Leesfragment: De Ritchie-boys

21 januari 2018 , door Bruce Henderson
| |

Het verhaal van de Joden die aan de nazi's ontsnapten en met het Amerikaanse leger Hitler bevochten: De Ritchie-boys van Bruce Henderson (vertaling Irving Pardoen) verschijnt volgende week dinsdag. Lees bij ons alvast een fragment.

Dit is het onbekende verhaal van een groep jonge Duitse Joden, de Ritchie-boys, die nazi-Duitsland ontvluchtten, volwassen werden in de jaren dertig en als soldaten terugkeerden om hun oude vaderland te bevrijden.
Vanaf 1942 namen zij, in kleine groepen, deel aan elke belangrijke slag in Europa. Ze spraken Duits en kenden de geschiedenis en gebruiken van het land. In de VS, in Camp Ritchie, werden ze getraind in speciale ondervragingstechnieken. Ze verhoorden Duitse soldaten, en verkregen op die manier cruciale informatie. Na de oorlog bleek dat ruim zestig procent van de informatie die in Europa was verzameld van de Ritchie-boys afkomstig was. Ook behoorden zij tot de eerste soldaten die de concentratiekampen binnentrokken en zo leerden over de verschrikkingen waaraan hun achtergebleven vrienden en verwanten waren blootgesteld. Sommigen van hen werkten als vertaler tijdens de processen in Nurnberg.

Bruce Henderson sprak met vele Ritchie-boys en deed uitgebreid archiefonderzoek. Hij vertelt over hun vlucht uit Duitsland, hun opofferingen tijdens de oorlog, hun zoektocht naar familieleden in de puinhopen van het kapotgeschoten Duitsland. De Ritchie-boys is een verhaal van epische omvang.

 

Proloog

Duitsland 1938

Martin Selling werd door luid gebonk op de voordeur ruw uit zijn slaap gewekt. Het was 10 november 1938, kort voor zonsopgang.
Martin woonde in Lehrberg, in het zuidoosten van Duitsland. Hij en zijn familie waren de enige Joden onder de ongeveer duizend inwoners van dit rustige boerendorp. In de loop van de vorige dag hadden de nazi’s in heel Duitsland aanslagen op Joden gepleegd. Maar Martin wist dat nog niet.
Deze wijdverspreide destructieve actie zou bekend komen te staan als de Kristallnacht vanwege de bergen glasscherven op straat doordat ruiten waren ingeslagen van synagogen, ziekenhuizen en huizen en bedrijven van Joden, die geplunderd waren en waar de inboedels kort en klein waren geslagen. Het geweld was begonnen nadat een jongeman in Parijs een ambtenaar van de Duitse ambassade had doodgeschoten – bij wijze van vergelding omdat zijn ouders samen met duizenden andere Pools-Joodse immigranten uit Duitsland waren verdreven. De SA (Sturmabteilung) gebruikte de schietpartij in Parijs als voorwendsel voor een allang voorgenomen golf van arrestaties van Joden, en op de avond van 9 november gingen ze de straat op, vermoordden honderden Joden en arresteerden er nog eens dertigduizend.
De twintigjarige Martin was vanuit München, waar hij als kleermaker had gewerkt, pas onlangs teruggekeerd naar Lehrberg, het dorp van zijn kinderjaren. München was de stad waar Hitler aan de macht was gekomen en waar het nationale hoofdkwartier van de NSDAP gevestigd was. Martin had Hitler ettelijke keren in levenden lijve gezien. Als hij met zijn gevolg door de straten reed, werd van iedereen langs de route verwacht dat men stil bleef staan, de rechterarm omhoogstak en de Hitlergroet bracht. Iedere keer als Martin de colonne met Hitler aan het hoofd hoorde naderen of alleen maar mensen met hakenkruisvlaggen zag marcheren, probeerde hij zo onopvallend mogelijk weg te duiken of een zijstraat in te slaan.
Eerder dat jaar was Hitler zich er op een dag ineens van bewust geworden dat hij met zijn gevolg op weg naar het hoofdkwartier van de partij telkens een grote synagoge passeerde. Op last van de Führer kreeg de Joodse gemeente te horen dat men dezelfde dag nog alle boeken en kostbaarheden diende weg te halen. Een paar dagen later bevond zich op de plek waar de synagoge had gestaan een nieuwe parkeerplaats. Martins baas, een oudere Jood, vond toen dat hij genoeg had gezien. Hij vluchtte naar Italië, waardoor Martin werkloos was en geen andere keuze had dan naar Lehrberg terug te gaan.
Het gebonk op de voordeur hield maar niet op en klonk steeds harder en dreigender, en tegen de tijd dat Martin bij de deur was, leek het erop dat die ingetrapt zou worden. Hij deed de deur open, waarna vier leden van de SA in bruine overhemden met rood-zwarte mouwbanden met het hakenkruisteken erop hem opzij duwden en naar binnen stormden. Dat Martin met zijn één meter vijfentachtig boven hen uit torende, maakte geen indruk.
Zonder opgave van redenen doorzochten de SA-mannen het huis, waarbij ze zich een dure camera toe-eigenden en vervolgens Martin arresteerden, evenals zijn oom Julius Laub, die de naastgelegen textielwinkel van de familie had beheerd nadat zijn zuster Ida, Martins moeder, twee jaar tevoren was overleden. Zij had na de dood van Martins vader vijftien jaar eerder de winkel bestierd. De SA-mannen arresteerden ook de huishoudster, de enige andere bewoner van het huis. Tegelijkertijd werden Martins tante Gitta en haar drie kinderen, die in de buurt woonden, opgepakt door weer andere leden van de SA.
Ze werden allemaal naar een sportpark in het acht kilometer verderop gelegen stadje Ansbach overgebracht, waar al zestig andere Joodse mannen, vrouwen en kinderen waren verzameld. De doodsbange mensen waren tegen elkaar aan gekropen en brachten de nacht rillend van angst en de koude wind door op de tribunes. Uit de informatie die op gedempte toon werd uitgewisseld begreep Martin dat de synagoge in Ansbach in brand was gestoken, dat de huizen van Joodse inwoners geplunderd waren en dat Joodse mannen in elkaar waren geslagen. Toen Martin en enkele anderen aan de SA-mannen vroegen wat er nu ging gebeuren, bleken die dat niet te weten. Ze hadden alleen opdracht om alle Joden uit die plaats te arresteren.
De volgende middag om een uur of drie werden de vrouwen en kinderen, evenals de mannen van boven de vijftig, zonder nadere verklaring vrijgelaten. Martin, zijn oom en zo’n vijftien andere mannen bleven gevangen. Ze werden naar de lokale gevangenis gedirigeerd, een oud, primitief gebouw, en met z’n allen in één cel opgesloten. Er was geen stromend water en geen wc – alleen een ijzeren ‘emmer’ – en het eten was mondjesmaat en primitief. Nadat ze twee dagen in de kleine ruimte hadden doorgebracht werden ze overgebracht naar het vijftig kilometer verderop gelegen Neurenberg.
De districtsgevangenis van Neurenberg was bijna vol. Daar zaten namelijk honderden Sudeten-Duitsers, dat wil zeggen etnische Duitsers uit Tsjecho-Slowakije, die twee maanden tevoren in opstand waren gekomen tegen de Duitse annexatie van Sudetenland, waar drie miljoen Duitsers woonden. De ongeveer honderd Neurenbergse Joden die tijdens de Kristallnacht waren opgepakt, zaten opgesloten in de sportzaal van de gevangenis met geen andere voorzieningen dan de kale matrassen op de vloer. De groep waar Martin toe behoorde kwam erbij.
De meeste bewakers waren oudere mannen die gewend waren zich bezig te houden met geharde misdadigers, niet met politieke gevangenen, en leken de drukte niet aan te kunnen. Ze deden hun plicht, meer niet, wat betekende dat de gevangenen voornamelijk aan hun lot werden overgelaten. Een ploegje gevangenen haalde eten bij de keuken en verdeelde dit onder de anderen, en op gezette tijden kon iedereen zich wassen onder een van de douches in een gemeenschappelijke wasruimte. Gedurende één uur per dag werden de gevangenen in kleine groepjes gelucht; ze mochten dan rondjes lopen op de binnenplaats van de gevangenis – overigens pas nadat de Arische gevangenen daar weg waren om te voorkomen dat ze met de Joden in contact zouden komen.
Binnen een week werden enkele Joodse gevangenen vrijgelaten, onder wie de oom van Martin. De beslissing wie er vrijgelaten zouden worden en wie niet was voor Martin en alle anderen een groot raadsel. Er waren bewakers die beweerden dat de opdrachten tot vrijlating afkomstig waren van de plaatselijke Gestapo, maar geen enkele agent van de gevreesde geheime politie had zich in de gevangenis laten zien om de gevangenen te ondervragen. Op 22 december, zes weken na Martins arrestatie, waren er van zijn oorspronkelijke groep nog negen mensen over. Op die dag maakten de bewakers met veel misbaar bekend dat ze naar concentratiekamp Dachau zouden worden overgebracht.
Martin, die inmiddels alleen in een cel zat, had een gevoel alsof hij een schop in zijn buik had gekregen. Hij wist net als de meeste Duitsers van het bestaan van Dachau, al werd daarover slechts op fluistertoon gesproken. In Dachau, in de buurt van München, was na het aan de macht komen van de nazi’s in maart 1933 het eerste concentratiekamp ingericht in een uit de Eerste Wereldoorlog daterende munitiefabriek. Het hoofd van de SS (Schutzstaffel) Heinrich Himmler had in de pers gezegd dat in Dachau diegenen zouden worden opgesloten die de veiligheid van de staat bedreigden. In het eerste jaar dat het kamp bestond waren er bijna vijfduizend gevangenen ondergebracht, voornamelijk Duitse communisten, sociaaldemocraten, vakbondsleden en andere politieke tegenstanders van de nazi’s.
Maar Dachau had voor Martin ook een persoonlijke betekenis. In april 1933 was zijn neef, die advocaat was in München, gearresteerd en daarnaartoe gestuurd. Drie maanden daarna was hij in Dachau overleden. Op basis van de omineuze berichten die hij had gehoord, had Martin het idee dat verhuizing naar Dachau ook voor hem de doodstraf zou betekenen. De celdeuren van degenen die naar Dachau zouden worden overgebracht werden door de bewakers kort daarna geopend. Omdat hij per se afscheid wilde nemen van zijn oom Julius en diens tweelingbroer Leopold, die met een tante elders in Duitsland woonde, krabbelde hij snel iets op een stukje papier. Toen hij de gang op liep en de cel passeerde van een medegevangene die hij had leren kennen, schoof hij het opgevouwen stukje papier bij hem door de tralies.
Op het station van Neurenberg moesten Martin en de acht andere mannen die uit Ansbach hiernaartoe waren overgebracht plaatsnemen in een modern treinstel, waar ze tijdens de reis van honderdvijftig kilometer naar het station van Dachau onder bewaking bleven zitten. Bij aankomst werd hun rijtuig naar een zijspoor gerangeerd. Het eerste wat Martin zag waren SS’ers in zwarte uniformen met rode hakenkruizen, die hen met geweren met bajonetten erop aan alle kanten omringden.
De SS’ers dreven de gevangenen de trein uit en het perron af en loodsten hen vervolgens langs een aantal kantoorgebouwen, barakken van de bewakers en een openluchtschietbaan waar SS’ers zich bekwaamden in hun schietvaardigheid. Martin zou kort daarna horen dat de schietbaan ook dienstdeed als executieterrein. Een zware ijzeren poort met daarop de tekst ARBEIT MACHT FREI gaf toegang tot het omheinde eigenlijke kamp.
Het rechthoekige terrein, met afmetingen van ruwweg zeshonderd bij driehonderd meter, was afgezet met prikkeldraad dat onder stroom stond. Op strategische punten waren hoge bewakingstorens geplaatst. Op het terrein bevonden zich een ziekenhuis, een wasserij, werkplaatsen waarin de gevangenen van alles maakten, variërend van brood tot meubels, en een groot open veld dat diende als appelplaats en voor andere samenkomsten.
De gevangenen werden ondergebracht in tien barakken van baksteen en beton, elk ingericht voor de huisvesting van tweehonderdzeventig man, onderverdeeld in vijf zalen met elk vierenvijftig man. Deze groepen werden naar analogie van het militaire bedrijf aangeduid als pelotons. Elke zaal was ingericht met smalle houten stapelbedden bedekt met stro, met daarnaast een wasruimte met een aantal wastafels en wc’s.
Toen Martin en zijn groep aankwamen, werden ze door de bewakers naar een grote zaal gebracht waar ze zich moesten uitkleden. Nadat ze kaalgeschoren waren werden ze onder een koude douche gezet en naakt naar een andere ruimte gestuurd, waar een naziarts hen aan een kort onderzoek onderwierp. Vervolgens kregen ze een licht, blauwwit gestreept uniform uitgereikt dat ze aan moesten trekken. Sommige mannen hadden bij aankomst een tasje met wat eigendommen bij zich die ze bij hun arrestatie van huis mee hadden mogen nemen. Die tasjes moesten ze nu inleveren, en het enige wat ze mochten behouden waren de toiletartikelen die ze konden dragen.

[...]

 

Copyright © 2017 Bruce Henderson
Copyright vertaling © 2018 Irving Pardoen

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum