Leesfragment: Feitenkennis

11 juli 2018 , door Hans Rosling
|

Feitenkennis van Hans Rosling, in de vertaling van Annemie de Vries, is een van de zomerboeken van Athenaeum Boekhandel Roetereiland! Lees hier een fragment uit het eerste hoofdstuk!

Tien redenen waarom we een verkeerd beeld van de wereld hebben en waarom het beter gaat dan je denkt.

'Een van de belangrijkste boeken die ik ooit heb gelezen.' Bill Gates
'Iedereen zou dit boek moeten lezen.' de Volkskrant

  • Wat is nu de gemiddelde levensverwachting in de wereld?
  • Hoeveel meisjes maken de basisschool af?
  • Welk percentage van de wereldbevolking leeft in armoede?
  • Hoeveel kinderen in de wereld zijn nu ingeënt tegen een ziekte?

Op eenvoudige vragen over wereldwijde trends geven we systematisch de verkeerde antwoorden. Het is zelfs zo erg dat een chimpansee die willekeurig antwoorden kiest consequent leraren, journalisten, Nobelprijswinnaars en studenten overtreft. In Feitenkennis legt hoogleraar Internationale Gezondheid en wereldfenomeen Hans Rosling uit waarom dit gebeurt. Hij presenteert daarbij tien redenen en komt zo met een radicaal nieuwe verklaring.

Ons probleem is dat we niet weten wat we niet weten, en dat zelfs onze gissingen gebaseerd zijn op onbewuste en voorspelbare vooroordelen. Het blijkt dat onze wereld in een veel betere staat is dan we denken. Dat betekent niet dat er geen echte zorgen zijn. Maar als we ons de hele tijd zorgen maken om de verkeerde dingen en ons niet richten op de feiten, kunnen we het zicht verliezen op de dingen die ons het meest bedreigen.

Hans Rosling was een Zweedse arts en hoogleraar Internationale Gezondheid. Hij was adviseur van de Wereldgezondheidsorganisatie en UNICEF, en medeoprichter van Gapminder. Daarnaast presenteerde hij wetenschappelijke documentaires op de BBC, gaf hij een van de best bekeken TED Talks aller tijden, en behoorde tot 'the 100 most influential people' volgens Time Magazine. Hij overleed op 7 februari 2017 op 68-jarige leeftijd en wijdde de laatste jaren van zijn leven aan het schrijven van dit boek.

 

Het kloofinstinct

Waar het allemaal begon

Het was oktober 1995 en ik had nog geen idee dat ik na mijn college van die avond zou beginnen met onze strijd tegen misvattingen over de wereld.
‘Hoe hoog is het kindersterftecijfer in Saoedi-Arabië? Geen vingers opsteken. Roep het maar gewoon.’ Ik had kopieën uitgedeeld van tabel 1 en 5 van het UNICEF-jaarverslag. De papieren zagen er saai uit, maar ik was er enthousiast over.
‘VIJFENDERTIG,’ riepen de studenten in koor. ‘Ja. Vijfendertig. Juist. Dit betekent dat van elke duizend levend geboren kinderen er vijfendertig vóór hun vijfde verjaardag sterven. Weten jullie ook het cijfer van Maleisië?’
‘VEERTIEN,’ klonk het koor weer.
Terwijl de getallen door de collegezaal weerklonken, krabbelde ik ze met een groene pen op het plastic vel op de overheadprojector.
‘Veertien,’ herhaalde ik. ‘Lager dan dat van Saoedi-Arabië!’
‘Brazilië?’
‘VIJFENVIJFTIG.’
‘Tanzania?’
‘HONDERDEENENZEVENTIG.’ Ik legde de pen neer en zei: ‘Weten jullie waarom ik zo geobsedeerd ben door die kindersterftecijfers? Niet alleen omdat ik om kinderen geef. Dit getal neemt de temperatuur van een hele samenleving op. Als een enorme koortsthermometer. Omdat kinderen heel kwetsbaar zijn. Er zijn zoveel dingen waaraan zij kunnen sterven. Als in Maleisië maar 14 van de 1000 kinderen sterven, wil dat zeggen dat de andere 986 blijven leven. Hun ouders en hun samenleving slagen erin om hen te beschermen tegen alle gevaren waaraan ze zouden kunnen sterven: bacillen, honger, geweld, enzovoort. Dus dit cijfer 14 vertelt ons dat de meeste gezinnen in Maleisië genoeg te eten hebben, hun rioleringssysteem niet in hun drinkwater lekt, ze goede toegang hebben tot eerstelijns gezondheidszorg en moeders kunnen lezen en schrijven. Het vertelt ons niet alleen iets over de gezondheid van kinderen. Het is een maatstaf voor de kwaliteit van een hele samenleving.’
‘Het gaat niet om de cijfers. Het gaat om wat die cijfers ons vertellen over het leven achter de cijfers,’ ging ik verder. ‘Kijk naar het verschil tussen de cijfers: 14, 35, 55 en 171. Het leven moet in deze landen ook heel erg verschillend zijn.’
Ik pakte de pen weer. ‘Vertel me eens hoe het leven in Saoedi-Arabië 35 jaar geleden was? Hoeveel kinderen stierven er in 1960? Dat staat in de tweede kolom.’
‘TWEEHONDERD... tweeënveertig.’
Het volume nam af terwijl de studenten dat grote getal uitspraken: 242.
‘Ja, dat klopt. Saoedi-Arabië heeft een geweldige vooruitgang geboekt, zien jullie? Het kindersterftecijfer per duizend is in 33 jaar tijd gedaald van 242 naar 35. Dat is heel wat sneller dan in Zweden. Bij ons duurde het 77 jaar voor we zo ver vooruitgegaan waren.’
‘En Maleisië? Veertien nu. Wat was het in 1960?
‘Drieënnegentig,’ werd er gemompeld. De studenten zaten nu allemaal door hun tabellen te zoeken, onzeker en in de war. Een jaar eerder had ik mijn studenten van dat jaar dezelfde voorbeelden gegeven, maar zonder de datatabellen als bewijs, en zij hadden simpelweg geweigerd aan te nemen wat ik ze vertelde over de verbeteringen in de hele wereld. Nu, met de bewijzen voor hun neus, gingen deze studenten met hun ogen langs de kolommen met getallen, om erachter te komen of ik ze voor de gek probeerde te houden door uitzonderlijke landen te selecteren. Ze konden het beeld dat de data schetsten gewoon niet geloven. Het leek totaal niet op het beeld van de wereld dat ze in hun hoofd hadden.
‘Ik zeg het maar vast,’ zei ik, ‘jullie zullen geen landen vinden waar het kindersterftecijfer is gestegen. Omdat de wereld in zijn algemeenheid vooruitgaat. Laten we even koffiepauze nemen.’

De megamisvatting dat ‘de wereld in tweeën is verdeeld

Dit hoofdstuk gaat over het eerste instinct van de tien instincten die in dit boek aan de orde komen: het ‘kloofinstinct’. Daarmee bedoel ik de onweerstaanbare neiging die wij hebben om van alles en nog wat in te delen in twee afzonderlijke en vaak tegengestelde groepen, met daartussen een imaginaire kloof – een diepe afgrond van onrechtvaardigheid. Het laat zien hoe dat kloofinstinct in het hoofd van mensen een beeld schept van een wereld die uiteenvalt in twee soorten landen of twee soorten mensen: rijk versus arm.
Het is niet gemakkelijk om een misvatting te pakken te krijgen. Die avond in oktober 1995 kreeg ik het beest voor het eerst in het vizier. Het gebeurde meteen na de koffiepauze en het was zo’n opwindende ervaring dat ik sindsdien altijd op megamisvattingen ben blijven jagen. Ik noem het megamisvattingen omdat ze zo’n enorme impact hebben op de onjuiste manier waarop mensen de wereld waarnemen. Deze is de ergste. De megamisvatting dat je de wereld kunt onderverdelen in twee misleidende vakken, rijk en arm, vertekent in het hoofd van mensen alle wereldwijde verhoudingen.

Op jacht naar de eerste megamisvatting

Ik hervatte het college en legde uit dat de kindersterfte het hoogst was in tribale gemeenschappen in het regenwoud, en onder traditionele boeren in afgelegen agrarische gebieden over de hele de wereld. ‘De mensen die je in exotische documentaires op tv ziet. Die ouders ploeteren harder dan wie ook om hun gezin te laten overleven, en toch verliezen ze bijna de helft van hun kinderen. Gelukkig hoeven steeds minder mensen onder dat soort ellendige omstandigheden te leven.’
Een jonge student op de eerste rij stak zijn hand op. Hij hield zijn hoofd schuin en zei: ‘Ze kunnen nooit leven zoals wij.’ In het hele lokaal knikten andere studenten instemmend.
Hij dacht waarschijnlijk dat ik verrast zou zijn. Dat was ik helemaal niet. Dit was de ‘kloofbewering’ die ik al vele malen had gehoord. Ik was niet verrast, ik was opgetogen. Hier had ik op gehoopt. Onze dialoog verliep ongeveer zo:

Ik: Pardon, wie bedoel je met ‘zij’?
Hij: Ik bedoel mensen in andere landen.
Ik: Alle landen behalve Zweden?
Hij: Nee, ik bedoel... de niet-westerse landen. Die kunnen niet leven zoals wij. Dat zou niet werken.
Ik: Aha! (Alsof ik het nu pas begreep.) Je bedoelt zoals Japan?
Hij: Nee, niet Japan. Die hebben een westerse manier van leven.
Ik: En Maleisië dan? Daar hebben ze geen ‘westerse manier van leven’, toch?
Hij: Nee, Maleisië is niet westers. Alle landen die nog niet de westerse manier van leven hebben aangenomen. Dat moeten ze niet doen. U snapt wel wat ik bedoel.
Ik: Nee, ik snap niet wat je bedoelt. Wil je het alsjeblieft uitleggen? Je hebt het over ‘het Westen’ en de ‘rest’, of niet?
Hij: Ja. Precies.
Ik: Is Mexico... het ‘Westen’?

Hij keek me alleen maar aan.
Het was niet mijn bedoeling om hem voor schut te zetten, maar ik ging toch door, benieuwd waar dit ons zou brengen. Was Mexico ‘het Westen’ en konden Mexicanen leven zoals wij? Of was het ‘de rest’ en konden ze dat niet? ‘Ik ben een beetje in de war,’ zei ik. ‘Je begon met “zij” en “wij” en veranderde het toen in “het Westen en de rest”. Ik zou heel graag willen begrijpen wat je bedoelt. Ik heb mensen deze etiketten al heel vaak horen gebruiken, maar heb ze eerlijk gezegd nooit begrepen.'
Nu kwam een jonge vrouw op de derde rij hem te hulp. Ze ging mijn uitdaging aan, maar op een manier die me volkomen verraste. Ze wees op het grote vel voor haar en zei: ‘Misschien kunnen we het zo definiëren: “wij in het Westen” hebben weinig kinderen en weinig van die kinderen gaan dood. Terwijl “zij in de rest” veel kinderen hebben en veel van die kinderen gaan dood.’ Ze probeerde het conflict tussen zijn denkpatroon en mijn datapatroon op te lossen – op een aardig creatieve manier trouwens – door een definitie aan te dragen voor een manier om de wereld op te delen. Dat maakte me zo blij. Omdat ze het helemaal mis had – zoals ze al snel zou inzien – en belangrijker nog, ze had het mis op een concrete manier die ik kon testen.
‘Geweldig. Fantastisch, fantastisch.’ Ik pakte mijn pen en ging aan de slag. ‘Laten we eens zien of we de landen in groepen kunnen verdelen op basis van het aantal kinderen dat ze krijgen en het aantal kinderen dat er sterft.’
De sceptische gezichten kregen nu een nieuwsgierige uitdrukking, terwijl de studenten probeerden te snappen waarom ik ineens zo vrolijk was.
Ik was blij met haar definitie omdat die zo helder was. We konden haar controleren aan de hand van de data. Wil je mensen laten zien dat ze een misvatting koesteren, dan is het heel nuttig als je hun mening kunt afzetten tegen de harde cijfers. Dus dat deed ik.
En dat ben ik de rest van mijn werkende leven blijven doen. Het grote grijze kopieerapparaat waarop ik die originele datatabellen had gekopieerd, werd mijn eerste partner in mijn strijd tegen misvattingen. In 1998 had ik een nieuwe partner – een kleurenprinter die me de kans bood om een kleurig bubbeldiagram met mijn studenten te delen. Daarna kreeg ik mijn eerste menselijke partners en ging de zaak echt draaien. Anna en Ola waren zo opgetogen over deze diagrammen en mijn idee om ten strijde te trekken tegen de misvattingen, dat ze mijn medestrijders werden en gaandeweg een revolutionaire methode bedachten om honderden datatrends weer te geven als geanimeerde bubbeldiagrammen. Het bubbeldiagram werd ons favoriete wapen in ons gevecht om de misvatting dat ‘de wereld in tweeën is verdeeld’ onschadelijk te maken.

[...]

 

© 2018 Hans Rosling, Ola Rosling en Anna R. Rosling
© 2018 Nederlandstalige uitgave: Uitgeverij Unieboek | Het Spectrum bv, Houten
Oorspronkelijke uitgave: © 2018 by Flexibell AB. All rights reserved.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum