Leesfragment: De man die geen hekel had aan Joden

27 december 2018 , door Chaja Polak
|

Dit najaar verscheen van Chaja Polak De man die geen hekel had aan Joden. Een botsing met het verleden. Een belangrijk boek, dus vandaag brengen we alsnog een fragment.

In De man die geen hekel had aan Joden kijkt Chaja Polak kritisch naar het boek ‘Oorlogsouders’ en de aandacht die dat boek in de media heeft gekregen. In maart 2017 publiceert NRC Handelsblad namelijk een interview met de schrijfster van Oorlogsouders. Haar vrijwillig tot de Waffen-SS toegetreden vader, Willem van Boetzelaer, wordt door zijn dochter geportretteerd als iemand die de pech had zich op het verkeerde moment in de verkeerde kringen te bevinden, maar geen hekel had aan Joden.

Maanden later zullen publicaties volgen die het manipuleren van de feiten en pertinente onwaarheden in Oorlogsouders aan het licht brengen. Met groeiende verbazing volgt Chaja Polak de aanvankelijk weinig kritische aandacht voor dat boek. Ze begint zelf ook te schrijven, over haar eigen verleden. In april 1944 werden haar ouders op hun onderduikadres gearresteerd en gedeporteerd. In De man die geen hekel had aan Joden verweeft Polak verleden en heden tot een waarschuwing tegen gesjoemel met de feiten van de geschiedenis.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit De verlegen minnaars. Lees het fragment op Athenaeum.nl.

 

2

Het was me die dag niet opgevallen. Pas enkele dagen na het bezoek met de regisseur en de cameraman aan de Cromvlietkade realiseer ik het me, de stoep daar was uiterst smal, net als de rijweg. En de strook gras naast het water niet al te breed. Mijn moeder kon nooit onopgemerkt van de overkant hebben toegekeken hoe haar baby – ik – door een vreemde aan Tine Hos werd overhandigd. Mijn moeder kon niet aan de overkant hebben staan kijken zonder dat het opviel en zij ontdekt werd; een eenzaam figuurtje voor het wijde water, een vrouw met een persoonsbewijs waarop de J van Jood stond afgedrukt. Het is mogelijk dat ze bij de hoek haar achtervolging al had opgegeven om vandaar voorzichtig de straat in te turen. Mocht zij vanaf de andere kant zijn gekomen, dat kan natuurlijk, en zich half-en-half verborgen heeft gehouden achter de stenen toegangspoort van het kleine park vlakbij (waar ze allang niet meer binnen mocht), dralend alsof ze een bankje zocht om even uit te rusten als een gewone Nederlandse vrouw, en wat naar de planten en bloemen te kijken, zou dat niet zo in het oog zijn gelopen. Het was toen inmiddels zomer. Ik ben geboren begin november 1941. Acht maanden later, juni ’42, werd ik naar Cees en Tine Hos gebracht. Waarom mijn moeder toen niet bij me bleef, weet ik niet precies.
Hoe dan ook, mijn moeder heeft gezien hoe haar baby op het juiste adres aan de juiste mensen werd afgeleverd. Dat heeft ze me later meermalen verteld.

In de brievenbus van het appartement waar ik tot dan toe met haar en moeke, mijn oma, had gewoond en met nog enkele andere familieleden – mijn vader hield zich elders verborgen als gevolg van verraad van zijn verzetsgroep – was die dag een oproep gevallen met het bevel zich te melden voor deportatie naar Westerbork. Nauwelijks had mijn moeder de brief gelezen of ze was naar de buurvrouw beneden gerend. Of zij haar baby alstublieft naar vrienden in Rijswijk zou willen brengen. De buurvrouw weigerde.
Mijn moeder gaf niet op, praatte op de buurvrouw in, werkte op haar gemoed, zij waren toch christenen, was het niet een christenplicht je naaste bij te staan…
Jaren later, luisterend naar mijn moeders verhaal, zag ik de beelden die haar woorden opriepen. Mijn nog zo jonge moeder beneden op de stoep, de deur van de buurvrouw op een kier, achter die kier – zo stelde ik het me voor – het afwerende gezicht van de buurvrouw met smalle, uit angst toegeknepen mond, angst in haar ogen. Mijn moeder orerend, alle argumenten denkbaar uit de kast halend en ten einde raad. De deur die uiteindelijk, ze kan het al bijna niet meer geloven, wat verder openkiert, de fluisterstem van de buurvrouw, goed dan, ik haal mijn jas, ik haal mijn tas, waarop mijn moeder halsoverkop naar boven snelt, de baby uit de wieg haalt en weer naar beneneden rent, de straat op waar, tot haar onuitsprekelijke opluchting, de buurvrouw wacht. Nogmaals zegt ze het adres.
Zodra de buurvrouw met de baby de straat uit loopt, sluipt mijn moeder er op gepaste afstand achteraan. Hoe gevaarlijk ook, ze moest weten of haar baby in veilige handen kwam.

Van verre heeft ze gezien hoe de buurvrouw – uren later? – aanbelde op de Cromvlietkade, ze heeft gezien hoe de buurvrouw wachtte tot de deur openging, wachtte tot Tine Hos op de drempel verscheen. Mijn moeder heeft gezien hoe Tine de baby overnam – een pakketje mens – en in haar armen sloot, zich omdraaide en met een hand de deur achter zich dichttrok.
Ik weet dat mijn moeder Tine op dat ogenblik haatte. Ik weet het omdat ze het me heeft verteld.

Misschien, gezien de afstand, had de buurvrouw een bus of een tram genomen en was mijn moeder mee naar binnen geglipt. Maar mochten in juni 1942 Joden nog wel met het openbaar vervoer reizen? Het dragen van de grote gele davidster was in april 1942 al verplicht gesteld. Mijn moeder moet het kledingstuk met de ster hebben afgedaan, zo was ze wel. Mijn gedachten draaien door. Waarschijnlijker is het dat een van de familieleden – Albert wellicht, haar lievelingsbroer – de kinderwagen de trap heeft af gedragen en op straat neergezet. Dat zij haar baby erin heeft gelegd en toegedekt, waarop de buurvrouw met de kinderwagen naar Rijswijk is gelopen. Mijn moeder erachteraan. Een kinderwagen deinend tussen vier hoge ranke wielen zoals kinderwagens uit die jaren. In dat geval heeft Tine, nadat ze de deur had geopend en de buurvrouw aangehoord, het kind uit de wagen gehaald en op de arm genomen om het ergens binnen neer te leggen alvorens de wagen de gang in te trekken. Want één ding is zeker: mijn moeder heeft gezien hoe Tine het kind in haar armen nam.
De buurvrouw had zich in elk geval al omgedraaid en was met haastige stappen, bijna hollend, de kade afgelopen, terug naar huis.

 

© 2018 Chaja Polak

pro-mbooks1 : athenaeum