Leesfragment: De lange weg naar Rome

04 mei 2018 , door Francesca Melandri
|

Van 1 mei tot 1 juni 2018 is Francesca Melandri Writer in Residence op het Spui. Lees bij ons een fragment uit haar roman De lange weg naar Rome en kom op 22 mei (19.30 uur) naar het interview met haar in Athenaeum Boekhandel & Nieuwscentrum.

Rome, augustus, 2010. In een oud appartementengebouw zonder lift loopt Ilaria na een zware dag de trap op naar haar woning op de zesde verdieping. Ze is moe, ze wil alleen zijn en het verkeer en de drukkende hitte vergeten, maar boven aan de trap wacht haar een verrassing: een jongen met zwarte huid en lange benen die haar een paspoort toont. 'Ik ben Shimeta Ietmgeta Attiloprofeti,' zegt hij, 'en jij bent mijn tante.' Eerst denkt Ilaria dat de jongeman een grap maakt. Ze kent maar één Attilo Profeti: haar vader. Shimeta zegt dat hij de kleinzoon is van Attilo, die in Ethiopië tijdens de fascistische bezetting samenleefde met een inheemse vrouw.

Zou dat waar zijn? Ilaria begint te twijfelen: hoeveel geheimen heeft haar vader nog meer? Was hij erbij, toen Mussolini's troepen in 1935 Abessinië binnenvielen? Ze is verbijsterd over wat er boven tafel komt, en soms weet ze niet meer wat goed is en wat fout. Kan een kind afstand nemen van het verleden van een vader? De antwoorden die ze zoekt, zijn juist in dat verleden verstopt. In het verleden van een land dat geen verantwoording over zijn koloniale geschiedenis wil afleggen. En dat nu zonder het te willen het middelpunt is geworden van het Europa van de grote migraties. Als Ilaria daarover nadenkt, weet ze helemaal niet meer wat ze met die jongen aan moet.

In De lange weg naar Rome toont Francesca Melandri zich een auteur die beschikt over een zeldzame kracht en sensibiliteit. Zo wordt achter het prachtig vertelde verhaal van Shimeta Ietmgeta Attiloprofeti en zijn verbaasde tante ook het verhaal zichtbaar van een Europa met al zijn tegenstrijdigheden, die voortkomen uit een donker koloniaal verleden.

N.B. Lees ook onze besprekingen van Melandri's Hoger dan de zee en Eva slaapt.

 

I

 

