Leesfragment: Galicische wetten

07 april 2018 , door Philippe Sands
| |

Lees bij ons een fragment over één van de hoofdrolspelers in Galicische wetten, de pas verschenen vertaling van Philippe Sands' East West Street (vertaald door George Pape). 

Als mensenrechtenadvocaat Philippe Sands wordt uitgenodigd om een college te geven in de West-Oekraïense stad Lviv, ontdekt hij een reeks buitengewone historische toevalligheden. Dit is het begin van een speurtocht die hem de halve wereld over zal voeren op zoek naar de oorsprong van het internationaal recht en zijn eigen geheime familiegeschiedenis, beginnend en eindigend met de laatste dag van de Neurenbergprocessen. Als mensenrechtenadvocaat Philippe Sands wordt uitgenodigd om een college te geven in de West-Oekraïense stad Lviv, ontdekt hij een reeks buitengewone historische toevalligheden. Dit is het begin van een speurtocht die hem de halve wereld over zal voeren op zoek naar de oorsprong van het internationaal recht en zijn eigen geheime familiegeschiedenis, beginnend en eindigend met de laatste dag van de Neurenbergprocessen.

Philippe Sands is hoogleraar Internationaal Recht aan University College London, en advocaat in de Matrix Chambers. Hij verschijnt vaak in internationale hoven, zoals het Internationaal Strafhof en het Internationaal Gerechtshof in Den Haag. Hij is betrokken geweest bij een groot aantal van de belangrijkste internationale misdaadzaken van de afgelopen jaren, inclusief die van Pinochet, Congo, Joegoslavië, Rwanda, Irak en Guantanamo Bay. Galicische wetten is zijn vierde boek. Sands schrijft voor de Financial Times, The Guardian, The New York Review of Books en Vanity Fair.

N.B. Op 12 april, 19.30 uur, gaat Sands in onze winkel op het Roeterseiland in gesprek met Andre Nollkaemper, decaan van de faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Amsterdam. Toegang is gratis, reserveer nu via [email protected].

 

I. Leon

Mijn vroegste herinnering aan Leon dateert van de jaren zestig van de vorige eeuw. Hij woonde toen in Parijs met zijn vrouw, Rita, mijn grootmoeder. Ze huisden in een tweekamerappartement met een piepklein keukentje op de derde verdieping van een vervallen 19e-eeuws gebouw. Het stond halverwege de rue de Maubeuge en wat in huis vooral opviel waren een muffe geur en het geluid van de treinen van het Gare du Nord.
Er waren nog wel een paar dingen die ik me herinner.
Zo was er de badkamer met de roze-en-zwarte tegels. Leon bracht er veel tijd door; hij zat er in zijn eentje en vulde dan een kleine ruimte achter een plastic gordijn. Dat was verboden terrein voor mij en mijn wat nieuwsgieriger jongere broer. Heel af en toe, wanneer Leon en Rita boodschappen deden, slopen we naar de ruimte waar we niet mochten komen. Op den duur durfden we wat meer en bekeken we dingen op de houten tafel die in de hoek van de badkamer stond en als bureau dienstdeed; daar lagen overal niet te ontcijferen paperassen, in het Frans of in andere vreemde talen (Leons handschrift verschilde van alles wat we tot dan hadden gezien - kriebelige woorden die uitgesponnen op de bladzijden lagen). Verder was het bureau bezaaid met oude, kapotte horloges, wat ons sterkte in onze mening dat onze grootvader uurwerken smokkelde.
Zo af en toe kwamen er bezoekers, oudere dames met vreemde namen en gezichten. Wie er uitsprong was madame Scheinmann. Ze was in het zwart gekleed met een strook bruin bont dat van haar schouder afhing; ze had een petite face, wit bepoederd met een vlekkerige streep lippenrouge. Ze sprak fluisterend met een vreemd accent en had het voornamelijk over het verleden. De taal kon ik niet thuisbrengen (het was Pools, zo vernam ik later).Paris Match die Rita graag las, maar geen muziek.
Het verleden hing om Leon en Rita heen; dat was een tijd van voor Parijs, waarover in mijn aanwezigheid niet werd gepraat of anders in een taal die ik niet verstond. Nu, meer dan veertig jaar later, realiseer ik me met een gevoel van schaamte dat ik Leon en Rita nooit naar hun jeugd heb gevraagd. Als nieuwsgierigheid er al was, mocht die zich vooral niet uiten.
Het was stil in de flat. Leon was gemakkelijker dan Rita, die de indruk wekte gereserveerd te zijn. Ze bracht veel tijd door in de keuken, waar ze vaak mijn favoriete wienerschnitzel en aardappelpuree klaarmaakte. Leon veegde zijn bord graag schoon met een stukje brood, zo schoon dat het niet meer afgewassen hoefde te worden.
Wat overheerste was een sfeer van netheid en waardigheid, en van trots. Een vriend van de familie, die Leon al in de jaren vijftig had gekend, herinnerde zich mijn grootvader als een ingetogen man. 'En altijd in het pak, keurig gekleed, bescheiden, iemand die zich nooit op de voorgrond drong.'
Leon stimuleerde me voor 'rechten' te kiezen. In 1983, toen ik afstudeerde, schonk hij me een Engels-Frans juridisch woordenboek. 'Voor je entree in het beroepsleven', had hij op het schutblad geschreven. Een jaar later stuurde hij me een brief met een knipsel uit Le Figaro, een vacature voor een Engelssprekende internationale jurist in Parijs. Mon fils, zei hij dan, wat vind je hiervan? 'Mijn zoon' - zo noemde hij me.
Pas nu, vele jaren later, heb ik begrepen wat voor duistere dingen Leon in de periode daarvoor had meegemaakt, om daar vervolgens uit tevoorschijn te komen met een onaangetaste waardigheid, met warmte en een glimlach. Hij was een welmenend, hartstochtelijk iemand, met een driftige aard waardoor het soms onverwacht tot een uitbarsting kon komen; zijn hele leven was hij socialist geweest, een bewonderaar van de Franse premier Leon Blum, een voetballiefhebber, een praktiserende Jood voor wie religie een priveaangelegenheid was die je anderen niet moest opdringen. Hij was niet geinteresseerd in materiele zaken en wilde niemand tot last zijn. Er waren drie dingen die voor hem telden: familie, eten en een thuis.
Ik had tal van goede herinneringen; toch leek de woning van Leon en Rita nooit een vreugdevolle plek. Ook toen ik nog maar een kleine jongen was, bespeurde ik de drukkende atmosfeer, de spanning die in de vertrekken hing, vol bange voorgevoelens en stilten. Ik kwam er een keer per jaar en ik herinner me nog goed dat er nooit vrolijk gelachen werd. Er werd Frans gesproken, maar als het om een priveonderwerp ging, schakelden mijn grootouders over op Duits, de taal van geheimhouderij en van het verleden. Een baan leek Leon niet te hebben, althans niet een waarvoor je 's ochtends vroeg de deur uit moest. Rita had geen werk. Ze hield alles schoon en netjes, zodat de rand van het vloerkleed in de woonkamer altijd recht lag. Hoe ze hun rekeningen betaalden was een raadsel. 'We dachten dat hij in de oorlog horloges smokkelde,' zei mijn moeders neef tegen me.
Wat wist ik dan wel?
Dat Leon in een verafgelegen oord, Lemberg genaamd, was geboren en naar Wenen was verhuisd toen hij nog een jonge knaap was. Het was een tijd waarover hij met mij niet wilde praten. 'C'est complique, c'est le passé, pas important.' Dat was het enige wat hij zei: het ligt ingewikkeld, het is verleden tijd, niet belangrijk. Het was maar het beste niet aan te dringen, begreep ik, een beschermingsreactie. Ten aanzien van zijn ouders, een broer en twee zusters heerste een volslagen, niet te doorbreken stilzwijgen.
Wat wist ik nog meer? Dat hij in 1937 was getrouwd met Rita, in Wenen. Hun dochter Ruth, mijn moeder, werd een jaar later geboren, een paar weken nadat de Duitsers in Wenen arriveerden, om Oostenrijk in te lijven en het land tot de Anschluss te dwingen. In 1939 verhuisde hij naar Parijs. Na de oorlog kregen hij en Rita nog een tweede kind, een zoon die ze Jean-Pierre noemden - een Franse naam.
Rita stierf in 1986, toen ik vijfentwintig was.
Jean-Pierre kwam vier jaar later om, bij een auto-ongeluk, samen met zijn beide kinderen, mijn neven.
Leon kwam in 1993 voor mijn huwelijk naar New York en stierf vier jaar later, op zijn vierennegentigste. Hij nam Lemberg mee het graf in, samen met een sjaal die hij in januari 1939 van zijn moeder had gekregen. Het was een afscheidscadeau vanuit Wenen, zo vertelde mijn moeder toen we hem naar zijn laatste rustplaats brachten.
Dat was alles wat ik wist toen ik de uitnodiging vanuit Lviv ontving.

 

© 2018 Philippe Sands

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum