13 februari verschijnt Paul Claes' vertaling van de epigrammen van Meleagros, in Bitterzoete liefde. Wij brengen de Proloog en de eerste twee epigrammen - en een korte aanbeveling uit de Inleiding, door de vertaler.
Meleagros was een extatische liefdesdichter, net als Catullus. Omdat hij zo bescheiden was, werd de Griek echter veel minder bekend dan zijn Romeinse collega. Hij vervlocht zijn liefdesverzen met die van voorgangers tot een kunstige krans die terechtkwam (en zoekraakte) in de immense Griekse Anthologie.
Erotische motieven, volop bij Meleagros aanwezig, als het morgenlied, bitterzoet liefdesverdriet en de vuurpijlen schietende Eros hebben hun stempel gedrukt op de westerse liefdeslyriek. Hoog tijd dus voor de eerste Nederlandse vertaling van de ‘laatste en meest vindingrijke van alle hellenistische epigramschrijvers’ (Peter Jay). Catullusvertaler Paul Claes kweet zich met verve van zijn taak.
N.B. Eerder publiceerden we voor uit Claes' vertaling van Herakleitos, die van Horatius en zijn nawoord bij Rimbauds gedichten.
Meleagros van Gadara is een even onweerstaanbaar liefdesdichter als Catullus van Verona. Dat talent bleef door zijn bescheidenheid te lang verborgen. De krans die hij vlocht van eigen en vreemde epigrammen, werd ontbladerd in de Byzantijnse bloemlezing die bekendstaat als Griekse Anthologie. Pas in 1789 bezorgde de Duitse filoloog Manso een aparte editie van Meleagros. In 1811 volgde de verbeterde uitgave van Graefe, een Duitse professor in Petersburg. De romantische criticus Sainte-Beuve herontdekte ‘de Griekse Ovidius’. De sensuele dichter Gabriele d’Annunzio herdacht in zijn gedicht ‘Offerta votiva’ (Canto novo, 1882) ‘de laatste zoon van de Gratiën’. In zijn proefschrift uit 1893 noemde de classicus Henri Ouvré hem een van de modernste onder de antieke dichters. Decadente literatoren uit het fin-de-siècle als Oscar Wilde, Pierre Louÿs en baron Corvo zagen in Meleagros vooral een exponent van de Griekse liefde. De criticus John Addington Symonds beschouwde hem als een ‘echte dichter met intens gevoel’. De modernist Richard Aldington vertaalde hem en zijn vrouw Hilda Doolittle (H.D.) identificeerde zich in haar eigen gedichten met zijn geliefde Heliodora. In 1975 prees de Engelse classicus Peter Jay Meleagros als ‘de laatste en meest vindingrijke van alle hellenistische epigramschrijvers’.
[...]
IProloog Mijn Muze lief, wie breng je deze zang vol bloemen, of wie heeft deze dichterkrans samengesteld? Meleagros heeft hem gemaakt en opgedragen als aandenken aan de doorluchte Diokles. Hij vlocht veel lelies van Anyte, veel van Moiro, van Sapfo weinig, maar wel rozen in zijn krans, van Melanippides welluidende narcissen en van Simonides een jonge wingerdrank. Daartussen mengde hij de geurig bloeiende iris van Nossis met wastafels die de liefde smolt, de marjolein van de welsprekende Rhianos, de krokus van Erinna met de meisjeshuid, de sprekende hyacint van Alkaios’ zangen en de laurier met donker loof van Samios, daarnaast Leonidas’ tros welige klimop en de stekelige naalden van Mnasalkes’ spar. Hij sneed de wingerd af van Pamfilos’ plataanboom en vlocht die bij de notelaar van Pankrates, de witte esp van Tymnes, groene watermunt van Nikias en Eufemos’ helmgras van de kust, voorts Damagetos’ zwart viooltje en de zoete mirte vol bittere honing van Kallimachos, de anjer van Euforion en de kaneelbloem van hem die naar de Dioscuren is vernoemd. Hij vlocht daarbij de dronken druif van Hegesippos en sneed de welriekende bies van Perses af, de zoete zomerappel van Diotimos’ boom, de eerste granaatbloesems van Menekrates, de mirre van Nikainetos, de terebint van Faennos en de hoge peer van Simias. Hij plukte op de ongerepte wei vol wilde eppe een handvol bloemetjes van Parthenis en op het oogstveld van de honingzoete Muzen de blonde korenaren van Bakchylides, daarnaast de ambrozijnen zang van Anakreon, wiens bloem niet is gezaaid voor een elegisch vers, en uit de weelderige beemden de akant van Archilochos, een druppel in een oceaan, de bloeiende olijftakken van Alexandros en Polykleitos’ purperrode bonenbloem. Hij nam de oregano van Polystratos’ lied, de Fenicische henna van Antipatros, het Syrisch narduskruid vol stekelige naalden van de zanger die Hermes’ gave wordt genoemd, de veldbloemen van Hedylos en Poseidippos de wilde anemonen van Sikelides, de eeuwig gouden tak waarmee de goddelijke Plato in zijn volmaaktheid alles overstraalt. Hij plukte voor de sterrenkundige Aratos de prille twijgen van de hemelhoge palm. Hij stak de fijnbehaarde lotus van Chairemon bij Faidimos’ flox, en Antagoras’ huislook en Theodoridas’ maar pas ontloken tijmblad, dat wijnkruid, bij de korenbloem van Fanias, en schikte heel wat andere verse loten bij de witte viooltjes van zijn eigen poëzie. Dit is een gift voor vrienden: enkel ingewijden past deze zoetgevooisde Muzenkrans. 2Programma Drink, radeloze minnaar, om je jongenspassie in slaap te wiegen met wijn van vergetelheid. Drink, leeg de boordevolle beker druivensap om de droefheid te verdoven waar je hart door lijdt. 3Op Heliodora Schenk in en zeg en zeg weer: ‘Op Heliodora!’ Vermeng haar zoete naam met onversneden wijn en zet me als herinnering aan haar de bloemkrans van gisteren op die nog druipt van haar parfum. Zie hoe de roos, de liefdesvriendin, snikt omdat zij haar bij een ander en niet aan mijn boezem ziet.
