Leesfragment: Dichtbij en ver weg

22 maart 2018 , door Maarten Doorman
|

Vrijdag 23 maart verschijnt Dichtbij en ver weg van Maarten Doorman. Wij publiceren voor. 

Dichtbij en ver weg lijkt van alles en nog wat aan te snijden: van een bedrieglijk stuk steen op de maan tot een dramatische scène in bad, van een romantische boswandeling tot Nipplegate, van Goethe tot David Bowie, van de woede van Schopenhauer tot de karper van Apollinaire en van tekenfilm tot Suriname en het Rijksmuseum.

Maar steeds gaat het om het overbruggen van een afstand: tussen kunst en maatschappij, filosofie en wereld, verleden en toekomst, privacy en openbaarheid. Dichtbij en ver weg is een verzameling goed geschreven opstellen waarin wat ver weg is dichtbij komt. Het is een hartstochtelijk pleidooi voor geschiedenis en kunst.

Maarten Doorman is filosoof en schrijver van onder meer De romantische orde, Rousseau en ik en De navel van Daphne.

 

Koffie, seks, geschiedenis

Over de utopie

Niet lang voor de Val van de Muur probeerde ik met een vriend en zijn Russische vriendin ergens in Moskou te dineren. Het was lastig om te reserveren, maar gelukkig kenden zij er de weg. Toch werden we tot twee keer toe geweigerd. De tweede keer stonden we aan de deur van een groot, vrijwel leeg restaurant. ‘Het is vol,’ zei de portier, en hij wees met een weids gebaar naar de lege tafels achter hem. ‘Volgens mij zijn er nog wel een paar tafeltjes vrij,’ opperde mijn vriend voorzichtig. Maar de portier herhaalde dat alles vol zat, en of we zo snel mogelijk wilden vertrekken.
Bij het derde restaurant lukte het. Tussen de tafeltjes liep een vrouw van halverwege de vijftig heen en weer in een grijs uniform; het was meer marcheren dan lopen en ze keek kwaad. Ze zwaaide op borsthoogte met een rood vlaggetje, als een voortstappende metronoom. Bij de uitgang lagen een paar van die vlaggetjes, en ik stak er toen we weggingen een in mijn binnenzak. Buiten zag ik dat er een plaatje van vuurwerk op stond en een woord dat volgens mijn vrienden ‘Gefeliciteerd!’ betekende. Toen begreep ik het pas: de vrouw vierde met ons de zeventigste verjaardag van het Rode Leger, er zou een groot vuurwerk zijn in de stad. De Russische vriendin maakte me tegelijk duidelijk dat ik blij mocht zijn dat er vanwege de feestelijkheden na het eten echte koffie was geserveerd.
Wanneer de hoofdpersoon van George Orwells 1984 in zijn eentje over straat zwerft in plaats van zich aan sociale controle te onderwerpen in een of ander deprimerend gemeenschapshuis, ruikt hij ook plotseling echte koffie. ‘Echte koffie,’ lezen we, ‘geen Victorie-koffie.’ ‘Winston,’ zo vervolgt Orwell dan, ‘bleef onwillekeurig staan. Misschien twee seconden lang bevond hij zich weer in de halfvergeten wereld van zijn kinderjaren. Toen sloeg er een deur dicht en die scheen de geur even plotseling af te sluiten alsof het een geluid was geweest.’
Goeie zinnen: ze laten tegelijk iets zien, horen en ruiken. In de ideale samenleving is er alleen staatskoffie, met een propagandistische merknaam. Echte koffie is ver weg, iets uit een verleden dat van overheidswege is afgeschaft. Toch is er even die heerlijke vleug koffie, vlakbij. En dan de dreun van de deur waarmee de geur een geluid wordt dat wegsterft, een grafzerk op alles wat ooit was, inclusief de eigen jeugd.
Schaarste, de leugen van propaganda en een onbereikbare verre macht, onzichtbaar aan de andere kant van een muur, met echte koffie: het is een even onopvallend als trefzeker beeld van deze beklemmende utopie. Winston Smith werkt bij het ministerie van Waarheid. Daar moet hij informatie aanpassen volgens de laatste richtlijnen van de Partij, ook de inhoud van de archieven. Omdat er steeds zuiveringen plaatsvinden en er telkens onwelgevallige dingen uit het verleden opborrelen, is daar flink wat werk te verzetten. Zo schept de Partij de waarheid, desnoods met terugwerkende kracht.
Toen de Amerikaanse president Trump en zijn woordvoerders begin 2017 waarheid en werkelijkheid zo openlijk tot leugen bestempelden met uitdrukkingen als ‘alternative facts’, kwam het in 1948 geschreven 1984 weer hoog in de bestsellerlijsten. Als je macht hebt, dus zeggenschap over voldoende tv-kanalen en andere media, blijk je ondanks algemeen toegankelijke film- en fotobeelden een lage opkomst bij de inauguratie van de president glashard te kunnen ontkennen, zoals in het klein de portier in Moskou een leeg restaurant vol kon noemen. Waar het in een dictatuur om gaat, is dat je vergeet dat zoiets een leugen is. In 1984 heet dit doublethink: het vermogen om dingen te geloven die niet stroken met wat je ziet. Het totalitaire systeem in dit boek wil niet dat je uit angst zegt dat je ze gelooft, of uit conformisme, wat hetzelfde is, maar dat je zulke dingen ook écht gelooft.
Het komt de weerspannige hoofdpersoon duur te staan. Want het systeem, gepersonifieerd door Big Brother, dichtbij als alwetende broer en onmetelijk ver boven hem verheven in zijn absolute macht, is even goed van zijn doen en laten op de hoogte als Google, Facebook en Apple van het onze. Overal hangen beeldschermen zonder uit-knop, vergezeld van camera’s en microfoons. Het tweerichtingsverkeer van de dezer dagen alom geprezen interactiviteit heeft hier al grote hoogten bereikt. Zo kent de geheime politie in 1984 dankzij ijverig afluisteren en observeren Winstons panische angst voor ratten. In martelkamer 101 zal hij aan het eind van het boek, wanneer er een kooi over zijn hoofd wordt neergelaten en die hongerige beesten zijn gezicht dreigen aan te vreten, niet alleen zeggen dat twee plus twee vijf is, maar het eindelijk ook geloven, terwijl hij krijst dat ze beter zijn eveneens gearresteerde geliefde kunnen martelen. ‘Hij had de overwinning op zichzelf behaald,’ besluit dit nog altijd ijzingwekkende boek. ‘Hij had Grote Broer lief.’
Het is in een totalitair systeem niet genoeg dat een individu zich aanpast, het gaat om onderwerping. Dat kan met gewelddadige repressie, zoals in 1984, of door de zachte krachten van de verleiding, zoals in het voor de oorlog al geschreven Brave New World van Aldous Huxley. In dat boek zijn welvaart en seks voor iedereen beschikbaar en kan elk ongenoegen worden gedempt met door de staat verstrekte drugs, soma geheten. Brave New World lijkt actueler, want het presenteert een impliciete analyse van onze cultuur, van wat in de jaren zeventig de consumptiemaatschappij ging heten, van de milde verleidingen en de in slaap sussende overvloed waarmee elk kritisch potentieel wordt gesmoord. Behalve door alcohol en andere drugs en door laagdrempelige seks, ook door films, tv en social media op onze schermen en smartphones.
Brave New World verdisconteert bovendien reeds het cynisme van de media-industrie die veel geld verdient aan programma’s met trumpiaans schaamteloze titels als Big Brother of Utopia. Ik heb minder bezwaar tegen cynisme dan de meeste van mijn medemensen, maar de combinatie van cynisme en macht is niet fijn. De namen van deze programma’s mogen een kwinkslag lijken, ze parasiteren op de kritiek van Orwell en Huxley, die vergeefs zulk cynisme van de media probeerde te ontmaskeren.
1984 wekt eerder de indruk het leven in Noord-Korea te beschrijven dan iets over onze eigen wereld te vertellen. Toch heeft het net als Brave New World weinig aan zeggingskracht ingeboet. Dat komt door de meedogenloze manier waarop er onzichtbaar informatie over individuen wordt ingezameld en gebruikt. Onder de uitnodigende noemer van ‘delen’ en om redenen van gemak geven ook wij op internet, Facebook en via de apps van onze smartphone de meest intieme details over ons leven weg, over onze gezondheid, ons seksueel gedrag en zelfs onze vingerafdruk om onze iPhone te openen. Natuurlijk, dat is handig, maar tot voor kort werd hooguit een crimineel daartoe gedwongen op het politiebureau. Big Brother kijkt tevreden toe hoe wij ons geheel vrijwillig onderwerpen.
Het gaat bij utopieën nooit om het individu, of beter: nooit in de eerste plaats. Een utopie wil orde aanbrengen in de chaos, glashelder overzicht en controle. Daarom kon ik destijds alleen maar naar Moskou in een reisgezelschap. Dat bestond echter uit studenten en andere moeilijk te reguleren types, zodat de helft al meteen bij aankomst over Moskou uitzwermde. De ontbijttafel in het verplichte hotel bleef halfleeg, wat het personeel er niet van weerhield een week lang hardnekkig voor het hele gezelschap brood neer te zetten en jus d’orange in te schenken. Niemand zou naar de keuken terug durven gaan met de mededeling dat de helft er niet was. Na een paar dagen werd vooral het volschenken van die glazen een beetje vreemd. We ontbeten met dode zielen, en ik begreep plotseling veel meer van dat gelijknamige boek van Gogol, waarin de oplichter Tsjitsjikov dode lijfeigenen opkoopt om er een soort hypotheek op te kunnen afsluiten.
Toch is de controlezucht van menige utopie ooit geboren vanuit een nobel verlangen. Alleen dankzij de stabiliteit van de macht kan de maatschappij immers functioneren, en als individuen die machtsverhoudingen ondermijnen kunnen ze in het belang van iedereen het best zo snel mogelijk worden uitgeschakeld. Van veraf kun je dus zeggen dat een individu er voor zijn eigen bestwil af en toe flink van langs moet krijgen.

[...]

 

 © 2018 Maarten Doorman

pro-mbooks1 : athenaeum