Leesfragment: Eindelijk gewoon Hayat

29 juli 2018 , door Hayat

Dit voorjaar verscheen Eindelijk gewoon Hayat. Leven tussen twee werelden. Lees bij ons de columns 'Zomervakantie' en 'New York'.

In Eindelijk gewoon Hayat schrijft Hayat over leven tussen twee werelden: Marokko en Nederland. Als kind van Marokkaanse immigranten was Hayat net zo min bezig met de identiteit van haar ouders als haar Nederlandse leeftijdsgenoten. Toch ondervond ze al snel dat anderen haar haarscherp wisten te definiëren. Soms vraagt ze zich af hoe dat moet, in een hokje passen. Is dat iets waar je voor kiest en waar je je dan aan houdt? Of iets waar je simpelweg mee samenvalt? Inmiddels weet ze: wie ze is, is onlosmakelijk verbonden met haar dubbele afkomst.

Herkenbaar en verrassend, sprankelend en scherpzinnig schrijft Hayat over haar leven en haar omgeving. Over haar vader die eregast is op het feest van het bedrijf waar hij al bijna dertig jaar werkt. Over haar zusje dat in Londen wil studeren. Over vriendinnen om mee te ‘acclimarokkaniseren’ na een klassieke balletvoorstelling. Over recruiters die in haar een geslaagd diversiteitsbeleid verwezenlijkt zien. En over Nederlandse openhartigheid, Marokkaanse gulheid en alles ertussenin.

 

Zomervakantie

Mijn ouders gaan op vakantie. De bestemming is al sinds hun komst in de jaren zeventig ongewijzigd en dus vanzelfsprekend. Het weerzien met familie, de heerlijke hete zon die alle dagen schijnt, de stoffige medina vol kronkelende straatjes en de toeterende taxi’s vervelen nooit. Ik kan dit jaar niet mee en vraag mijn moeder beteuterd of ze de geur van Marokko voor me in een doosje wil stoppen. Ik mis het land waar het altijd druk is, maar het tempo laag. Waar verkeerschaos en muziekklanken voortdurend strijden om de boventoon. Waar de kruidenier op de hoek van de straat op twee vierkante meter een groter assortiment aanbiedt dan de Albert Heijn XL.
Marokko is het land waarin ik elke zomervakantie verder opgroeide. De eindeloze stoet neefjes, nichtjes, ooms, tantes, (over)grootouders en kennissen was een welkome onderbreking van het familievacuüm waar we de rest van het jaar in zaten. Mijn ouders kropen uit hun schulp en ontpopten zich tot sociale dieren die een jaarlijks feest organiseerden waar overvloedig werd gegeten en we uitbundig dansten op ritmische Issawa-muziek. Mijn oom zat in de band en ik herinner me hoe ik als klein meisje naar hem opkeek als hij speelde. Hij was een van de weinigen die de traditionele neffar, een soort lange trompet, kon bespelen en zijn solo’s waren prachtig. Hij haalde zijn schouders op als ik vroeg hoe hij zichzelf muziek had leren spelen en vertelde hoe gaaf ik dat wel niet vond. Ach, mompelde hij schuchter, als muziek door je aderen stroomt, zijn lessen overbodig. En zo pingelde hij elke zomer weer op een ander instrument terwijl ik naast hem een boek zat te lezen.
Die boeken van mij waren een dingetje. Ik mocht er maximaal zes meenemen, een quotum dat ikzelf beschouwde als geestelijke kindermishandeling. Ik probeerde dat aantal op te krikken door mijn zus een paar titels ‘van harte aan te bevelen’, maar zij gebruikte haar kofferruimte net zo lief voor zes paar schoenen.
De kofferruimte was het heetste hangijzer van de hele vakantie. Want wat neem je allemaal mee naar Marokko? Nou, wat níét eigenlijk? Mijn moeder zocht van september tot juli naar cadeautjes en legde gestaag een indrukwekkende voorraad aan. Een overhemd voor ome Hassan, sandaaltjes voor nichtje Nora, een Palmolive-set voor tante Khadija en verder de gebruikelijke pakken koffie, potten pindakaas, hagelslag en Hollandse kaas. Als je bedenkt dat niemand in de familie overgeslagen mocht worden en het verder ook leuk was om voor de buren een kleinigheidje mee te nemen, kun je je iets voorstellen van de jaarlijkse ruzie bij ons thuis. Die begon al ergens in juni wanneer mijn vader de koffers van zolder haalde om te kijken ‘hoe we er dit jaar voor stonden’. Mijn moeder bracht dan de helft van haar voorraad naar beneden, wat direct al de eerste brul opleverde van mijn vader, die altijd dezelfde vragen stelde: ‘Waarom moet al die troep mee? Gaan we op vakantie of gaan we soms verhuizen? En waarom moeten we in hemelsnaam voor ie-der-een wat meenemen?’
Mijn moeder leek nooit erg onder de indruk van mijn vaders bezwaren en antwoordde droogjes dat er van troep geen sprake was, maar dat we gewoon een paar leuke cadeaus meenamen. Dat hoorde bij vakantie. ‘En ja, we nemen voor iedereen iets mee, doe niet zo egoïstisch.’ Mijn vader lag wekenlang met verhoogde bloeddruk ’s nachts te puzzelen hoe hij alles in en op de auto kwijt kon – wij moesten er zelf immers ook nog in – terwijl mijn moeder overdag, als hij op zijn werk was, stiekem de andere helft van haar voorraad in de koffers propte. De voorpret kon zo een week of vier duren, tot het moment dat alle bagage met veel gevloek, gezucht en geschreeuw in de auto werd geladen. Ook bij Marokkanen zijn vakanties de beste relatietest.
En dan moest de reis nog beginnen. Een TomTomloze autorit van drie dagen door vijf landen en drie douanes, met op de achterbank jengelend kroost en voorin mijn moeder, die fijntjes wees naar de gevaarlijk overladen auto naast ons op de weg: ‘Kijk, die neemt een fiets en een koelkast mee op z’n dak. Dat is pas overdreven. Meneer hier zeurt al over een paar cadeautjes.’
Al dit karaktervormend lijden is mijn zusje niet meer gegund: mijn ouders gaan tegenwoordig met het vliegtuig. Volgende week melden ze zich bij Vertrekhal 3 met hun e-ticket en nette rolkoffers. Vader hoeft niets meer te dragen en moeder kan de luchtvaartmaatschappij de schuld geven van de karige voorraad cadeautjes. De enige die gestrest is, is mijn zusje. Ze moet haar dataroaming uitzetten.

 

New York

Mijn zusje wil in New York studeren. Ze is nu tweedejaarsstudente en ploetert braaf voor een mooie cijferlijst om voor het uitwisselingsprogramma geselecteerd te worden. Ze woont nog thuis, uiteraard, want hoezeer mijn ouders ook geëvolueerd zijn na de opvoeding die zijzelf hebben gehad, een achttienjarig meisje op kamers is echt nog een brug (of twee) te ver. Nu is thuiswonend studeren tegenwoordig niet eens zo heel suf meer aangezien het onbetaalbaar is geworden om op kamers te wonen, maar mijn zusje is aartslui. Ze heeft een bijzonder talent voor het ontvangen van goede zorg en ik vraag me oprecht af of ze weet hoe de wasmachine werkt. Dat hele thuiswonend studeren vindt ze wel ontspannen allemaal.
Maar nu blijkt de jongedame toch nog grootse plannen te hebben. Nergens is het leuker studeren dan in New York, ze weet het zeker. Thuis is de pleuris uitgebroken want New York is oneindig ver weg en groot. De eerste reactie van mijn ouders is dan ook een ferm nee. Een meisje dat zomaar de hort op gaat aan de andere kant van de wereld, dat is gevaarlijk en onbetamelijk. Ze mocht dit jaar in Marokko niet eens naar het zwembad met haar nichtjes; er moest mannelijke begeleiding mee om toe te zien dat ze niet werden lastiggevallen door jongens. Het kwam erop neer dat de dames hun neefjes dagenlang hebben gesmeekt voordat die eindelijk eens tijd hadden om mee te gaan naar het zwembad. Dat was geen gemakkelijke opgave omdat die neefjes in de zomervakantie nu juist zo lekker aan het flirten waren met leuke meisjes.
Ik kreeg er spontaan jeuk van. Waarom moeten meisjes de hele tijd dingen vragen terwijl jongens gaan en staan waar ze maar willen? Oké, ik vind het zelf in Marokko ook relaxter als ik een man bij me heb, aangezien je daar voortdurend wordt aangesproken door alles wat een leuter tussen z’n benen heeft. Maar misschien kunnen we dat probleem op een andere manier oplossen. In plaats van de meisjes thuis te houden omdat het mannelijke deel van de bevolking zich niet kan gedragen, zouden we ze ook een stroomstootwapen kunnen meegeven waarmee ze iedere viezerik een kort maar krachtig signaal geven dat-ie zijn gereedschap bij zich moet houden. Lijkt me vrij effectief. Maar ja, dat zal wel weer onaardig worden gevonden.
Het blijft zoeken, want hoe voed je als Marokkaanse ouders je Nederlandse dochters eigenlijk op? Die arme ouders van me hebben al de nodige strijd met hun dochters achter de kiezen en nu staat de laatste te rellen aan de poort. Mijn zusje mag trouwens blij zijn dat mijn ouders überhaupt het gesprek aangaan. In mijn tijd was er op een dergelijke aankondiging onmiddellijk een slipper naar mijn hoofd geslingerd, ben je nou helemaal besodemieterd. Een laat diner op het werk was al ingewikkeld genoeg, de eerste keer reageerde mijn moeder uiterst begripvol. Ze zou mijn baas wel even bellen en hem uitleggen dat zij nette meisjes opvoedde die om tien uur ’s avonds thuis moesten zijn. Mijn baas zou dat niet alleen begrijpen maar bovendien respecteren, dan wist hij meteen dat hij een serieuze werkneemster had in zijn bedrijf. U begrijpt: mijn moeder en baas hebben elkaar nooit ontmoet noch gesproken. Nergens voor nodig. Ik was dankbaar voor de slechte reputatie van de ns en belde tussen de tweede en derde gang van het diner naar huis om te zeggen dat de treinen ho-pe-loos vertraagd waren, ik mijn overstap gena- de-loos had gemist en het nu zéker nog een uur of twee zou duren voor ik thuis was. Na een paar zorgvuldig ver uit elkaar geplande late avonden trad er gewenning op en ontdekten mijn ouders dat je laat kunt thuiskomen zonder meteen in de prostitutie te geraken of ander groot onheil over jezelf uit te roepen. Laatst hadden mijn moeder en ik het erover en ze barstte in lachen uit: ‘Jeetje kind, wat waren we idioot!’ Ze wilde ook alleen maar dat we goed terecht zouden komen in het nieuwe ‘Hollanda’.

Dat meegroeien met de kinderen doen die ouders van mij heel prima. Al zit New York nog wel in de categorie ‘groot onheil’. Mijn moeder kijkt zwaar ongelukkig en vraagt waarom mijn zusje niet naar Londen wil, dat is maar een uurtje vliegen. Zij gilt meteen: ‘Ja, dat is ook een toffe stad!’ Ze kijkt me triomfantelijk aan en vertrouwt me later toe dat ze Londen al te gek vond, maar wist dat ze hoog moest inzetten voordat ze dat thuis voor elkaar kon krijgen. Marokkaanse meisjes zijn strategische onderhandelaars.

 

© 2018 Hayat

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum