Leesfragment: 80 jaar oorlog

24 september 2018 , door Gijs van der Ham
|

28 september verschijnt 80 jaar oorlog van historicus Gijs van der Ham. Lees hier alvast de eerste pagina's van het hoofdstuk 'Chaos'.

In 80 jaar oorlog beschrijft historicus Gijs van der Ham hoe verzet, opstand en burgeroorlog ervoor zorgden dat de bestaande Nederlanden in twee delen uiteenvielen. Het noorden, het huidige Nederland, werd onafhankelijk. Het zuiden, nu grofweg België, bleef onderdeel van het Spaanse rijk. Pas tachtig jaar en drie generaties later kon vrede worden gesloten.

In 2018 is het 450 jaar geleden dat de Tachtigjarige Oorlog begon (1568-1648). Dit is de aanleiding voor het boek 80 Jaar Oorlog. De geboorte van Nederland, de gelijknamige tentoonstelling in het Rijksmuseum van 12 oktober 2018 – 20 januari 2019, en de zevendelige televisieserie onder dezelfde titel van de NTR die vanaf 28 september uitgezonden wordt.

Alle drie laten zij zien hoe onderwerpen zoals tolerantie, godsdienstvrijheid, zelfbeschikkingsrecht en identiteit – ook nu nog relevant –, een cruciale rol speelden in het ontstaan van het huidige Nederland en België. De vormgeving van 80 jaar oorlog is in handen van de gerenommeerde grafisch ontwerper Irma Boom. Dit rijk geïllustreerde boek is gebaseerd op voorwerpen en kunstwerken uit de tentoonstelling en verhalen uit de televisieserie. Daarnaast bevat het beschouwende essays van Judith Pollmann en Peter Vandermeersch.

 

Chaos

Er is geen ontkomen aan. Niet voor ons als toeschouwers en zeker niet voor degenen die op het schilderij staan [afb. 1]. Moord, verkrachting, plundering en vernieling domineren, ellende en geweld spatten ervan af. Een lange straat is bedolven onder mensen, van wie sommige naakt zijn en vele dood, verminkt, ontmand zelfs. Rovende en moordende soldaten dringen huizen binnen, vrouwen worden in bed aangevallen, andere aan hun borsten opgehangen, een enkeling springt uit het raam of vlucht het dak op. Vooraan worden enkele zichtbaar rijke stedelingen belaagd. Aan het eind van de straat staan huizen en het stadhuis in brand, zwarte rook verduistert de hemel. De plaats van handeling is Antwerpen, de rijkste en grootste stad in de Nederlanden, waar zo’n honderdduizend mensen wonen. Het is november 1576 en chaos overheerst.
Het was allemaal begonnen op zondag 4 november. Rond het middaguur trokken enkele duizenden soldaten van het koninklijke Spaanse leger Antwerpen binnen vanuit de citadel aan de zuidkant van de stad. De meeste waren al lang onder de wapenen, maar de laatste maanden, jaren soms, hadden zij geen soldij meer ontvangen. Ten einde raad waren velen van hen vooral in de zuidelijke gewesten openlijk gaan muiten en plunderen; een paar weken eerder nog hadden zij in Maastricht huisgehouden, met honderden burgerslachtoffers als gevolg. Dit soort acties had deze soldaten, die vooral uit de Franstalige Nederlanden, Duitsland en Italië kwamen en die meestal door Spaanse officieren werden aangevoerd, ronduit gehaat gemaakt. In de zomer van 1576 waren de Staten van Brabant daarom zelfs als tegenwicht eigen troepen gaan werven. De eis aan koning Filips ii om zijn leger terug te trekken klonk luider en luider. Toen zich die herfst duizenden van zijn soldaten, waaronder veel muiters, in de citadel van Antwerpen samentrokken, was de spanning in Antwerpen dus om te snijden. Improviserend liet het stadsbestuur door eigen manschappen barricades opwerpen en riep het inwoners op zich te bewapenen. Toch ging het die zondag goed mis. De stedelijke verdediging werd overlopen, de stad kon de woede en frustratie van de soldaten niet in toom houden.

Uit: 80 jaar oorlog. Anoniem, De Spaanse Furie in Antwerpen in november 1576, ca. 1580
Anoniem, De Spaanse Furie in Antwerpen in november 1576, ca. 1580

Deze dagen van terreur zijn bekend geworden als de Spaanse Furie. Het was voor veel inwoners een traumatische ervaring, sommige vergeleken het zelfs met de Dag des Oordeels. Het stadsbestuur beklaagde zich uitgebreid bij de Staten-Generaal, het orgaan waarin de zeventien Nederlandse gewesten waren verenigd, en er verschenen pamfletten waarin alle ellende in geuren en kleuren werd opgedist, en prenten waarin het geweld openlijk werd verbeeld. Dit schilderij is deels op dit soort voorstellingen gebaseerd. Het toont een opeenstapeling van gruwelijke gebeurtenissen die zeker niet gelijktijdig plaatsvonden en voor een deel zelfs verzonnen zijn om de zaak nog erger voor te stellen dan die al was. Zo is het uiterst onwaarschijnlijk dat slachtoffers werkelijk naakt rondliepen en katholieke geestelijken midden op straat tevreden alle geweld in zich opnamen. De muitende soldaten ging het allereerst om geld en goederen, maar als daar een moord of een marteling voor nodig was, lieten ze die zeker niet na. Zelfs nu bestaat over het aantal dodelijke slachtoffers nog geen duidelijkheid; de schattingen lopen uiteen van enkele honderden tot zo'n achtduizend.
Hoe dan ook, het geweld dat de stad overspoelde, was immens en had desastreuze gevolgen. Verschillende straten en wijken gingen in vlammen op, honderden huizen werden verwoest, net als het symbool van dit welvarende handelscentrum . het imposante stadhuis dat in 1565 in gebruik was genomen. De vooraanstaande Duitse familiefirma Fugger zou twee miljoen gulden hebben verloren, de beroemde drukker Christoffel Plantijn moest met veel geld de plundering van zijn bedrijf voorkomen. Deze aanval op Antwerpen is het dieptepunt in een ontwikkeling die al vele jaren gaande was en die de Nederlanden ingrijpend zou veranderen. Maar hoe kon het zo enorm uit de hand lopen? Waar was de orde van Filips gebleven? Wat was er na 1559 in godsnaam misgegaan?

Misschien wel het grootste probleem van de door Filips nagestreefde orde was dat deze van bovenaf werd opgelegd en de Nederlanden geen werkelijke eenheid waren. Voortdurend stak de hardnekkige en schier onoverbrugbare tegenstelling de kop op tussen enerzijds de vorstelijke wens tot een centraal bestuur, dat trouwens vooral nodig was om efficient belastingen te heffen, en anderzijds de gekoesterde autonomie van zowel de gewesten als veel steden. Edelen en stadsbesturen wilden wetgeving, rechtspraak en belastingheffing . kortweg de 'privileges' genoemd . in eigen hand houden en niet aan de regering in Brussel afstaan. Vooral de adel nam een ferm standpunt in en had ook veel te verliezen . macht en inkomsten vooral. Filips werd daarom na zijn vertrek naar Spanje steeds vaker verweten de belangen van de Nederlanden te veronachtzamen, meer te luisteren naar zijn Spaanse vertrouwelingen in Madrid dan naar zijn traditionele Nederlandse adviseurs in Brussel, en de welvarende Nederlanden te laten meebetalen aan oorlogen die hij elders voerde.
Een aantal kwesties was de hoge adel in het begin van de jaren zestig in het bijzonder een doorn in het oog. Zo wekte de steeds prominentere positie van de jurist en bureaucraat Granvelle veel argwaan. Na Filips' vertrek merkten de edellieden dat veel besluiten buiten hen om werden genomen en dat zij de greep op het beleid verloren. Oranje, Egmont, Horne en andere vooraanstaande edelen waren zelfs niet gekend in het belangrijke besluit om nieuwe bisdommen op te richten. Binnen twee jaar na Filips' vertrek uit de Nederlanden protesteerden Oranje en Egmont al bij de koning dat zij onvoldoende bij het bestuur werden betrokken en er te weinig met hun belangen werd rekening gehouden. Filips trok zich daar niets van aan, waardoor het conflict nog hoger opliep. In maart 1563 eisten de voornaamste edelen vervolgens het ontslag van Granvelle; gebeurde dit niet, dan stopten zij met hun bestuurlijke taken, waaronder hun lidmaatschap van de Raad van State. Uiteindelijk zwichtte Filips en liet hij Granvelle vallen.
Ondertussen begon een heel ander thema de samenleving te verdelen. Al tientallen jaren kampte de officiële, katholieke kerk met gelovigen die een eigen weg op gingen. De Duitse theoloog Maarten Luther had in 1517 verschillende ingesleten kerkelijke gebruiken openlijk bekritiseerd en veel bijval gekregen. Hij en zijn volgelingen waren van mening dat de ware beginselen van de christelijke leer werden verwaarloosd en zelfs met voeten getreden. Het moest weer gaan om de kern van het geloof en om het directe Woord van God - om de Bijbel en niet om uiterlijkheden als aflaten, heiligenverering en rijkversierde kerken. De directe relatie tussen de gelovige en God was essentieel, zonder tussenkomst van priesters en rituelen.
In de Nederlanden hadden de 'ketterse' ideeën om het geloof en de kerk te hervormen na 1520 vooral in handelssteden veel aanhangers gekregen, maar op gezag van Karel V waren de autoriteiten erin geslaagd om die krachtdadig en gewelddadig de kop in te drukken; desondanks bleven enkele antikatholieke groeperingen actief. Vanaf het midden van de jaren vijftig was echter vanuit Frankrijk een veel militantere en radicalere hervormingsbeweging opgedoken die onder leiding stond van Jean Calvin - Calvijn - en strak was georganiseerd. Zijn aanhang, die voor een deel bestond uit Nederlanders die eerder vanwege het geloof in ballingschap waren gegaan, was in een opvallend rap tempo toegenomen - al bleef het om een kleine minderheid gaan - en liet van zich horen op een manier die ongekend was.
De hierdoor snel toegenomen religieuze onrust begon omstreeks 1565 samen te lopen met de onvrede op bestuurlijk vlak, zeker toen Filips de bestaande strenge maatregelen tegen antikatholieke groeperingen onverminderd wilde blijven uitvoeren. Zowel veel stadsbesturen als een groot deel van de adel vonden deze verordeningen onuitvoerbaar en zagen ze als een regelrechte bedreiging voor hun eigen rol in het bestuur, voor de autonomie van de Nederlandse gewesten, en voor de maatschappelijke rust en de toch al kwetsbare economie in de steden.
De tegenstellingen verscherpten zich, zoals blijkt uit de toespraak die Oranje op 31 december 1564 in de Raad van State hield. Hierin keerde hij zich regelrecht tegen Filips’ beleid door te stellen dat vorsten zich niet met het geloof van hun onderdanen hoorden te bemoeien. Het was aan dovemansoren gericht: vanuit Spanje liet de koning in oktober 1565 weten zijn beleid onverkort te handhaven. Van matiging kon geen sprake zijn: wie aan de Kerk kwam, ontwrichtte naar zijn stellige overtuiging de maatschappelijke orde én zijn koninklijk gezag, en dat was in geen geval toelaatbaar. Zelfs pogingen van landvoogdes Margaretha van Parma om hem tot een milder standpunt te brengen dat meer rekening hield met de feitelijke ontwikkelingen, bleken tot mislukken gedoemd.
Het ongemak en de spanning namen zienderogen toe, ook uit vrees dat de beruchte Spaanse inquisitie hier zou worden ingevoerd, met als resultaat dat een belangrijk deel van de adel zich verenigde en in beweging kwam. In april 1566 bood een grote delegatie lagere edelen na een plechtige optocht door Brussel gewapend en al een zogenaamd smeekschrift aan de landvoogdes aan, een petitie waarin onomwonden om een mildere houding ten opzichte van andersgelovigen werd gevraagd. Het kleine groepje hoge edelen hield zich daarbij bewust op de achtergrond, maar steunde de eisen. Margaretha zat klem. Zij had de adel nodig om het land te besturen, maar moest als de directe plaatsvervanger van haar broer diens beleid uitvoeren. Zij kon de eisen niet negeren, maar er evenmin aan toegeven. Ze besloot tijd te winnen door voorlopig Filips’ strenge maatregelen op te schorten. Daarmee gaf zij toch aan de adellijke druk toe en dat kon alleen maar als een nederlaag worden gezien en als een ernstige aantasting van haar gezag.

[...] 

 

Copyright © 2018 Gijs van der Ham, Marchien den Hertog, Judith Pollmann, Peter Vandermeersch, Stephanie Archangel

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum