeling zag ik er rustig uit; wit overhemd, grijze pantalon. Ik haalde een hand langs mijn kin. Scheren. Ik moest het niet vergeten.
‘Gastón komt.’ Ze bleef naar haar beeldscherm staren, alsof ze een bak lava over zich heen had gekregen.
Ik probeerde van het moment te genieten.
Tiqui Tiqui rechtte haar rug.
Ik slikte, ik wilde het niet doen, maar ik slikte.
Ze keek me aan met haar pikzwarte ogen en bleef dat doen. Alsof ze in mijn gedachten gluurde, alsof ze daar aan het checken was of ik loog. Ik keek terug, zo lang als ik kon in ieder geval.
Ze stond op, liep de kamer uit en stampte de trap op. Boven sloeg de deur naar de voorkamer dicht. Voor een bejaarde was ze behoorlijk snel en soms was ze snel voor een achttienjarige. Ze vloekte en sloeg de deur nog een keer dicht. Ik had de vergrendeling eruit laten halen. Bij de meeste deuren. Sleutels verstoppen was zinloos want ze vond ze altijd en dan kon ik nergens meer in.
‘Hij krijgt mijn kamer niet!’ riep ze van boven aan de trap.
Dat was de kamer die ze altijd had geweigerd. Ze zou het bed wel voor de deur schuiven.

Nina draaide een kraan dicht en liep om het keukeneiland heen, haar handen op haar heupen. Rond haar hoofd een ingewikkeld patroon van vlechtjes.
A visitor tomorrow?’ vroeg ze. ‘You didn’t share that with me. How long is he staying?’ Nina vond altijd dat ik mijn plannen moest voorleggen, volgens Tiqui Tiqui op een manier dat het leek op vragen om toestemming. ‘You contract me to attend to one person. Not two. Not three. Just the one.
Boven schoof een zwaar object over de vloer.

 

Copyright © 2017 Carolina Trujillo

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum