Leesfragment: Berichten uit het feniksnest

20 oktober 2018 , door André Klukhuhn
|

Op 22 oktober verschijnt van André Klukhuhn Berichten uit het feniksnest. Eindtijd of wedergeboorte. Lees hier alvast de inleiding!

Een prikkelende analyse van André Klukhuhn - auteur van de bestseller De geschiedenis van het denken - over de vraag wat wij kunnen leren van notoire ondergangsdenkers uit het fin de siècle.

De grote uitdagingen op politiek, economisch en vooral ecologisch gebied hebben geleid tot een teneur van apocalyptisch denken: het einde van de wereld en de mensheid zou nabij zijn. André Klukhuhn laat zien dat dit ondergangsdenken geen nieuw verschijnsel is: door de geschiedenis heen is vaak verkondigd dat het met de wereld gedaan zou zijn. Hij onderwerpt het cultuurpessimisme aan nader onderzoek: wat kunnen wij leren van het apocalyptische denken in het verleden?

Speciale aandacht heeft hij voor vier denkers die geboren zijn in het fin de siècle en die in het interbellum bekendheid verwierven met hun cultuurpessimistische theorieën: Oswald Spengler, José Ortega y Gasset, Johan Huizinga en Sinclair Lewis. Klukhuhn pleit voor een radicale verandering in ons denken en handelen om ons te verweren tegen de huidige ecologische crisis.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Klukhuns fictiedebuut, De trip naar het morgenland, en besprak Pieter Hoexum zijn boek Ongehoorde symfonie.

 

Inleiding

Het is uit de geschiedenis genoegzaam bekend dat eeuw- en millenniumwenden in de christelijke tijdrekening voor menigeen aanleiding zijn tot gevoelens van teloorgang, vermengd met uitzicht op een mogelijke wedergeboorte, en de huidige overgang van de twintigste naar de eenentwintigste eeuw, en tegelijk van het tweede naar het derde millennium, vormt daarop geen uitzondering. Een dergelijke overgang vindt uiteraard niet plaats op een scherpe datum, maar kan een ruime periode beslaan, van enkele en soms zelfs enige tientallen jaren rond 1 januari van het eerste jaar van de eeuw of het millennium. Zo wordt de tussen 1914 en 1918 uitgevochten Eerste Wereldoorlog algemeen beschouwd als het tumultueuze afscheid van de negentiende eeuw dat een ontluisterd en geruïneerd Europa heeft achtergelaten. En omdat het onder de veronderstelde dreiging van een totale wereldwijde computercrash vooruitblikken op wat we in de eenentwintigste eeuw te verwachten hebben al vroeg begon, wordt de twintigste eeuw wel de kortste van alle eeuwen genoemd.
Deze manier van geschiedschrijving roept wel meteen de vraag op of de ronde getallen op de tijdas - die voortkomen uit onze toevallige tienvingerigheid en de willekeur van Jezus’ vermoedelijke geboortejaar als aft elpunt - daarbij een essentiële rol spelen, of dat er mogelijk andere wetmatigheden aan het proces van opkomst, bloei en ondergang van culturen ten grondslag liggen. In het eerst geval zou onverklaard blijven dat eindtijdgevoelens zich al voordeden ten tijde van Hesiodus omstreeks 800 vóór Christus, toen mensen ook al bang waren voor de puinhopen, de ellende en de chaos die voortkomen uit oorlog en moreel verval. In die zin blijkt het idee dat alles van kwaad tot erger vervalt en dat de wereld naar de duivel gaat van alle tijden of, beter gezegd, iets wat iedere keer weer opduikt als het sociale evenwicht verstoord dreigt te worden door natuurrampen, revoluties, oorlogen of andere menselijke activiteiten. Maar ook als zich geen problemen van aanzienlijke omvang voordoen kan dat idee zomaar postvatten in het hoofd van een ouder wordend iemand wiens lichaam en geest gestaag aan het aftakelen zijn, zoals bijvoorbeeld de bisschop en kerkvader Aurelius Augustinus van Hippo in het begin van de vijfde eeuw overkwam:

Verbaast het u dat de wereld in verval raakt? Dat de wereld oud wordt? Denk eens aan de mens: hij wordt geboren, hij groeit op, hij wordt oud. De ouderdom komt met gebreken: hoesten, beven, slechte ogen, angst, verschrikkelijke vermoeidheid. Een mens wordt oud; hij is vol gebreken. De wereld is oud; ze is vol van beklemmende beproevingen. (…) ‘Vreest niet: Uw jeugd zal zich vernieuwen als een adelaar.’

Maar werkelijkheid of van eigen maaksel: eeuw- en millenniumwenden blijven opvallende tijdsverschijnselen die gepaard kunnen gaan met gevoelens van rampspoed, verval en ondergang, meestal vergezeld van een terugverlangen naar betere, voorbije tijden of de hoop op een nieuw en glorieus begin. Na Hesiodus werd dat nog vele malen opnieuw geboekstaafd, wat met een eeuwenlange opeenvolging van toppen en dalen culmineerde in het relatieve dieptepunt van het fin de siècle aan het eind van de negentiende eeuw (door sommigen overigens juist gespiegeld gezien als het hoogtepunt van de belle époque). Wat betreft de huidige toestand in het Avondland, een ruime eeuw nadien, is er ook nu weer sprake van de nodige nerveuze spanning en onrust op politiek, economisch, religieus, demografisch en technologisch gebied: oorlogen met terroristische strijdmethoden, aanzwellende migrantenstromen, de opkomst van populistische politieke partijen met het bijbehorende nationalisme, die de eenheid van Europa en de positie van de Verenigde Staten in de wereld dreigen te ondermijnen. Ook hangen de razendsnelle en mogelijk onbeheersbare ontwikkelingen op het gebied van de computertechnologie ons, volgens menig ict-deskundige, als een zwaard van Damocles aan een dun zijden draadje boven het hoofd, en volgens biomedici en microbiologen zijn het de door onszelf gecreëerde, tegen alle antibiotica resistente bacteriestammen die ons direct bedreigen in ons bestaan. Maar bovenal is het de wereldwijde verandering van de klimatologische omstandigheden die ons de grootste zorgen moet baren, omdat een effectieve aanpak van de zeespiegelstijging, de langdurige droogtes, de grote overstromingen en de steeds woedender stormen die daar het gevolg van zijn, een mondiale politieke eensgezindheid verlangt die momenteel ver lijkt te zoeken.
Dat deze kwesties voor een deel onderling samenhangen mag blijken uit Donald Trumps herhaaldelijk geuite ‘America first’, zijn immigratiebeperkingen voor mensen uit andere, vaak islamitische landen, zijn oorlogsdreigementen en zijn gelijktijdige aankondiging dat de VS, als ’s werelds verreweg grootste vervuiler en grondstoff en- en energieverbruiker, zich uit het in 2015 in Parijs gesloten klimaatakkoord zal terugtrekken. De inwoners van de Verenigde Staten vormen ongeveer vijf procent van de totale wereldbevolking, maar verbruiken achttien procent van de energie en produceren dertig procent van het afval, waarvan maar twee procent wordt gerecycled. De hoeveelheid aluminium die daar elke drie maanden op de vuilnisbelten terechtkomt is voldoende om de hele luchtvloot van de commerciële maatschappijen te vernieuwen, elk jaar genoeg staal om heel Manhattan te herbouwen en voldoende hout om vijf miljoen huizen tweehonderd jaar lang te verwarmen.
De gangbare mening onder vele serieus te nemen milieudeskundigen en klimaatonderzoekers is dat als het ons niet mocht lukken de invloed van menselijke activiteiten op onze natuurlijke leefomgeving tijdig tot een acceptabel niveau terug te brengen, er een gerede kans bestaat dat wij de laatste levende vertegenwoordigers van de betrekkelijk kwetsbare homo sapiens zullen zijn. De angst dat meteen maar al het leven op onze planeet – die groene en levende oase in de overigens barre en vrijwel lege ruimte - op het spel zou staan lijkt overdreven. Vrijwel de gehele biomassa op aarde bestaat uit relatief eenvoudige en tegen extreme omstandigheden resistente levensvormen die, als het met de mensheid gedaan zou zijn, een gigantische voorraad aan genetisch materiaal bezitten waarmee aan een heel nieuw en veelvoudig evolutionair avontuur kan worden begonnen. Volgens een metafoor uit de duizenden jaren oude Griekse en Chinese mythologie – en tegenwoordig uit de Harry Potterboeken - is er nog nooit een feniks in zijn nest verbrand zonder geheel verjongd uit zijn as en rook te zijn herrezen, en dat zal ook nu wel weer het geval zijn. Hoe jong en vernieuwd de wereld uit onze millenniumwende zal opduiken en wie dat zullen meemaken is uiteraard nog een raadsel, waarvan we de uitkomst niettemin voor een belangrijk deel in eigen handen hebben.
Er is al vaak beweerd dat het met de wereld gedaan zou zijn, maar dat er van de vele voorspellingen over een definitieve eindtijd nog geen enkele is uitgekomen, wil niet zeggen dat de apocalyptiek als verschijnsel geen betekenis heeft. De Amerikaanse historicus Eugen Weber schreef dat het geloof in de apocalyps eeuwenlang de sleutel tot de menselijke geschiedenis is geweest: zelfs als het vandaag de dag niet meer is dan een vage notie van simpele zielen, dan nog verdient het serieuze aandacht.4 Het hoeft immers nauwelijks betoog dat, welke invalshoek er ook wordt gekozen, de zich als een ewige Wiederkehr voortdurend herhalende geschiedenis een onuitputtelijke bron van informatie kan zijn waaruit we lering kunnen trekken. Wat was er in het fin de siècle op het gebied van het nationalisme en de internationale verhoudingen allemaal aan de hand, en hoe kon er uit die toestand een wereldoorlog voortkomen? Hoe kon een beloftevolle ontwikkeling in het begin van de negentiende eeuw als de invoering van de directe democratie - met een democratisch gekozen rijkskanselier Adolf Hitler - zo ontsporen en aanleiding vormen voor alweer een wereldoorlog? Een antwoord op althans een deel van deze en dergelijke vragen is mogelijk te vinden in de in het interbellum verschenen boekwerken van een aantal in het fin de siècle geboren schrijvers en denkers – Oswald Spengler, José Ortega y Gasset, Johan Huizinga, Sinclair Lewis en ook Adolf Hitler zelf - die een ware goudmijn bevatten aan informatie en kennis die wij zouden kunnen aanwenden om de komst van nieuwe apocalyptische rampen te voorspellen en te voorkomen.

[...]

 

Copyright © 2018 André Klukhuhn

pro-mbooks1 : athenaeum