Mijn Muze lief, wie breng je deze zang vol bloemen, of wie heeft deze dichterkrans samengesteld? Meleagros heeft hem gemaakt en opgedragen als aandenken aan de doorluchte Diokles. Hij vlocht veel lelies van Anyte, veel van Moiro, van Sapfo weinig, maar wel rozen in zijn krans, van Melanippides welluidende narcissen en van Simonides een jonge wingerdrank. Daartussen mengde hij de geurig bloeiende iris van Nossis met wastafels die de liefde smolt, de marjolein van de welsprekende Rhianos, de krokus van Erinna met de meisjeshuid, de sprekende hyacint van Alkaios’ zangen en de laurier met donker loof van Samios, daarnaast Leonidas’ tros welige klimop en de stekelige naalden van Mnasalkes’ spar. Hij sneed de wingerd af van Pamfilos’ plataanboom en vlocht die bij de notelaar van Pankrates, de witte esp van Tymnes, groene watermunt van Nikias en Eufemos’ helmgras van de kust, voorts Damagetos’ zwart viooltje en de zoete mirte vol bittere honing van Kallimachos, de anjer van Euforion en de kaneelbloem van hem die naar de Dioscuren is vernoemd. Hij vlocht daarbij de dronken druif van Hegesippos en sneed de welriekende bies van Perses af, de zoete zomerappel van Diotimos’ boom, de eerste granaatbloesems van Menekrates, de mirre van Nikainetos, de terebint van Faennos en de hoge peer van Simias. Hij plukte op de ongerepte wei vol wilde eppe een handvol bloemetjes van Parthenis en op het oogstveld van de honingzoete Muzen de blonde korenaren van Bakchylides, daarnaast de ambrozijnen zang van Anakreon, wiens bloem niet is gezaaid voor een elegisch vers, en uit de weelderige beemden de akant van Archilochos, een druppel in een oceaan, de bloeiende olijftakken van Alexandros en Polykleitos’ purperrode bonenbloem. Hij nam de oregano van Polystratos’ lied, de Fenicische henna van Antipatros, het Syrisch narduskruid vol stekelige naalden van de zanger die Hermes’ gave wordt genoemd, de veldbloemen van Hedylos en Poseidippos de wilde anemonen van Sikelides, de eeuwig gouden tak waarmee de goddelijke Plato in zijn volmaaktheid alles overstraalt. Hij plukte voor de sterrenkundige Aratos de prille twijgen van de hemelhoge palm. Hij stak de fijnbehaarde lotus van Chairemon bij Faidimos’ flox, en Antagoras’ huislook en Theodoridas’ maar pas ontloken tijmblad, dat wijnkruid, bij de korenbloem van Fanias, en schikte heel wat andere verse loten bij de witte viooltjes van zijn eigen poëzie. Dit is een gift voor vrienden: enkel ingewijden past deze zoetgevooisde Muzenkrans.
Drink, radeloze minnaar, om je jongenspassie in slaap te wiegen met wijn van vergetelheid. Drink, leeg de boordevolle beker druivensap om de droefheid te verdoven waar je hart door lijdt.
Schenk in en zeg en zeg weer: ‘Op Heliodora!’ Vermeng haar zoete naam met onversneden wijn en zet me als herinnering aan haar de bloemkrans van gisteren op die nog druipt van haar parfum. Zie hoe de roos, de liefdesvriendin, snikt omdat zij haar bij een ander en niet aan mijn boezem ziet.
Copyright vertaling © 2018 Paul Claes / Athenaeum—Polak & Van Gennep. Weteringschans 259, 1017 XJ Amsterdam