2010

Op de hoogste van de heilige heuvels van Rome, de Esquilijn, ruikt het naar kebab, kimchi, masala dosa. De gebouwen in de wijk Esquilino hebben hoge plafonds, maar niet altijd een lift. Dit appartementengebouw bijvoorbeeld niet. Ilaria is gewend om de zes verdiepingen te lopen, de lichaamsbeweging waartoe deze verplichten vindt ze geen last. Integendeel, ze vindt het wel fijn. Maar vandaag schopt ze tegen de treden en lijkt iedere stap een vloek. Een dikke currywalm drijft binnen door het raam vanaf de binnenplaats en verspreidt zich door de trechter van het trappenhuis. Ilaria komt er midden in terecht, maar dit leidt haar niet af van haar woede. Ze trekt alleen haar neus op.
De adem van de zee, die Rome de rug heeft toegekeerd maar die in feite heel dichtbij is, glijdt vaak aan het eind van de middag over de flatgebouwen van de vastgoedspeculanten in de buitenwijken, vliegt over de wijken in het centrum langs de rivier en dringt rechtstreeks Ilaria’s ramen op de bovenste verdieping binnen. Op die momenten wordt haar kleine appartement overspoeld door een soort heimwee: naar weidsheid, horizonnen, zeeroutes – dat soort dingen. Ze heeft er vele jaren over gedaan om te begrijpen dat dat komt door het jodium in de zeewind. Wind uit de zee bij Ostia natuurlijk, maar toch echt zee. Dikwijls lukt het echter zelfs de Tyrreense zeelucht niet om de doordringende kruidgeuren van de keukens in Esquilino te verdrijven. Op alle uren van de dag vullen die geuren de dichtbevolkte binnenplaats, die even groot is als het woonblok, dat uit meer dan twaalf appartementengebouwen bestaat. Jaren geleden had Ilaria als gevolg van een darmvirus koorts en een afkeer voor elke vorm van voedsel; om de braakneigingen die werden opgewekt door die geuren te temperen, moest ze de ramen isoleren met tape. Overigens heeft iedereen hier in Rome te maken met een vorm van zintuigvergiftiging: in San Lorenzo en Trastevere kunnen mensen ’s nachts niet meer slapen vanwege de herrie van de bars. Vergeleken daarmee heeft zij nog geluk. Ze woont hier nu lang genoeg om te weten dat er geen enkele bescherming bestaat tegen deze walmen. Het enige wat ze kan doen is elke stank een eigen parfumnaam geven. Hier, een vleugje Eau de Maghreb. Of wil je liever een wolkje Indian Obsession? Ah, het opwindende bouquet – zuurkool met rauwe knoflook – van het exclusieve Korea Extrème.
Het trappenhuis wordt alleen verlicht door de avondschemering van eind augustus: ondanks herhaalde verzoeken heeft de beheerder al wekenlang de kapotte lampen niet vervangen. Maar Ilaria’s irritatie wordt niet getemperd door de duisternis terwijl ze de trappen oploopt.
Een paar uur geleden, toen ze in het centrum inkopen deed voor het nieuwe schooljaar, is haar auto weggesleept door een takelwagen van de gemeente. Er was geen stopverbod, ze stond niet op een parkeerplaats voor gehandicapten en ze stond ook niet dubbel geparkeerd. Maar op dat gedeelte van Lungotevere rijdt morgen de stoet van kolonel Moammar Gadaffi, die op staatsbezoek in Rome is. En zoals men weet kunnen auto’s van dictators niet langs geparkeerde auto’s van gewone stervelingen flitsen, ook niet als er meer dan tien meter vrije ruimte beschikbaar is. Daarom heeft de burgemeester van Rome de verkeersagenten opgedragen om alle auto’s weg te slepen die geparkeerd staan langs de Lungotevere, oftewel een van de weinige parkeergebieden in het oude centrum. Toen Ilaria terugkwam van haar inkopen, zag ze in plaats van haar oude Panda een leeg gat, afgezet met een rood-wit plastic lint.
Aanvankelijk twijfelde ze. Misschien wist ze niet meer precies waar ze de auto had geparkeerd? Dat gebeurt haar de laatste tijd steeds vaker. Soms loopt ze wel een kwartier lang te zoeken naar haar Panda, omdat haar geheugen van een eind veertiger de exacte parkeerplek niet heeft geregistreerd. Frustrerende tijdverspilling die haar humeur altijd bederft, alsof er een emmer zwarte verf wordt leeggegooid in haar hoofd. Ze voelt zich dan overspoeld door angst voor verval, niet alleen van haar synapsen maar ook van de rest van haar lichaam. De tijd die voorbijgaat, sterfelijkheid, dat zijn de thema’s waar Ilaria altijd met een stekende, vage onrust over nadenkt wanneer ze zo over de trottoirs dwaalt. Maar zodra ze haar auto terugvindt, zijn die gedachten verdwenen. Vervangen, of misschien alleen maar overstemd door het onophoudelijke mentale gebabbel van alledag. Het is niet gezond om de angst aller angsten meer dan een gestolen ruimte te geven; maar Ilaria is niet ongezond.
Vanmiddag merkte ze echter dat ze niet de enige was die met een wezenloze blik naar de verlaten straatkant tuurde. Er liepen veel meer mensen heen en weer langs de verontrustende schoonheid van de autovrije Lungotevere. Ze leken onzeker, in shock, alsof ze de overlevenden waren van de Apocalyps die zojuist de beschaving had weggevaagd – of in elk geval de auto’s. Mensen die net als zij tevergeefs aan het zoeken waren.
Een jongeman van een jaar of vijfentwintig – het uiterlijk van de eeuwige student, de steun van zijn familie die hem niet opjut, goede boeken – was al verder dan de anderen in het besef van het ongeluk dat hen zojuist had getroffen. Hij liep naar Ilaria toe en wees haar op een minuscuul A4’tje, half bedekt door de bladeren van een plataan, waarop met de hand geschreven stond: ABSOLUUT PARKEERVERBOD VAN 28/8/2010 OM 18 UUR TOT 29/8/2010 OM 12 UUR - WEGSLEEPREGELING VAN KRACHT.
Ilaria had er peinzend naar gekeken. ‘Dat had ik niet gezien toen ik parkeerde.’
‘Ik ook niet,’ had de jongen gezegd. ‘Volgens mij hebben ze het expres onzichtbaar opgehangen. Ze verdienen goed aan die bekeuringen.’
‘Wat een rotzakken!’
‘Nou, zeg dat wel.’
Ilaria had met het openbaar vervoer naar huis moeten gaan.
En morgen moet ze niet alleen die exorbitante bekeuring betalen, maar ook haar Panda terughalen. Terwijl ze de trappen oploopt kan ze alleen maar denken aan die Odyssee die haar morgen te wachten staat. Een sadistische stedenbouwkundige heeft het gemeentedepot voor weggesleepte auto’s in een verre uithoek van de stad geplaatst. Om daar met een taxi te komen betaal je een vermogen. Met de bus kost het je een halve dag. De enige redelijke manier om er te komen is met de auto, maar die is nou juist weggesleept. Eerlijk gezegd heeft Ilaria nog een vierde optie: zich laten brengen. Door Piero bijvoorbeeld, die al bijna dertig jaar wacht om haar te laten delen in zijn privileges, zoals zijn donkerblauwe staatssecretaris-dienstauto. En Lavinia zou haar morgenochtend komen ophalen zonder dat ze het zelfs zou hoeven vragen. Toch is het niet zo dat Ilaria helemaal niet om hulp wil vragen; het is gewoon niet in haar hoofd opgekomen.
Vandaag benijdt ze haar moeder. Marella woont al meer dan een halve eeuw in Rome, maar noemt Milaan nog steeds ‘mijn stad’. Ze doet niet eens haar best om haar afstandelijke, ijzige minachting voor de hoofdstad te verbergen. Soms zou Ilaria dat ook wel willen proberen, maar ze weet dat het onmogelijk is: zij is in Rome geboren. Maar op dit soort momenten voelt ze alleen maar haat voor de Eeuwige Stad. Hoewel ze zich ook realiseert dat haat meer iets is voor bedrogen geliefden, of erger nog, voor slaven.
Daarom loopt ze nu boos en met gebogen hoofd de trappen op, als een stier tijdens het stierengevecht. Op de eerste verdieping passeert ze de deur van het slaaphuis van de Bengalezen. Op de tweede verdieping de illegale bed and breakfast. Op de derde het rood-gouden gelukslint – de Chinese familie, haar grote bondgenoot in de strijd voor een lift. Op de vierde verdieping wordt ze verwelkomd door een korrelige stem.
‘Hallo, Ilà.’
Uit de halfopen deur op de overloop steekt een profiel, onscherp als puimsteen. Ilaria weet zeker dat de oude vrouw elke voetstap op deze trappen herkent.
‘Dag, Lina,’ antwoordt ze op vriendelijke toon, maar zonder haar pas in te houden. Ze loopt verder langs de halfopen deur naar de een-na-laatste trap en de vijfde verdieping. Maar Lina doet haar deur niet dicht.
‘Er is een neger die op je wacht,’ zegt ze.
Ilaria blijft op de overloop staan en draait zich om.
‘Wat zei je?’
‘Een Afrikaan. Pikzwart. Hij zegt dat hij je broer zoekt. Ik wist niet of ik mocht zeggen op welke verdieping jullie wonen, maar hij was al naar boven gegaan.’
‘O, dat zal wel een vriend van Attilio zijn. Dank je, Lina.’
‘Zeg, Ilà, denk erom, als hij lastig wordt moet je gaan gillen. Mijn kleinzoon komt vanavond hier eten, die kan je wel helpen als het nodig is.’
‘Maak je geen zorgen. Eet smakelijk allebei.’
Ilaria loopt door naar boven, maar langzamer, en haar hoofd is niet langer gebogen. Als ze onder aan de laatste trap staat ziet ze de bezoeker, die op de een-na-bovenste traptrede zit. Zonder te wachten tot ze boven is begint hij tegen haar te praten.

[...]

 

© 2017 Francesca Melandri
© 2017 Rizzoli, Milaan
Nederlandse vertaling © 2018 Etta Maris en Uitgeverij Cossee

pro-mbooks1 : athenaeum