Leesfragment: De muur van Hadrianus

20 maart 2018 , door Adrian Goldsworthy
| |

Overmorgen spreekt Adrian Goldsworthy bij Spui25 over zijn nieuwe boek De muur van Hadrianus. De Romeinse limes in Groot-Brittannië (Hadrian's Wall, vertaald door Roelf Posthuma). Vandaag verschijnt zijn boek, en leest u een fragment op Athenaeum.nl.

In De Muur van Hadrianus schrijft oudhistoricus Adrian Goldsworthy over de Romeinse limes in Groot-Brittannië. Keizer Hadrianus besloot in het jaar 122 tijdens een rondreis door het rijk dat de noordgrens in Brittania versterkt moest worden. De 117 kilometer lange Muur van Hadrianus strekte zich uit van kust tot kust, net iets ten zuiden van de huidige grens met Schotland. De muur was een indrukwekkend vertoon van de Romeinse macht. Vooral in het midden staat de muur nog overeind, als levend monument in het landschap. In dit eerste deel in de serie Tastbaar Verleden beschrijft Goldsworthy de geschiedenis van de muur, van het ontwerp tot de bouw en het leven van de wachters.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Pax Romana.

 

Britannia: Buitenpost van het Rijk

Brittannië was een late toevoeging aan het Romeinse Rijk die plaatsvond in een tijd toen expansie zeldzaam was geworden. De daadwerkelijke verovering in 43 n.Chr. was echter niet het eerste militaire contact tussen het rijk en de Britten. Bijna een eeuw eerder, in 55 en nog eens in 54 v.Chr., landde Julius Caesar, toenmalig proconsul of gouverneur van Gallië, op de zuidoostkust van het eiland. Hij sloeg de felle weerstand van de plaatselijke stammen neer en accepteerde hun onderwerping, maar bleef niet overwinteren. Daarna is hij er nooit meer teruggekomen. Het nieuws over Caesars expeditie naar het mysterieuze, haast mythische eiland in de oceaan die de drie bij de Grieken en Romeinen bekende continenten omspoelde, werd in Rome met een soortgelijke euforie en openbare feestelijkheden begroet als de maanlanding van Apollo 11 in 1969. De senaat schortte de behandeling van staatszaken twintig officiële dankdagen lang op, wat een ongekende en veel grootsere viering van een overwinning was dan ooit in veel belangrijkere oorlogen in het verleden was toegekend. Het praktische nut en de opbrengst van de inval waren minder indrukwekkend. De orator Cicero merkte op dat er geen zilver was, noch ‘buit, behalve slaven; maar ik betwijfel of we schrijvers of musici onder hen zullen vinden’.
Caesar was een van die begaafde en ambitieuze legeraanvoerders die uit naam van de Romeinse Republiek grote gebieden veroverden. Rome was in de achtste eeuw v.Chr. gesticht en was aanvankelijk niet meer dan een kleine Latijnse stad te midden van vele andere. In de loop van de tijd groeide de stad, die al heel vroeg een uniek talent vertoonde om buitenstaanders in zich op te nemen. In de derde eeuw v.Chr. had Rome vrijwel heel het Italiaanse schiereiland onder controle, en honderdduizenden mensen die etnisch gesproken geen Latijnen waren, laat staan ‘Romeinen’, waren Romeins burger geworden. Voormalige vijanden werden bondgenoten, en ongeveer een generatie later vaak burgers die deelden in de verantwoordelijkheden en de opbrengsten van de expansie. De Romeinse Republiek werd in tijden van vrede en oorlog bestuurd door verkozen magistraten die afkomstig waren uit de rijkste burgerij, overwegend uit een kleine kring van aristocratische families. Voormalige magistraten vormden de grootste groep in de senaat, zo’n zeshonderd staatslieden die de magistraten en de volksvertegenwoordigingen die de macht hadden om wetten aan te nemen, met hun ervaring en adviezen terzijde moesten staan. Het systeem was erop gericht te voorkomen dat een persoon of groepering de permanente alleenheerschappijzou veroveren, wat betekende dat veel provinciale gouverneurs naar hun provincies vertrokken om daar in korte tijd glorie te verwerven, voordat ze vervangen zouden worden. Er was geen sprake van constante agressie en veroveringen, maar in de loop van de tijd groeide het rijk van de Romeinse Republiek gestaag uit. In de tweede eeuw v.Chr. had zijheel het Middellandse Zeegebied onder controle, en al snel waren de legioenen tot ver buiten Italië actief. De veroveringen leverden een klein aantal aristocraten enorme rijkdom en glorie op, waardoor ze zich boven hun gelijken verhieven en de staat zwaar onder druk zetten. Mannen als Caesar versnelden het tempo van de veroveringen enorm, maar zijwaren ook de leiders die het republikeinse bestuurssysteem in een opeenvolging van burgeroorlogen vernietigden. De meesten stierven een gewelddadige dood en Caesar, die aan het begin van een senaatsvergadering werd doodgestoken, was daarop geen uitzondering. Al snel daarna laaide de burgeroorlog weer op, die pas eindigde toen Marcus Antonius in 30 v.Chr. zelfmoord pleegde en Caesars achterneef en erfgenaam als de laatste krijgsheer nog overeind stond. Caesar Augustus, zoals hijal snel zou worden genoemd, werd de eerste keizer van Rome, wiens macht uiteindelijk op zijn controle over het leger berustte. Hijpositioneerde zichzelf als princeps, eerste burger en eerste dienaar van de staat, reden waarom historici het tijdperk van de Romeinse keizers het principaat noemen. Zoals gezegd ontleende Augustus zijn macht aan zijn controle over het leger, een permanente, professionele strijdmacht van ongeveer 300.000 man, vrijwel gelijkelijk verdeeld over de legioenen waarin Romeinse burgers dienden en de auxilia of hulptroepen die uit inwoners van de provincies en manschappen van bondgenoten bestonden. Iedere soldaat zwoer trouw aan de princeps, en alle betalingen en promoties kwamen van de keizer. Augustus wiste de herinnering aan zijn bloedige gang naar de top uit door de Romeinen en de inwoners van de provincies vrede binnen het rijk te schenken en buitenlandse vijanden zonder uitzondering te overwinnen. Omdat vrijwel iedereen na decennia van burgeroorlogen en bloedvergieten naar stabiliteit en welvaart verlangde, waren de Romeinen bereid om de heerschappijvan één man als het beste van alle alternatieven te accepteren. Ondanks een paar ernstige ziekteaanvallen overleefde Augustus vrijwel al zijn tijdgenoten, en na verloop van tijd vergat iedereen de man die zich een weg naar de top had gevochten en werd hijalleen nog gezien als de vredestichter en ‘vader des vaderlands’. Overwinningen op buitenlandse vijanden maakten Rome veilig, schonken rijkdom en waren gebeurtenissen die alle vaderlandslievende Romeinen konden vieren, en Augustus zorgde voor een constante stroom van zulke successen. Toen hijstierf was het Romeinse Rijk vrijwel compleet, in het westen grenzend aan de Atlantische Oceaan, in het oosten aan de Rijn, de Donau en de Eufraat, in het zuiden aan de Sahara en in het noorden aan de Kanaalkust. Kort voordat hijin 14 n.Chr. op bijna 77-jarige leeftijd overleed, adviseerde Augustus zijn opvolger om ‘het rijk binnen de huidige grenzen te houden’. Het is niet duidelijk of hijde expansie daarmee een permanent halt wilde toeroepen of het rijk alleen een periode van rust en herstel wilde gunnen, maar het resultaat was in elk geval dat verdere veroveringen zeldzaam werden. Maar weinig keizers voelden ervoor om een senator een belangrijk commando te geven waarmee hijglorie en populariteit bijde soldaten zou kunnen winnen en in een rivaal zou kunnen veranderen, en nog minder keizers hadden zin om jarenlang op veldtocht te zijn om nieuwe gebieden te veroveren.
Hoewel dichters als Horatius verlangend spraken over de verovering van Brittanna (‘godheid op aarde zal Augustus zijn als hijde vijand, Britten en Perzen heeft onderworpen’) zouden ze worden teleurgesteld. Er werd stevig handelgedreven over Het Kanaal, en er was sprake van enige diplomatieke activiteit, waarbijverbannen Britse prinsen hun toevlucht zochten in het rijk, maar er kwam geen nieuwe invasie. Augustus beschouwde de stammen in het zuidoosten als bondgenoten die de suprematie van Rome erkenden en derhalve deel uitmaakten van het rijk, ook al werden ze niet direct bestuurd. Het was dezelfde houding die hijaannam tegenover het grote Parthische Rijk in het oosten, en zelfs met betrekking tot de volkeren van India. Niet veel later verklaarde de geograaf Strabo dat Brittannië niet de moeite van het veroveren waard was, omdat het geen bedreiging vormde en de inkomsten uit belastingheffing bijde stammen waarschijnlijk niet zouden opwegen tegen de kosten van een veroveringsleger om het eiland te onderwerpen.
Zulke overwegingen legden bijkeizer Claudius minder gewicht in de schaal dan zijn behoefte aan militaire glorie. In de chaos na de moord op zijn neef Caligula in 41 n.Chr. vonden leden van de pretoriaanse garde Claudius die zich in het keizerlijk paleis achter een gordijn had verstopt. Als goedbetaalde en bevoorrechte huishoudelijke troepen van de keizer hadden zijeen keizer nodig, wie dan ook, en dus riepen ze Claudius tot nieuwe heerser uit omdat hijhet enige beschikbare volwassen familielid van Augustus was. Er waren weinig andere redenen voor deze keuze, maar de senatoren waren gedwongen hem te accepteren, aangezien ze zich niet tegen de gewapende macht van de pretorianen konden verzetten. Claudius was 51 jaar, hijstamelde, kwijlde, was kreupel en kon zich nauwelijks op successen in het openbaar bestuur en helemaal niet op militaire prestaties beroemen.
In 43 n.Chr. besloot hijdit goed te maken. Hijverzamelde vier van de op dat moment achtentwintig actieve legioenen, versterkte ze met hulptroepen, zeelieden en andere troepen en viel Brittannië binnen. Het eerste doelwit was de grote confederatie van stammen die het zuidoosten beheerste. Claudius maakte persoonlijk de oversteek om de inname van hun hoofdstad te Camulodunum (Colchester) te leiden, hoewel hijminder dan twee weken in Brittannië bleef. Zijn overwinning werd groots gevierd, niet in de laatste plaats omdat hijeen taak had voltooid die zijn voorouder, de grote Julius Caesar, was begonnen.
Het eiland dat de Romeinen Britannia noemden, was het domein van veel verschillende volkeren die in stamverband leefden. Conflicten tussen de stammen waren normaal, en interne machtsstrijd kwam bijna even vaak voor: de stammen hadden niet het gevoel dat ze tot een gemeenschappelijk volk behoorden. Toen de Romeinen arriveerden, sloten veel Britse leiders zich als bondgenoten bijhen aan, omdat ze hen minder als bedreiging zagen dan hun buren en traditionele vijanden. In 60 n.Chr. werd de provincie verscheurd door een opstand die uitgelokt werd door de mishandeling van zo’n bondgenoot, koningin Boudicca van de Icenen, die vervolgens de veteranenkolonie Camulodunum, de bloeiende handelsstad Londinium (Londen) en het stammencentrum in Verulamium (St. Albans) verwoestte. Een aantal stammen sloot zich bijde opstand aan, andere bleven trouw aan de Romeinen, en nadat Boudicca was overwonnen, werd de opstand met grote wreedheid onderdrukt. Daarna volgde de verzoening en het is opvallend dat er in het zuidoosten van Brittannië in de volgende drieënhalve eeuw nooit meer sprake is geweest van een opstand van betekenis tegen de Romeinse overheersing.
Het kostte de Romeinen meer tijd om controle te krijgen over wat later Wales zou worden. Tot in de jaren zeventig n.Chr. werden er herhaaldelijk veldtochten gehouden, en daarna was er nog enige tijd sprake van een sterke militaire aanwezigheid. Tegelijkertijd werd Noord-Engeland onder de voet gelopen en verrezen er garnizoenen in het gebied waar later de Muur van Hadrianus zou worden gebouwd. Recent dendrochronologisch onderzoek van het timmerhout dat gebruikt werd om het eerste Romeinse fort in Carlisle (Luguvallium) te bouwen, toonde aan dat de bomen in 72 of 73 n.Chr. werden geveld. Gnaeus Julius Agricola, gouverneur van Brittannië van 78-84 n.Chr., drong zelfs nog verder naar het noorden door, tot diep in Schotland, waar hijeen leger van Caledonische krijgers bijMons Graupius versloeg (de exacte locatie van de berg is niet bekend). Aanvankelijk was het de bedoeling om het gebied permanent te bezetten, waartoe er een netwerk van versterkingen werd gebouwd waarvan het fort van Inchtuthil in Perthshire het belangrijkste was, bedoeld om een volledig legioen in onder te brengen.
De militaire crises in Germania en aan de Donau eisten echter de aandacht van keizer Domitianus op, en Brittannia verdween naar de achtergrond. Een van de vier legioenen, en waarschijnlijk ook veel hulptroepen, werden uit de provincie weggehaald, een aanzienlijke aderlating die ertoe leidde dat alle bases ten noorden van de lijn tussen de riviermonden van de Forth en de Clyde (dicht bijhet gebied waar nu de steden Edinburgh en Glasgow liggen) werden ontruimd. Op basis van muntvondsten wordt deze terugtrekking op 86-87 n.Chr. gedateerd. In het garnizoen van Inchtuthil was de constructie van een paar gebouwen in het kamp nog niet eens begonnen toen de basis werd geëvacueerd, de verdediging werd ontmanteld en de gebouwen werden verwoest. Het opgeven van de garnizoenen lijkt van bovenaf bevolen te zijn en niet veroorzaakt door vijandige actie. De terugtrekking geschiedde wellicht gefaseerd over een paar jaar, waarbijde linie van torens en buitenposten langs de Gask Ridge iets langer in gebruik bleef voordat ook die werd ontmanteld.
Er is heel weinig bekend over Brittannië ten tijde van keizer Trajanus (98-117 n.Chr.). Vindplaatsen die sterk met de muur geassocieerd zouden raken, zoals Corbridge (Coria), Vindolanda, Carvoran en Carlisle kregen garnizoenen, en de schrijftabletten die in Carlisle, maar vooral in Vindolanda werden gevonden, leveren fascinerende glimpen van het leven in de garnizoenen op. In de vroege tweede eeuw n.Chr. werden er kleine buitenposten of versterkingen in dit gebied gebouwd, zoals in Haltwhistle Burn en Throp, en wellicht een paar torens voor observatie of het doorgeven van signalen. Rond 106 n.Chr. verlieten de Romeinen ook het fort van Newstead (Trimontium), de noordelijkste nog bestaande basis in Schotland, evenals andere buitenposten. Er werd een goede, verharde Romeinse weg met afwatering aangelegd die ten minste van Corbridge tot Carlisle liep, twee plaatsen aan belangrijke noord-zuidroutes. We duiden de weg met de middeleeuwse naam als de Stanegate Road aan omdat we van geen van de Romeinse wegen in Brittannië weten hoe de Romeinen die zelf noemden. De Stanegate Road liep iets ten zuiden van waar de muur gebouwd zou worden en volgde de natuurlijke en makkelijkste route tussen de dalen van de Tyne en de Eden. Op zeker moment werd de omvang van het leger in de provincie opnieuw drastisch teruggebracht, toen Legio IX (op inscripties vaak in de ouderwetse vorm VIIII) Hispana werd teruggetrokken. In Brittannië lagen daarna nog maar twee legioenen in garnizoen, II Augusta en XX Valeria Victrix.

[...]

© Adrian Goldsworthy

pro-mbooks1 : athenaeum