Leesfragment: Waterscheerling

23 juli 2017 , door Rascha Peper
|

Op 25 juli verschijnt Rascha Pepers Waterscheerling. Lees bij ons alvast een fragment.

Stella, die het langst van iedereen onder water kan blijven, is kort na haar achttiende verjaardag opeens verdwenen. De deksel van de waterput achter het huis ligt ernaast, de put waarin, zo werd gezegd, een kinderlokkend oud wijf zou wonen. Pirre, Stella’s ontroostbare vriend, laat zich er op een nacht in zakken, valt en tuimelt in een onderwaterwereld. Die lijkt op de gewone wereld, alleen is het er stil en deint alles op de stroming. Als hij Stella uiteindelijk vindt, mag hij proberen haar mee terug te nemen. Lukt het hem om met haar naar de overkant van het meertje te zwemmen, zonder om te kijken?

Geïnspireerd door het sprookje van Vrouw Holle en de mythe van Orpheus en Eurydice, vertelt Rascha Peper een ontroerend verhaal over de liefde en de dood. Sylvia Weve maakte er prachtige tekeningen bij.

N.B. Zie ook fragmenten van Pepers eerdere werk Handel in veren en Vossenblond en Zwartwaterkoorts.

 

 

De kinderen van wisselwachter Tienverloren waren grootgebracht met ontzag voor de waterput achter hun huis. Ruim voordat de ouders halverwege de jaren vijftig het afgelegen huis aan de rand van een Veluws dorp betrokken hadden, was de put al niet meer in gebruik, maar zodra de oudste zoon kon lopen, had de jonge vader er nog een nieuw eikenhouten deksel op laten maken, waarop hij het zwaarste brok steen had gelegd dat hijzelf, toentertijd in de kracht van zijn jaren, kon tillen. Een enkele keer ging het deksel van de put en mochten de kinderen, stevig vastgehouden, in de diepte roepen om de echo te horen, te spugen en steentjes te gooien. Voor de rest mocht er niet op de putrand geklommen en niet aan de verroeste zwengel gehangen worden. Je bleef ervandaan en daarmee uit. Niet dat de ouders ook maar enig geloof hechtten aan het verhaal van de vorige bewoner, een onbetrouwbare zuiplap, dat onder in de put een kinderlokkend oud wijf woonde – gewoon tijdens het spelen in de put vallen leek hun al erg genoeg.
Het verbod gold vooral de twee oudsten, de jongens. Die klommen er, als ze dachten dat niemand het zag, toch bovenop, deden verspringwedstrijden vanaf de rand, verzonnen constructies om hem tot hut te verbouwen, maakten er een draaimolen van waaromheen de bok in galop een karretje moest trekken, en incasseerden regelmatig een oorvijg van hun vader. Toen het nakomertje geboren werd, was de ergste voorzichtigheid van de ouders al afgenomen en toen het dochtertje opgroeide, bleek ook dat zij niet vermaand hoefde te worden.
Hoewel zij de wilde spelletjes van haar broers niet uit de weg ging, leek de put voor Stella een rustpunt, de vertrouwde spil van de wereld, van waaruit zij het leven observeerde. Als peuter al hees ze zichzelf, voordat iemand het in de gaten had, erbovenop en kon een tijdlang stilletjes naast de zware steen op het deksel zitten wachten tot er een trein langskwam. Ouder wordend ging ze er tegen haar pop zitten praten. Ze lieten haar op het laatst maar begaan, Stella haalde geen halsbrekende toeren uit. Wel deed ze iets onverwachts, toen ze vier jaar was. Ze had een kettinkje van bloedkoralen, door haar grootmoeder geregen, waar ze dol op was en dat ze altijd om wilde hebben. Toen de grote jongens weer eens over de putrand mochten kijken en de vader zich met zijn dochter op de arm eveneens vooroverboog, greep ze dat snoertje vast, trok het kapot en wierp het in de put. Niemand snapte het en ze moest er zelf om huilen, maar het mocht geen naam hebben: een kindersnoertje van bloedkoraaltjes.

 

Copyright tekst © 2017 erven Rascha Peper
Copyright illustraties © 2017 Sylvia Weve

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum