Leesfragment: De rover

25 september 2018 , door Robert Walser
|

Deze week verschijnt Robert Walsers De rover (Der Räuber, vertaald door Machteld Bokhove). Lees bij ons alvast een deel van het nawoord.

De rover is Robert Walsers laatste en waarschijnlijk gedurfdste en wildste roman. Het is het verhaal van een dromer op weg naar zelfontdekking en is een mengeling van liefdesverhaal, tragedie en farce. Tegelijkertijd is het zowel een onderzoek naar de romanvorm als naar de hoofdpersoon, de vervolgde en uitgestoten 'rover', die in steeds hogere mate samenvalt met de verteller van de roman.

De rover maakte deel uit van de zogenaamde 'Mikrogramme', die Walser met potlood in miniatuurschrift schreef. De roman werd in 1925 voltooid, maar verscheen pas in 1972 en geldt als een van de meesterwerken van het modernisme.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Walsers romans De wandeling en Jakob von Gunten, en uit W.G. Sebalds essay over Walser. We bespraken De wandeling ook én we bespraken De vrouw op het balkonOp donderdag 27 september (17.00 uur) wordt de roman bij Het Martyrium gepresenteerd. Wees welkom!

 

Middelmatigheid is misschien uiteindelijk iets Italiaans. Ik kom hier zo meteen nog op terug. Menigeen zal deze uitspraak merkwaardig vinden. Ik vraag u daar ondertussen over na te denken. Afgelopen nacht heb ik me onberispelijk gedragen. Ik kon lang niet inslapen, d.w.z. mijn ogen vielen wel steeds dicht maar ik kon toch de slaap niet vatten. Ik lag heel stil, bijna als een soort prins in een filmfragment, alsof er een lijfwacht om me heen stond die natuurlijk nergens zo op let als op fatsoen. Om werkelijk in te kunnen slapen deed ik steeds weer mijn best mijn ogen heel wijd open te doen. Opeens was ik diep in slaap. Om dus in te kunnen slapen moet je je inspannen om wakker te blijven. Je spant je niet in om in te slapen. Om te kunnen liefhebben moet je je inspannen om niet lief te hebben. Opeens heb je dan lief. Om eerbied te vinden, moet je een tijdlang oneerbiedig zijn, hierna komt de behoefte om te eerbiedigen. Ik geef u deze voortreffelijke adviezen volslagen kosteloos. Probeert u ze op te volgen, niet omwille van volgzaamheid, maar omwille van uw genoegen en uw voordeel, want je deelt immers raad uit om een ander gelukkig te maken, niet om je raad erkend te krijgen, maar door hem te erkennen ben je bezig, en die bezigheid brengt welbevinden met zich mee voor degenen die hem opvolgen. En toen glansde, danste er een ware zee aan gedachten om me heen. Van de inhoud van mijn nachtelijk gedenk weet ik ’s ochtends geregeld niets meer. ’s Ochtends denk ik iets nieuws. Ach, wat is ’t me nu duidelijk dat niemand aan dit hele verhaal schuldig is behalve de middelmatigheid van die oom uit Batavia. Hoe kon hij op zo’n gezond verstandige wijze het tijdelijke met het eeuwige verwisselen. Zijn overlijden was beslist een van de meest uitgesproken middelmatigheden die er ooit bestaan hebben. Hij stierf op zo’n ontzettend goed moment, niet te vroeg en ook niet te laat. Hij was altijd al een zeer solide man, die oom, en was het geld dat hij de rover naliet eigenlijk niet op zich ook weer in zekere zin volkomen middelmatig? Dit geld kwam de rover zo uitermate goed gelegen. Dat beetje kapitaal was, doordat het in handen van de rover kwam, in zekere zin een schot in de roos. Ons onderwerp overweegt trouwens deze herfst een reis naar Parijs te maken, voor zo ongeveer tien, vijftien dagen. Hij overweegt een verwante, d.w.z. iemand die steeds bezorgd om hem is geweest, als een cavalier daarheen te begeleiden om deze vrouw, die een vrouw uit het volk is, een genoegen te doen. Ze dweept namelijk met Parijs, en de rover doet dat vanzelfsprekend ook, net zoals alle verstandige en pientere mensen dwepen met deze grote stad waarin zich al zoveel en zoveel betekenisvols heeft afgespeeld. Wie weet, misschien was het voor de rover beter geweest als deze verwenste en solide oom uit Batavia voorlopig nog leuk in leven was gebleven. Maar feit is dat hij zich terugtrok aan gene zijde en dat die geldsom in handen van de rover vloeide en dat hij nu gesteund door dit geld de cavalier uit kon gaan hangen, hij, de rover, die toch helemaal niet voor die wereldse flauwekul deugde, die iets veel, veel belangrijkers en tegelijk iets veel, veel geringers was dan dat. Maar het gebeurde, en om nu op het Italianisme terug te komen, dat zit ’m nu eenmaal gewoon in gedragswijzen, en wij menen er goed aan te doen als wij verder helemaal niets aan deze zin toevoegen. Toen ik onlangs ’s avonds huiswaarts keerde, hoorde ik een vrouw die met wat buurvrouwen op een bank zat, zeggen: ‘Met melk kan ik niets beginnen. Ik geef niets om melk. Wie bij mij met melk aankomt, irriteert me. Mij moet je niet met melk lastigvallen. Van melk heb ik ook geen zier verstand. Giet koffie in mijn mond, dan hebben jullie mij. Koffie geniet voortdurend mijn waardering, ja, ik zeg luid en vrijpostig mijn voorkeur. Ik vind het niet prettig als iemand mij achterna sluipt. Maar degene die mij achterna sluipt met de nobele en vriendelijke bedoeling mij van koffie te voorzien, die mag mij het hele jaar door uiterst nauwkeurig in de gaten houden. Wie in mijn bijzijn koffie niet prijst, maar melk daarentegen wil roemen, met zo iemand ben ik het dermate oneens dat ik bijna boos op hem word. Melk is in mijn ogen net zoiets ontbeerlijks als koffie iets onontbeerlijks is. Weg met die melk, die smaakt me gewoon niet, maar kom op met die koffie, want die smaakt mij.’ Wat weergalmde dat in de nacht, die minachting voor melk, die lof voor koffie. Mensen die het hele jaar door binnen zitten in de stad, roemen graag de landlucht, ze genieten ervan door die te prijzen. Wie mij hinderlijk in de weg loopt, hindert bij het doorlopen ook zichzelf. Hoe eenvoudig dat ook valt te begrijpen, sommigen denken daar nu eenmaal niet aan. In de mathematiek is het eenvoudige gewoon heel eenvoudig, maar in het sociale leven niet. In het leven is men geneigd de eenvoudigste inzichten over het hoofd te zien. Dat heeft iets grappigs. Van de blindheid van mensen profiteren de advocaten. Die moeten net zo goed levenservaring hebben. Schranderheid is iets middelmatigs. We zijn allemaal veel te weinig middelmatig. Veel mensen, vooral vrouwen, kunnen middelmatigheid niet uitstaan, juist omdat het correct is, of omdat ze jaloers worden op deze correctheid. Vrouwen zijn middelmatiger, d.w.z. verstandiger dan mannen en ze zouden allemaal graag met een afwijkend mens te maken willen hebben, d.w.z. met een onintelligent iemand, om zich te laten amuseren, om te kunnen glimlachen om hem, want zo’n glimlach is nu eenmaal iets wat gelukkig stemt. Op zo’n ongewone hoef je niet afgunstig te zijn, want hij brengt ’t niet ver, dat zie je aan hem, en omdat je dat aan hem ziet, doet zijn aanblik je hart goed. Natuurlijk moet die ongewone dat niet weten, maar soms weet hij het toch, en dan is hij gewoon, d.w.z. gelijkwaardig. Want de ongewoonheid ligt nu eenmaal in het niet-correct-kijken, en al degenen die correct kijken zouden heel graag met iemand te maken willen hebben die dat niet kan, gewoon voor hun ontspanning, want het is misschien een kwelling steeds mensen en dingen precies zo te zien als ze zijn, je zou je graag bekeken weten zoals je niet helemaal precies bent. Dus maakt alleen diegene zich geliefd en begeerd die zo zijn geheel oereigen manier, d.w.z. een ietwat incorrecte manier heeft om de wereld in te kijken, alsof hij nog een kind is. En omdat vrouwen zo eminent correct oordelen, worden ze jaloers op correct oordelende mannen en smachten ze geheel vanzelfsprekend naar gebrek aan gezond oordeel, dus naar eens wat anders zogezegd, want ze vervelen zich allemaal met hun bekwaamheid, ze vervelen zich omdat ze elkaar moeten aanvaarden, omdat ze zo zelden een reden hebben elkaar toe, of voor mijn part zelfs ook, uit te lachen. Ze bieden elkaar veel te weinig vermaak omdat ze allemaal qua intelligentie zo op elkaar lijken, niemand de anderen meer voor de gek kan houden, hun iets kan wijsmaken, wat je toch zo graag zou doen want er bestaat voor mensen niets leukers dan virtuozer te zijn dan anderen. Om deze reden vindt men apen zo vermakelijk, en honden, en katten, maar het allerleukst vinden de middelmatigen de domkop in mensengedaante, de kinderlijken, de goedgelovigen. Maar als de goedgelovige, de onnozele, dat merkt, kent hij zichzelf meteen een betekenis toe, en hij kan ervoor kiezen zich daarnaar te gedragen. Maar misschien doet zijn inzicht in zijn situatie hem pijn. Wat daarentegen als hij in deze pijn schoonheid ziet? Wat, als hij om dat soort schoonheid zou lachen en als hij in dat soort lachen alleen maar schoonheid zag? En hoewel deze middelmatigheid nu algemeen verbreid schijnt te zijn, ik bedoel, deze voortreffelijkheid, is het toch mogelijk dat al deze middelmatigen helemaal geen echte middelmatigen zijn, maar het alleen maar denken te zijn.

[...]

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum