Leesfragment: Eigendomsstrijd

22 september 2018 , door Karwan Fatah-Black
|

25 september verschijnt van Karwan Fatah-Black Eigendomsstrijd. De geschiedenis van slavernij en emancipatie in Suriname. Wij publiceren voor!

Het bekende verhaal over de slavernij in Suriname speelt zich af op de plantages waar de slavenhouder bepaalde wat je moest doen, waar je dat moest doen, wanneer en vooral ook met wie. In de straten, huizen en erfjes van Paramaribo was deze controle echter moeilijk vol te houden. Daar begon een vrije groep de fundamenten van een eigen gemeenschap te leggen. Terwijl de slavenhouders streden voor de controle over hun eigendom, zochten in de stad en aan de waterkant de slaven hun wegen naar vrijheid.

Aan de hand van de levens van deze grondleggers beschrijft Karwan Fatah-Black in Eigendomsstrijd de periode die voorafging aan de definitieve afschaffing van de slavernij in 1863. Het resultaat is een prachtig boek dat nieuw licht werpt op het Nederlandse slavernijverleden en de erfenis daarvan.

Karwan Fatah-Black (1981) studeerde geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en promoveerde in 2013 aan de Universiteit Leiden. In 2016 ontving hij van de KNAW de prestigieuze Heineken Young Scientists Award voor Historische Wetenschap voor zijn onderzoek naar de Nederlandse trans-Atlantische handel, in het bijzonder de slavenhandel.

 

Voorwoord

Je eigenaar bepaalde wat je moest doen, wanneer, waar en met wie. Dankzij die onderwerping hielden de eigenaren en de overheid de Surinaamse plantageproductie op gang. Alles in de kolonie stond in dienst van dit economische doel. Het bestuur, de infrastructuur en het rechtssysteem waren ingericht om suiker en koffie naar Nederland te verschepen, ongeacht de menselijke prijs. Met vele miljoenen kilo’s per jaar werden de Nederlandse en Europese markten zo van Surinaamse goederen voorzien. De slaafgemaakten waren in dit systeem slechts het eigendom dat moest gehoorzamen, net zoals de paarden in de suikermolen. De sterfte onder de slaafgemaakten op de plantages was zo hoog – in de achttiende eeuw zo’n 5 pro- cent – dat er permanent nieuwe mensen uit Afrika moesten worden aangevoerd. In Suriname bestond in het midden van de achttiende eeuw nog niet de hoop dat de slavernij ooit zou worden afgeschaft. Het systeem was te winstgevend om bij eigenaren en bestuurders de gedachte toe te laten dat er een einde aan die onmenselijke praktijk moest komen. De slaafgemaakten putten wrange hoop uit de idee dat hun ziel na hun dood over de oceaan terug zou reizen naar Afrika.
Hoe uitzichtloos het leven van de meeste plantageslaven ook was, dit is niet het hele verhaal geweest. Door weg te vluchten van de plantages wisten moedige enkelingen zich te vestigen als vrije mensen in het achterland van de kolonie. Deze vrije marrons waren trotse mensen die een langdurige en succesvolle strijd voerden tegen de kolonie. Het bestaan van hun vrije gemeenschappen toonde aan degenen die op de plantages vastzaten dat er een leven buiten de slavernij mogelijk was. Hun strijd is een belangrijke inspiratiebron voor velen geweest en de weerbaarheid van hun samenlevingen blijft historici fascineren. Toch probeerde lang niet iedereen zich bij de marrons aan te sluiten. De meerderheid van de slaafgemaakten berustte in haar lot en voegde zich zo goed en zo kwaad als het ging naar het slavernijsysteem. Die berusting betekende niet per definitie dat je je leven als veldslaaf zou eindigen. Binnen het systeem waren er schaarse mogelijkheden om vooruit te komen en vrij te worden. Zo was het mogelijk om door je eigenaar te worden vrijgelaten.
Dit boek gaat over hen die door hun eigenaar werden vrijgelaten en binnen de koloniale samenleving een eigen leven wisten op te bouwen. De strijd van de eerste vrijen om hun eigen leven op te bouwen biedt een uniek perspectief op de geschiedenis van slavernij en emancipatie in Suriname. De vrijen begonnen in de achttiende eeuw een kleine gemeenschap te vormen die op lange termijn de basis zou gaan worden van de stedelijke Afro-Surinaamse bevolking. De wegen naar vrijheid die zij bewandelden werden bepalend voor de gemeenschap als geheel toen de slavernij eindelijk werd afgeschaft. De obstakels die de eerste vrijen op hun weg vonden, zoals raciale vooroordelen, discriminatie en uitsluiting bleken een voorbode voor wat anderen na de afschaffing parten zou gaan spelen. Hoe vormend deze stedelijke geschiedenis ook voor Suriname is geweest, de meeste aandacht van historici is altijd gericht geweest op de plantages. De historica Rosemary Brana-Shute noemde deze nadruk op plantagelandbouw in de geschiedschrijving terecht een vorm van ‘bijziendheid’.
Om het verhaal van de vrije Afro-Surinaamse gemeenschap te kunnen vertellen moeten we de kleine stukjes van soms sterk uiteenlopende levens samenbrengen. Sporen van subalterne levens – buiten de gevestigde orde en de geschreven geschiedenis – zijn alleen terug te vinden in een veelheid van moeilijk toegankelijke, soms bijna onleesbare en beschadigde archiefstukken. Zelden lieten deze mensen eigen geschriften na en vaak hebben we niet meer dan fragmenten van hun leven omdat ze maar een enkele keer in een geschreven archief voorkomen. Die fragmenten werden bovendien meestal opgetekend door de klerken van de koloniale elite en niet door henzelf. Ondanks dit grote obstakel staan hun levens en hun verhalen centraal in dit boek. Dit is een gesegregeerde geschiedenis waarin niet alle verhaallijnen parallel lopen. Het boek volgt zoveel mogelijk de chronologie van de ontwikkeling van de vrije gemeenschap, maar omwille van de context is het soms nodig om de chronologie te verlaten.
Dat er in de harde Surinaamse samenleving toch een vrije gemeenschap ontstond hoeft niet te verbazen. Geen enkele slavensamenleving in de menselijke geschiedenis kon bestaan zonder een vorm van manumissie (vrijlating uit slavernij). Manumissie na zeven of twintig jaar slavernij was in veel samenlevingen gebruikelijk. Er waren tal van redenen voor eigenaren om slaven vrij te laten. Manumissie bij de dood van de eigenaar werd in sommige samenlevingen gezien als goede daad die de eigenaar hielp om sneller in de hemel te komen. Heersers lieten graag bij bijzondere gelegenheden, zoals een koninklijk huwelijk of kroning, slaven vrij ter verhoging van de feestvreugde.
Hoewel iedere slavensamenleving in de geschiedenis vrijlatingspraktijken kende verschilde de kans op manumissie voor slaafgemaakten sterk per samenleving en per categorie slaven. In de Atlantische wereld was slavernij onderworpen aan de kapitalistische logica: slaven werden er gezien als verhandelbaar eigendom.

Vrijlating, die vanzelfsprekender was in samenlevingen die slavernij niet (uitsluitend) als bezitsverhouding definieerden, kwam in de kapitalistische Atlantische kolonies minder vaak voor. Binnen de Atlantische wereld liepen vrijlatingspercentages bovendien nog uiteen. In Brazilië kwam jaarlijks 1 procent van de slaafgemaakten vrij, terwijl slavendrijvers in het Zuiden van de Verenigde Staten uitzonderlijk hardvochtig waren. Zij schonken jaarlijks 0,04 procent van hun slaven de vrijheid. Ook in Suriname was het manumissiepercentage in de achttiende eeuw niet hoger dan 0,1 procent van de slavenbevolking en begon het pas in de negentiende eeuw daarboven te komen. Toch ontstond er in Suriname een groep vrijgelatenen die gestaag groeide.
Aan de rafelranden van Paramaribo – de enige stad van Suriname – was er in de slaventijd een klein beetje ruimte voor hoop op een vrije toekomst en menselijke waardigheid. Tijdens de lange duisternis van de slavernijgeschiedenis kon in een vergeten niemandsland, buiten de plantages – buiten het strijdperk van eigenaar tegen eigendom en wit tegen zwart – een vrij leven worden opgebouwd. Een enkeling werd al vrijgelaten voordat de officiële afschaffing van de slavernij in 1863 in zicht kwam. Dit boek gaat over hen, de mensen die een andere weg naar vrijheid hadden afgelegd dan degenen die de vrijheid op 1 juli 1863 kregen. Eenmaal vrij zocht het voormalig eigendom naar manieren om een eigen bestaan op te bouwen, weg van de levensverslindende plantages. In een door racisme en uitsluiting gekenmerkte samenleving was het opbouwen van eigen bezit – voor jezelf en om door te geven aan je nakomelingen – een permanente strijd. Tegen de stroom in groeide de gemeenschap van vrije niet-witte mensen in de kolonie. In de marge van de plantage-economie ontstond daar ongezien het moderne Suriname, waar degenen die in 1863 vrij werden zich bij aansloten.

 

© 2018 Karwan Fatah-Black

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum