Leesfragment: Zwarte bladzijden uit de vaderlandse geschiedenis

26 november 2017 , door Rob Hartmans
| |

27 november wordt  Zwarte bladzijden uit de vaderlandse geschiedenis, door Rob Hartmans, gepresenteerd bij Athenaeum Boekhandel. Lees hier alvast een voorpublicatie.

In Zwarte bladzijden uit de vaderlandse geschiedenis gaat journalist en historicus Rob Hartmans in op de donkerste episodes uit onze geschiedenis. De terechtstelling van Oldenbarnevelt, de moord op de gebroeders De Witt, de slavenhandel, de kinderarbeid in de keramiekfabrieken, de Jodenvervolging en de collaboratie in de Tweede Wereldoorlog, de politionele acties in Nederlands-Indië, de misdragingen van Dutchbat in Srebrenica, de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh. De rouwranden van ons verleden zijn soms omstreden. Maar ze horen net zo zeer bij ons als de glorieuze momenten. Rob Hartmans benoemt deze zwarte bladzijden, omdat we er recht op hebben te weten wat er gebeurd is: ook als dat pijnlijk is. Enkele hoofdstukken uit dit boek verschenen eerder in Historisch Nieuwsblad.

 

Woord vooraf

Een boek als dit hoort natuurlijk helemaal niet te verschijnen. Zwarte bladzijden uit de Nederlandse geschiedenis? Hoe kom je erbij! We hebben toch alle reden om trots te zijn op onze geschiedenis? Het heeft toch helemaal geen zin om het eigen nest te bevuilen? Zijn we niet al veel te lang opgezadeld met de zelfhaat van de linkse kerk en is de weg-met-ons-mentaliteit van de elite niet de belangrijkste oorzaak van het volledig mislukken van de integratie van minderheden?
Geluiden als deze zijn de afgelopen vijftien jaar steeds sterker geworden, en uiteraard is het zo dat de geschiedenis van Nederland niet louter bestaat uit zwarte bladzijden. Hoewel ik het altijd vreemd vind om ‘trots’ te zijn op wat anderen – in dit geval onze voorouders – hebben gepresteerd, is er in de Nederlandse geschiedenis veel dat waardering verdient en dat ons zelfs kan inspireren. In vergelijking met andere Europese landen was de Republiek in de zeventiende eeuw bijvoorbeeld een tamelijk vrij en tolerant land, waar een gunstig klimaat heerste voor innovatieve denkers en wetenschappers, terwijl ook de schilderkunst hier op een ongekend hoog peil stond. Bovendien voltrekken politieke revoluties zich hier over het algemeen vrij geweldloos. Zo kwam in 1848 zonder bloedvergieten een moderne grondwet tot stand, die de grondslag vormt voor de democratische rechtsstaat die we nog altijd hebben. En ook in de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw omarmde Nederland zonder veel problemen nieuwe ideeën als inspraak en zeggenschap voor burgers, gelijke rechten voor man en vrouw en acceptatie van homoseksualiteit. Dit nadat in de jaren vijftig een fatsoenlijke verzorgingsstaat was opgebouwd, die alle burgers een menswaardig bestaan garandeerde.
Maar net zoals geen enkel mens alleen uit goede eigenschappen bestaat, is er ook geen land waarvan de geschiedenis louter uit glorieuze momenten en nobele daden bestaat. Ook in de geschiedenis van Nederland is veel aan te wijzen wat gruwelijk of onrechtvaardig was. Naast heldendom treffen we ook veel lafheid aan, naast opoffering veel opportunisme, naast innovatie en ondernemingszin veel hebzucht en agressie. Daarom horen de zogenoemde ‘zwarte bladzijden’ ook thuis in het boek van de Nederlandse geschiedenis.
Maar wat zijn nu eigenlijk ‘zwarte bladzijden’? En heb je daar ook soorten en maten in? Wanneer we de geschiedenis van Nederland bestuderen, ontkomen we er niet aan dat er gebeurtenissen of periodes zijn die we eigenlijk beschamend vinden, waarvan we liever hadden gezien dat het allemaal anders was gelopen. Zo’n episode kunnen we een zwarte bladzijde noemen, maar daarmee is nog niet gezegd wat er nu eigenlijk zo erg was. Vaak is er immers sprake van een of meer ‘daders’, dat wil zeggen lieden die willens en wetens dingen deden die soms in het verleden al, maar in ieder geval nu, werden beschouwd als misdadig. Het ophangen van katholieke priesters, de slavenhandel, het uitmoorden van hele dorpen in de koloniën of het kapen van treinen zijn hiervan duidelijke voorbeelden. Maar vaak ook gaat het om gevallen waarin mensen die, geconfronteerd met de wandaden van anderen, hun eigen waarden en normen verzaken. De schuld voor het vermoorden van Joden en Bosnische moslims ligt duidelijk bij respectievelijk de nazi’s en de nationalistische Serviërs, maar in beide gevallen zijn er kritische vragen gesteld omtrent de houding van de ‘omstanders’. Simpele antwoorden op deze vragen zijn er niet, maar dat wil niet zeggen dat ze niet gesteld moeten worden.
Zoals altijd moet bij het bestuderen van de geschiedenis gekeken worden naar de context. Waren er mogelijkheden om iets te doen aan de wandaden of misstanden? Hoe ‘normaal’ was iets? Wanneer we onze hedendaagse maatstaven klakkeloos op het verleden toepassen, zitten we vrijwel de hele tijd afkeurend met ons hoofd te schudden. Je moet dus wel kijken naar de waarden en normen die in een bepaalde tijd golden, maar dat wil niet zeggen dat je geen enkel oordeel kunt vellen. Het is belangrijk om te kijken of er in die tijd zelf al protesten te horen waren, of er toen al kritiek was op bepaalde zaken die wij nu afkeurenswaardig vinden. Wanneer je die vindt, laat dat zien dat er geen algemene norm was die het gebeurde goedkeurde. We zullen zien dat er al ten tijde van de Martelaren van Gorcum mensen waren die wreedheden van de watergeuzen afkeurden, en dat er ook begin zeventiende eeuw al kritiek was op het optreden van Jan Pieterszoon Coen. Dat tijdgenoten protesteerden geldt ook voor verschijnselen als de slavenhandel en de oorlog op Atjeh. Het argument dat je dergelijke zaken niet mag veroordelen omdat je ze ‘in hun tijd moet zien’ is dus vaak niet erg overtuigend.
Wanneer we kijken naar gebeurtenissen uit het verleden dient het normbesef uit die tijd zelf een belangrijke leidraad te zijn. Wie bijvoorbeeld van mening is dat je geen kritisch oordeel mag vellen over de wijze waarop na de Tweede Wereldoorlog collaborateurs en vrouwen die een relatie met een Duitser hadden gehad werden behandeld, omdat je dat ‘in de context van de oorlog’ moet zien, vergeet dat er ook toen mensen waren die bepaalde excessen afwezen omdat ze vonden dat dit wel heel erg leek op wat de nazi’s hadden gedaan. Zij waren bang dat de Nederlanders zouden afzakken naar hetzelfde lage peil en vonden het volstrekt ongeloofwaardig om nazimisdaden te bestraffen met nazimethodes. Dit zien we ook al in de beginjaren van de VOC, toen de vrijheidsstrijd van de door Coen uitgeroeide Bandanezen werd vergeleken met die van de Nederlanders tegen Spanje, een strijd die toen zelfs nog gaande was.
Bovendien kun je ook achteraf constateren dat bepaalde normen niet of onvoldoende werden nageleefd. Toen ik een vriend vertelde dat ik een hoofdstuk zou wijden aan de Martelaren van Gorcum, vond hij dit onzin. Zijn argument was dat de katholieken en Spanjaarden veel meer ‘ketters’ hadden verbrand dan dat er katholieke geestelijken waren vermoord. Los van het feit dat het tegen elkaar wegstrepen van misdaden uit ethisch oogpunt nogal onbevredigend is, is het ook zo dat je mensen of bewegingen mag beoordelen naar hun eigen normen. Wanneer je bijvoorbeeld stelt dat het niet terecht is om negatief te oordelen over de communisten die onder Stalin hele etnische bevolkingsgroepen naar Siberië deporteerden, omdat de nazi’s dergelijke dingen ook deden, verlies je uit het oog dat de communisten beweerden dat ze het beste voorhadden met de mensheid. In verschillende opzichten hadden zij veel meer pretenties dan de nationaalsocialisten, dus mag je ze daar ook op ‘afrekenen’. En de Nederlandse Opstand wordt tegenwoordig in belangrijke mate gezien als een strijd om gewetensvrijheid en tolerantie ten opzichte van andere godsdiensten. Wanneer je het verbranden van protestanten omwille van hun geloof afwijst, moet je het opknopen van katholieken omwille van hun geloof ook veroordelen. Iemand als Willem van Oranje was weliswaar geen heilige, maar het vervolgen van katholieken wees hij af.
Er zijn echter ook mensen die van mening zijn dat je als historicus helemaal niet moet oordelen, dat je het verleden gewoon feitelijk moet beschrijven, ‘wie es eigentlich gewesen ist’, zoals de grote negentiende- eeuwse historicus Leopold von Ranke schreef. Maar de richting waartoe hij behoorde, het zogenoemde historisme, was een reactie op de sterk religieus of ideologisch geïnspireerde geschiedschrijving uit vroeger eeuwen, waarin het verleden werd gezien als de weg naar een verheven doel, waarbij op hoogst selectieve wijze werd omgesprongen met de beschikbare historische bronnen. Ranke en de zijnen pleitten voor een zo objectief mogelijke geschiedschrijving, gebaseerd op bronnen uit de periode zelf, met zo min mogelijk ideologische ‘inkleuring’. Geschiedenis is echter geen ‘waardevrije’ wetenschap zoals natuur- of scheikunde, en ook de historisten bleken niet immuun voor ideologie – in hun geval het in de negentiende eeuw sterk opkomende nationalisme. Zo oordeelden ze impliciet vaak toch – had een vorst de opkomst van de natiestaat bevorderd of juist tegengewerkt? – en voorkwamen ze dat hun boeken louter verzamelingen losse feitjes werden. Historici vertellen namelijk verhalen. Die verhalen moeten gebaseerd zijn op feiten, maar over de selectie van de feiten kan altijd getwist worden. Die selectie, de keuze om juist dít verhaal te vertellen, is namelijk afhankelijk van de opvattingen van de historicus. En dus spreekt de historicus, al dan niet expliciet, oordelen uit over het verleden. Daar is niets mis mee, zolang hij dat naar eer en geweten doet, en zich bewust is van zijn eigen referentiekader. Wanneer je niet oordeelt, wanneer je bijvoorbeeld weigert een onderscheid te maken tussen ‘zwarte’ en ‘witte’ bladzijden, maak je van het verleden één grote grijze brij van dingen die nu eenmaal gewoon gebeurd zijn – ach ja, shit happens. Bij de gewetensvolle historicus gaat het nooit om een gemakkelijk oordeel achteraf, maar om het toepassen van normen die in de door hem bestudeerde tijd leefden. Dat wil niet zeggen dat ze bij iedereen leefden, maar dat geldt ook vandaag de dag nog. Wanneer een pedoseksueel wordt opgepakt wegens misbruik van kinderen, verklaren nogal wat mensen zich voorstander van straffen die eerder thuishoren in de zestiende eeuw dan in onze rechtsstaat. Bovendien ontwikkelt het norm- en rechtsbesef zich voortdurend. Tot ver in de negentiende eeuw werden niet alle inwoners van een land gerekend tot de staatsburgers, die naast bepaalde plichten ook rechten hebben. Vooral de leden van ‘mindere standen’ werden niet gezien als volwaardige burgers, maar eerder als onberekenbare wilden die stevig onder de duim moesten worden gehouden. Vandaar dat het heel lang normaal was om bij ongeregeldheden het leger in te zetten en het opstandige ‘gepeupel’ overhoop te schieten. Uit mijn verhaal wordt duidelijk dat in Nederland vrij laat het besef doordrong dat dit verwerpelijk was, terwijl ook wordt beschreven hoe de ideeën over kinderarbeid veranderden.
Uiteraard is de ene zwarte bladzijde de andere niet, en ook de episodes die in dit boek worden beschreven zijn van uiteenlopende aard. Zo zijn incidenten als de moord op de gebroeders De Witt of op Pim Fortuyn niet te vergelijken met langlopende misdaden als de slavenhandel of het uitbuiten en onderdrukken van de koloniën. En zoals gezegd ligt de ene keer meer de nadruk op de daders en de andere keer op de meelopers of omstanders. Bovendien zijn sommige zwarte bladzijden veel bekender dan andere. Dat in een boek als dit de slavenhandel, de Jodenvervolging en de oorlogsmisdaden in Indonesië worden behandeld is onontkoombaar, maar niet iedereen denkt bij dit onderwerp meteen aan de Martelaren van Gorcum of aan kinderarbeid, en van het enorme bloedbad dat in 1740 werd aangericht onder de Chinese inwoners van Batavia hebben de meeste Nederlanders nog nooit gehoord. Bij de minder bekende zwarte bladzijden, en in die hoofdstukken die vooral over één concrete gebeurtenis gaan, heb ik meestal gekozen voor een sterk beschrijvende aanpak. Bij de grotere of meer bekende onderwerpen heeft het hoofdstuk doorgaans een essayistisch karakter.
Dat ik voor een boek over zwarte bladzijden uit onze geschiedenis bepaalde onderwerpen wel en andere niet heb uitgekozen, houdt uiteraard al een oordeel in. Sommige mensen, zoals die ene vriend van mij (die me overigens wel het idee aandroeg voor het stuk over militair geweld tegen de eigen bevolking), zullen misschien de wenkbrauwen fronsen bij het zien van de inhoudsopgave. En anderen zullen zich wellicht verbazen over het oordeel dat ik uiteindelijk uitspreek. Vooral bij de meer recente onderwerpen is die kans groot. Ik neem in ieder geval aan dat er tegenwoordig nog weinig voorstanders zijn van de slavenhandel, of mensen die vinden dat Jan Pieterszoon Coen het volste recht had om de bevolking van de Banda-eilanden uit te roeien. Maar waarom neem ik in een boek over zwarte bladzijden eigenlijk de krakersrellen op, en wat ga ik over Srebrenica zeggen? Het is heel goed mogelijk dat verschillende lezers het niet eens zullen zijn met wat ik schrijf over het Nederlandse aandeel in de moord op de Joden, over de wijze waarop werd gereageerd op de Molukse terreuracties van de jaren zeventig, of over de periode na de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh. De oordelen die ik uitspreek – de ene keer explicieter dan de andere keer – zijn niet die van een rechter, maar die van een historicus, die zich ervan bewust is dat het debat over de geschiedenis nooit ophoudt.

pro-mbooks1 : athenaeum