Leesfragment: De hemel verslinden

26 oktober 2018 , door Paolo Giordano
| |

30 oktober verschijnt De hemel verslinden van Paolo Giordano. Wij publiceren voor!

Teresa verruilt iedere zomervakantie samen met haar vader hun woning in het drukke Turijn voor het huis van haar jeugd op het Italiaanse platteland. Het zijn saaie, bloedhete vakanties, totdat ze op een dag drie jongens bespiedt die naakt in het zwembad zwemmen: Nicola, Tommaso en de zonderlinge maar charismatische Bern. Ze zullen Teresa’s leven voor altijd tekenen. De drie halfbroers worden samen opgevoed door Nicola’s religieuze ouders en hebben een complexe en intieme band. Maar Teresa zal snel ontdekken dat niets is wat het lijkt en haar idyllische zomers, die ze steeds vaker met Bern doorbrengt, komen tot een abrupt einde. De jongens worden volwassen en hun vriendschap wordt tot het uiterste getest door hun tegenstrijdige visies op de wereld en hun conflicterende overtuigingen. 
De hemel verslinden omspant twintig jaar en vier levens. Het is een epische en intense roman over verbondenheid, liefde, familie en de eeuwige zoektocht naar zingeving.

N.B. Eerder besprak Karlijn de Winter voor ons Giordano's Afghanistanroman Het menselijk lichaam.

 

Deel één
De grote egoïsten

 

1

[...]

Op een ochtend ging ik, nog in mijn boxer en hemdje, naar het terras voor het ontbijt en zag ik Bern. Hij joeg op de rand van het zwembad met een schepnet op de kikkers. Als hij er een te pakken kreeg, sleepte hij hem naar de rand en gooide hem in een emmer.
Ik wist niet meteen wat ik doen moest, zijn aandacht trekken of weer naar boven gaan om me aan te kleden, maar uiteindelijk liep ik naar hem toe en vroeg of mijn vader hem voor dat werk betaalde.
‘Cesare wil niet dat we onze handen vuilmaken aan geld,’ zei hij terwijl hij zijn gezicht maar een beetje naar me toe draaide. Na een korte stilte voegde hij eraan toe: ‘“Hierop ging een van de twaalf naar de hogepriester en zei: wat wilt ge mij geven als ik Hem u in handen speel? Zij betaalden hem dertig zilverlingen uit.’”
Ik kon er geen touw aan vastknopen, aan dat antwoord, maar ik had geen zin om te vragen of hij het wilde uitleggen. Ik keek in de emmer: de kikkers probeerden eruit te klimmen, maar de plastic wanden waren te steil.
‘Wat wil je ermee doen?’
‘Ik ga ze vrijlaten.’
‘Als je ze vrijlaat, komen ze vanavond weer terug. Cosimo maakt ze dood met caustische soda.’
Bern keek op, als door de bliksem getroffen. ‘Ik ga ze een heel eind hiervandaan loslaten, hoor.’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Maar ik snap toch niet waarom je dit rotwerk doet, als je er niet eens geld voor krijgt.’
‘Het is mijn straf voor het feit dat ik zonder toestemming in jullie zwembad heb gezwommen.’
‘Jullie hadden toch al je excuus aangeboden?’
‘Cesare vond dat we het goed moesten maken. Alleen konden we dat tot nu toe niet doen, omdat het zo regende.’
In het water schoten de kikkers alle kanten op. Hij ging er geduldig met zijn net achteraan.
‘Wie is Cesare?’
‘De vader van Nicola.’
‘Is hij niet ook jouw vader?’
Bern schudde zijn hoofd. ‘Hij is mijn oom.’
‘En Tommaso? Die is toch wel jouw broer?’
Weer schudde hij zijn hoofd. Toen ze voor onze deur stonden, had Nicola het over ‘onze ouders’ gehad. Maar waarschijnlijk wilde Bern me op het verkeerde been zetten, en die lol gunde ik hem niet. ‘Hoe gaat het met zijn blauwe plek?’ vroeg ik.
‘Het doet pijn als hij zijn arm optilt. ’s Avonds maakt Floriana kompressen met appelazijn voor hem.’
‘Ik denk trouwens dat je het mis hebt, het was niet mijn vader die die steen gooide. Het moet Cosimo zijn geweest.’
Het leek of Bern niet naar me luisterde, hij ging helemaal op in het kikkers vangen. Hij droeg een broek die ooit blauw geweest moest zijn, en had geen schoenen aan. Toen zei hij ineens: ‘Jij durft, zeg.’
‘Hoezo?’
‘Meneer Cosimo beschuldigen om je vader vrij te pleiten. Daarvoor betalen jullie hem niet genoeg, volgens mij.’
Er viel weer een kikker in de emmer. Het waren er nu een stuk of twintig, ze bliezen zich op en liepen weer leeg.
Ik wilde hem afleiden van mijn leugen van daarnet en daarom vroeg ik: ‘Waarom zijn je vrienden er niet?’
‘Omdat het mijn idee was om het zwembad te gebruiken.’
Ik voelde aan mijn haar: het gloeide. Ik had voorover kunnen buigen om mijn hand in het water te steken en mijn hoofd nat te maken, maar er zaten nog kikkers in het zwembad.
Bern ving er eentje en hield het schepnet onder mijn neus: ‘Wil je hem aanraken?’
‘Ik pieker er niet over!’
‘Dat dacht ik al,’ zei hij met een vals lachje. En toen, langs zijn neus weg: ‘Vandaag is Tommaso naar zijn vader in de gevangenis.’
Hij wachtte op het effect van deze mededeling. Ik zei niets.
‘Hij heeft zijn vrouw met een houten sandaal doodgeslagen. Daarna wilde hij zich aan een boom ophangen, maar de politie kreeg hem op tijd te pakken.’
De kikkers sloegen onrustig tegen de emmer. Die hele berg glibberige beesten: ik moest er bijna van overgeven.
‘Dit sta je nu te verzinnen, hè?’
Bern hield zijn schepnet in de lucht. ‘Absoluut niet.’
Eindelijk ving hij de laatste kikker, die het langst uit zijn handen had weten te blijven. Hij bukte om het net niet te hoog te hoeven optillen.
‘En jouw ouders?’ vroeg ik.
De kikker sprong omhoog en vluchtte naar het diepste punt van het zwembad.
‘Verdorie, zie je nou wat je doet? Je bent een warbol.’
Ik verloor mijn geduld. ‘Wat betekent dat, warbol? Dat woord bestaat niet eens! Ik heb je broer, of je vriend of wat het ook is, geen pijn gedaan, hoor!’
Ik wilde meteen weglopen, maar toen keek Bern me voor het eerst echt aan. Er stond oprechte spijt op zijn gezicht te lezen, en tegelijkertijd ook een soort naïviteit. Weer die verlammende, licht loensende blik.
‘Alsjeblieft, vergeef me,’ zei hij.
‘Vraag je me nou om…’
Ik was een beetje zenuwachtig, net als een week daarvoor, toen hij me over mijn vaders schouder heen had aangestaard. Ik boog over het water om te kijken waar de kikker zich had verstopt.
‘Wat zijn dat voor zwarte draden?’
‘Eitjes. De kikkers zijn hiernaartoe gekomen om eitjes te leggen.’
‘Wat walgelijk.’
Maar hij begreep me verkeerd.
‘Ja, dat is walgelijk. Jullie doden niet alleen alle kikkers, maar ook al die eitjes. In elk eitje zit een levend wezen.’

Later ging ik in de zon liggen, maar het was twee uur ’s middags, de slechtste tijd, dus ik hield het niet lang vol. Ik liep door de tuin en stapte over de stenen die de afscheiding vormden met het open veld. Ik vond de plek waar de jongens over de omheining waren geklommen. Aan de bovenkant was het gaas ingedeukt en daaronder was het vervormd. Aan de andere kant stonden ook bomen, ze waren net iets hoger dan bij ons. Ik keek of ik de masseria kon zien, maar die was te ver weg.
Voordat hij verdween, had Bern me gevraagd of ik bij de begrafenis wilde zijn van de kikkers die zijn schepnet niet hadden overleefd. Na al die uren in de zon was er geen druppel zweet op zijn lijf te zien.

[...]

 

Copyright © 2018 Paolo Giordano
Copyright © 2018 Nederlandse vertaling Mieke Geuzebroek en Pietha de Voogd

pro-mbooks1 : athenaeum