Leesfragment: De pijnboomeilanden

21 september 2018 , door Marion Poschmann
|

Marion Poschmanns De pijnboomeilanden (Die Kieferinseln) verschijnt 28 september in de vertaling van Annemarie Vlaming. Wij publiceren voor!

In De pijnboomeilanden, genomineerd voor de Deutscher Buchpreis 2017, combineert Marion Poschmann lichtvoetigheid met filosofische diepgang, het westerse materialisme met het oosterse shintoïsme. 
Wanneer universitair docent cultuurgeschiedenis Gilbert Silvester droomt dat zijn vrouw hem bedriegt, besluit hij in een opwelling het eerstvolgende vliegtuig te nemen; om afstand te nemen en zijn huwelijk te overdenken. De vlucht voert Gilbert naar Japan, waar hij het reisverslag van de klassieke dichter Basho in handen krijgt. Het geeft hem een doel: net zoals de vijftiende-eeuwse rondtrekkende monnik wil hij de maan boven de Pijnboomeilanden zien. Deze pelgrimstocht biedt hem de mogelijkheid om zich te verliezen in de natuur en zijn innerlijke onrust achter zich te laten. Maar nog voor hij begint, ontmoet Gilbert een jonge student, Yosa, die met heel andere reisliteratuur onderweg is: Het complete handboek voor zelfmoord.

 

Senju

Gilbert droomde dat hij in de trein zat, nog een keer, alweer, nog altijd. Ze reden langs de Fuji, urenlang, zonder dat de berg dichterbij kwam, zonder dat het landschap veranderde. Ze reden hard, hij hoorde immers het geluid van een razende trein, maar tegelijkertijd bleven ze de hele tijd op dezelfde plek staan, hier, omsingeld door ondoordringbaar grijs dat zich tegen de ramen aan drukte.

Theoretisch waren ze de vorige dag al langs de Fuji gereden, langs de eerbiedwaardige berg, het symbool van Japan. De Tökaidö-spoorlijn naar Tokio biedt, vanuit het zuiden komend, onder gunstige omstandigheden een blik op de Fuji. De maatschappij adverteert zelfs met de afbeelding van een Shinkansen voor de slapende vulkaan onder de rode avondzon, en stelt panoramawagons beschikbaar waarin je op een draaistoel achter een glazen wand zit. Op de heenreis had Gilbert er niet aan gedacht om een blik op de berg te werpen, temeer daar hij ervan uitging dat ze er toch al naar onderweg waren. Maar vanuit het Aokigaharabos was de berg niet te zien geweest, doordat de bomen alles bedekten. Nu was het zachtjes gaan regenen, het landschap was bedekt onder wolken en nevel, en Gilbert zag enkele berghellingen verrijzen, hun toppen waren verdwenen in de mist – was een daarvan de Fuji? In dat geval was hij niet anders dan andere beboste berghellingen en gaf hij zich alleen bloot aan wie hem kende, aan wie hem aan de hand van zijn hellingsgraad wist te herkennen en het niet moest hebben van de als suikerwerk besneeuwde toppen, de karakteristieke trechter, de majesteitelijke glans van het geheel.
Yosa had zich in de kussens genesteld en sliep, zijn armen stevig om zijn sporttas geslagen. Dit was het moment geweest waarop hij zichzelf nuttig had kunnen maken – hem op de Fuji wijzen, er iets over vertellen, uit zijn boek voorlezen, de reisgids uithangen – maar hij was gewoon een hopeloos geval.
Toen de conducteur kwam vroeg Gilbert op welk deel van hun reis de Fuji zou opduiken. De conducteur bleek zonder meer in staat om hem daar uiterst accuraat informatie over te verschaffen. Hij knikte geroutineerd en gaf een tijdstip aan, noemde de exacte minuut waarop ze langs de Fuji zouden rijden. Daarna aarzelde hij even en voegde daar een minuut speling aan toe, en verontschuldigde zich uitvoerig voor het feit dat deze trein al een vertraging van dertig seconden had, maar dat dit zeker nog ingehaald zou kunnen worden…
Ingespannen hield Gilbert de wijzer van zijn horloge in de gaten, drukte zijn neus tien minuten voor de aangegeven tijd tegen het raam, staarde naar de motregen en de druppels die over het raam liepen, en hoewel hij ervan overtuigd was dat hij in het door regels geleide Japan honderd procent zeker op een tijdsaanduiding kon vertrouwen, wilde hij niet uitsluiten dat zijn polshorloge een fractie voor- of achterliep, dus voor de zekerheid staarde hij naar de regen, haast twintig minuten lang staarde hij ingespannen door de nevel, maar er was buiten niets dat hem houvast bood, en de Fuji was niet te zien.
Leren sterven. Deze reis, die als doel had afstand te nemen van en toenadering te zoeken tot, was niets anders dan de concentratie op de ruimte die daardoor ontstond. Een beweging die de expansie van de geest volgde, in de tussenruimte tussen ‘hier’ en ‘daar’, terwijl de geest zelf, hoopte je dan maar, rustiger wordt, terwijl de denkbewegingen zich ordenen, de werveling van dingen ietwat vertraagt, een vorm terugvindt die je was vergeten, een ruimte waarin het vage en onzekere, het eeuwig veranderde geobser veerd kan worden. Je volgt de subtiele verschuivingen, de illusoire beeldendheid, je hoopt immers duidelijkheid te krijgen over het onzichtbare op zich, het eigen ik.
Gilbert keek naar het ontspannen gezicht van de slapende Japanner, die met zijn wang op de sporttas lag, en was ineens enorm teleurgesteld. De Fuji was niet te zien, aan de Japanner was niets maar dan ook niets van emotie af te lezen, en ook tijdens het uitstapje naar het zelfmoordbos was er zo goed als niets te zien geweest; de verrottende kledingstukken van de doden en een paar losse botten kon je met de beste wil van de wereld geen bezienswaardigheid noemen. Hij voelde de teleurstelling opkomen vanuit het midden van zijn borstkas en zijn schedel geheel omhullen met een taaie mist die iedere poging tot nadenken verlamde.

Toen hij wakker werd bevond hij zich in het hotel met de witte kubusmeubels. Ze waren vroeg in de avond aangekomen en meteen bewusteloos neergevallen. Gilbert voelde zich nog steeds verdwaasd. Iedere beweging viel hem zwaar en al zijn ledematen deden pijn, alsof hij op een stapel kromme takken lag. Yosa rommelde luidruchtig in de badkamer, uit de kieren rondom de deur drong witte stoom.

[...] 

 

Copyright © 2017 Marion Poschmann
Copyright Nederlandse vertaling © 2018 Annemarie Vlaming

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum