Leesfragment: Geschiedenis van de seksualiteit

19 november 2018 , door Michel Foucault
|

20 november verschijnt van Michel Foucault de nieuwe Nederlandse vertaling door Jeanne Holierhoek van Geschiedenis van de seksualiteit. Lees hier alvast een fragment!

Dé klassieker van Foucault na jaren weer beschikbaar in een moderne, frisse vertaling, die een hele nieuwe generatie lezers zal aanspreken. Voor het eerst in één band. Geschiedenis van de seksualiteit vormt het fascinerende testament van Michel Foucault. In dit onvoltooide laatste werk zijn we getuige van een omwenteling in zijn denken, waarbij een analyse van machtsstructuren gaandeweg wordt aangevuld met bestaansesthetica. De nu voor het eerst in één band uitgegeven drie delen vormen samen een uiterst relevante verkenning van de complexe relatie tussen seksualiteit, macht en subjectiviteit. In het verlengde van zijn eerdere werk begint Foucault met een ontmaskering van het moderne vertoog over seksualiteit als een verfijnd machtsspel, waarin wij als subjecten worden gevormd. Vervolgens richt Foucault zijn aandacht op de klassieke oudheid en het vroege christendom, waar hij een andere omgang met seksualiteit ontdekt. De vraag naar de macht wordt hierbij vervangen door de vraag naar de relatie tussen waarheid en leven en vooral de waarheid van het eigen leven.

N.B. Eerder bespraken wij Foucaults De moed tot waarheid en publiceerden we voor uit De geboorte van de biopolitiek.

 

I

Wij Victorianen

Naar verluidt zijn we lang gebukt gegaan onder een victoriaans regime, dat zich ook nu nog doet gelden. Ingetogen, zwijgend en schijnheilig zou de preutse heerseres op het blazoen van onze seksualiteit prijken.
Tot in het begin van de zeventiende eeuw zou het er vrijmoediger aan toe zijn gegaan, zo wordt beweerd. De praktijken werden nauwelijks verheimelijkt; de woorden werden zonder veel terughoudendheid gezegd, de dingen niet overdreven verhuld; de omgang met het onbetamelijke was verdraagzaam en vertrouwd. Voor wat grof, obsceen of onfatsoenlijk was, golden in vergelijking met de negentiende eeuw tamelijk losse regels. Rechtstreekse gebaren, schaamteloze verhalen, zichtbare transgressies, fysieke vormen die openlijk werden getoond en zich vlot verstrengelden, vroegrijpe kinderen die zich ongegeneerd gedroegen, waar de volwassenen dan weer om moesten lachen: de lichamen ‘liepen te koop met wat ze hadden’.
Op dit helle licht zou de snelle inval van een schemering zijn gevolgd, die zou zijn uitgemond in de saaie nachten van de victoriaanse burgerij. De seksualiteit wordt dan zorgvuldig opgeborgen. Ze verhuist naar binnen. Ze wordt geannexeerd door het gezin, waarin ze zich beperkt tot de serieuze functie van de voortplanting. Rondom de seks heerst stilzwijgen. De wet wordt gesteld door het in de echt verbonden en zich voortplantende paar, dat naar buiten treedt als model, dat de norm stelt en de waarheid in pacht heeft, dat recht van spreken houdt terwijl het zichzelf een recht op geheimhouding toekent. Zowel in de maatschappelijke ruimte als binnenshuis heeft de seksualiteit slechts één officiële plaats, maar wel een nuttige en vruchtbare: de ouderlijke slaapkamer. Voor al het andere rest nog slechts het halfduister. Het lichaam wordt verdoezeld in de betamelijkheid van de lichaamshoudingen; decente woorden verlenen onschuld aan wat er wordt gezegd. En mocht de onvruchtbaarheid zich opdringen en zich te duidelijk laten zien, dan wordt ze omgebogen naar het abnormale, waarvan ze de status en de bijbehorende sancties krijgt.
Wat niet in dienst van de voortplanting staat, zich niet mag koesteren in haar stralende licht, hoort niet langer thuis in de geordende wereld. Ook zijn er geen woorden voor. Het wordt zowel verjaagd en verloochend als tot zwijgen gebracht. Het bestaat niet, het mág zelfs niet bestaan, en het zal worden weggeduwd zodra het zich – in daden of in woorden – ook maar enigszins manifesteert. Van kinderen bijvoorbeeld weet men dat ze seksloos zijn: daarmee verschaft men zich een motief om kinderen een verbod op seks op te leggen, hun te verbieden erover te praten, een motief om, zodra ze er ook maar iets van uitdragen, de ogen ervoor te sluiten en de oren dicht te stoppen, een motief om te dwingen tot een alomvattend, volhardend zwijgen. Dit zou het eigene zijn van de repressie en van wat haar onderscheidt van de verboden die gelden in het gewone strafrecht; het is een repressie die niet alleen functioneert als een opdracht om te verdwijnen maar ook als een opdracht om te zwijgen, als het poneren van een niet-bestaan en derhalve als de constatering dat er over dit alles niets te zeggen, van dit alles niets te zien of te weten valt. Aldus zou de hypocrisie van onze burgerlijke samenlevingen in haar kreupele logica voortstrompelen, zij het dan toch genoopt tot enkele concessies. Als er werkelijk ruimte moet zijn voor ongeoorloofde vormen van seksualiteit, dan moeten die maar ergens anders gaan rumoeren, ergens waar ze weer kunnen worden ingepast in het circuit van de productie of minstens in dat van de winst. Het gesloten huis en de psychiatrische inrichting: dat worden de oorden van tolerantie. Het lijkt of de prostituee, de klant en de pooier, de psychiater en zijn hysterica – de ‘andere victorianen’, zou Steven Marcus [publiceerde in 1966 The Other Victorians – vert.] zeggen – de lust waarover niet wordt gesproken, langs slinkse wegen hebben verplaatst naar de orde van de dingen die worden becijferd. Er wordt veel geld neergeteld voor de woorden en gebaren die in deze context stiekem zijn toegestaan. Alleen daar zou de irreguliere seks recht hebben op vormen van realiteit, maar dan wel als aparte eilandjes, en ook recht hebben op clandestiene, duidelijk afgebakende, gecodeerde vertogen. Overal elders zou het moderne puritanisme zijn drievoudige decreet hebben opgelegd: het is verboden, het bestaat niet, en er mag niet over worden gepraat.
Zouden we ons intussen hebben bevrijd van twee lange eeuwen waarin de geschiedenis van de seksualiteit vooral moet worden gelezen als de kroniek van een toenemende onderdrukking? Nauwelijks, zo wordt ons nog steeds verteld. Dankzij Freud, misschien. Maar dan wel uiterst behoedzaam, met de nodige medische prudentie, met wetenschappelijk gegarandeerde onschadelijkheid en met tal van voorzorgsmaatregelen bedoeld om alles, zonder enig risico van ‘overstroming’, binnen de veiligste en discreetste ruimte te houden, tussen divan en vertoog: wederom profijtelijk gefluister op een bed. En zou het anders kunnen? Omdat sinds de zeventiende eeuw, zo wordt ons uitgelegd, repressie de fundamentele manier was om macht, weten en seksualiteit met elkaar te verbinden, kunnen we ons er alleen tegen een hoge prijs van bevrijden. Zo’n bevrijding vergt niets meer of minder dan dat de wetten worden overtreden, de verboden worden opgeheven, het woord de realiteit binnenvalt, ook de lust er weer een plaats in krijgt, en er een volkomen nieuwe economie komt van de machtsmechanismen. Want ook de flauwste opflakkering van de waarheid voegt zich naar politieke voorwaarden. Dergelijke effecten kunnen dus niet worden verwacht van een simpele medische praktijk noch van een theoretisch betoog, hoe strikt ook. Er is dan ook kritiek op het conformisme van Freud, op de normaliseringsdrang van de psychoanalyse, op de aanzienlijke schroom die verborgen ligt achter de heftige uitbarstingen van Reich, op alle inpassingseffecten die de ‘wetenschap’ van de seks en de nauwelijks louche te noemen praktijken van de seksuologie beogen.
Dit vertoog over de repressie van de seks in de moderne tijd houdt stand, waarschijnlijk omdat het een gemakkelijk verhaal is. Het wordt historisch en politiek stevig ondersteund; door het tijdvak van de onderdrukking te laten beginnen in de zeventiende eeuw, na honderden jaren van losse omgang en vrije expressie, laat men het samenvallen met de ontwikkeling van het kapitalisme. De seksuele onderdrukking zou onlosmakelijk zijn verbonden met de burgerlijke orde. De kleine kroniek van de seks met haar ondeugende grappen wordt prompt getransponeerd naar de officiële geschiedenis van de productiemethoden; daarmee verliest ze haar luchtigheid. Tegen die achtergrond tekent zich een verklaringsprincipe af dat de ontwikkeling kan verklaren: als de seks zo streng wordt onderdrukt, komt dit doordat hij niet te verenigen is met een algemene en intensieve inzet van werkkrachten; hoe kon in een tijd waarin het arbeidspotentieel systematisch werd uitgebuit, worden geduld dat arbeiders zich lieten gaan in dit soort genietingen, behalve dan in de minimale pleziertjes die de voortplanting mogelijk moesten maken? Het is misschien lastig de seks met zijn effecten te ontcijferen, maar voor de seksuele onderdrukking geldt dat ze, in deze context geplaatst, moeiteloos kan worden geanalyseerd. En zo blijkt dan de zaak van de seks – de seksuele vrijheid maar ook de kennis die erover wordt opgedaan en het recht dat men heeft om erover te spreken – volledig legitiem te kunnen worden gekoppeld aan de eer van een politieke zaak: ook de seks wijst vooruit naar de toekomst. Een achterdochtig iemand kan zich overigens afvragen of alle voorzorg waarmee de geschiedenis van de seks zich onder de hoede van een zo aanzienlijk patronaat heeft geplaatst, niet toch nog de sporen van de vroegere preutsheid draagt: alsof dit vertoog alleen kon worden geformuleerd en gehoord als het werd opgetild naar dit hogere niveau.
Maar misschien is er een andere reden die het voor ons zo profijtelijk maakt om de betrekkingen tussen seks en macht te formuleren in termen van repressie. We zouden dit de sprekerswinst kunnen noemen. Als de seks wordt onderdrukt – dat wil zeggen: wordt weggezet in de hoek van het verbod, van het niet-bestaan en van het zwijgen –, dan heeft het loutere feit dat erover wordt gesproken, dat de onderdrukking wordt benoemd, al iets van een opzettelijke transgressie. Wie zo spreekt, plaatst zich tot op zekere hoogte buiten de macht, ondermijnt de wet en anticipeert, al is het maar een klein beetje, op de toekomstige vrijheid. Vandaar dat het vertoog over de seks tegenwoordig zo plechtstatig klinkt. Wanneer in de negentiende eeuw de eerste demografen en psychiaters zich genoopt zien naar de seks te verwijzen, menen ze zich te moeten verontschuldigen voor het feit dat ze de aandacht van hun lezers op zulke laag-bij-de-grondse en frivole thema’s vestigen. Wij daarentegen spreken al tientallen jaren nauwelijks meer over seks zonder min of meer de volgende pose aan te nemen: het besef uitdragend dat we de gevestigde orde tarten, een toon bezigend waaruit blijkt dat we ons subversief weten, vurig het heden bezwerend en vooruitwijzend naar een toekomst waarvan we de nadering menen te kunnen bespoedigen. Iets van de revolte, van de beloofde vrijheid, van de tijd die nabij is en waarin een andere wet zal gelden, slaat gemakkelijk over op het vertoog over de repressie van de seks. Een paar vroegere functies van het traditionele profeteren worden erin gereactiveerd. Voorwaar ik zeg u, de goede seks is op komst. Door de seksuele onderdrukking te poneren, kan men bovendien onopvallend naast elkaar laten bestaan wat de meesten van ons, uit angst om belachelijk te lijken of uit verbittering over de geschiedenis, van elkaar gescheiden zullen houden: revolutie en geluk; of revolutie en een ander, jonger en mooier lichaam; of revolutie en lust. Spreken tegen de machten in, de waarheid zeggen en genot beloven; opheldering, bevrijding en veelvoudige wellust met elkaar verbinden; een vertoog houden waarin het gretige verlangen naar weten samengaat met de wil om de wet te veranderen en met de hoop op een tuin der lusten – dit alles schraagt ontegenzeglijk de volharding waarmee we over de seks spreken in termen van repressie; en misschien verklaart het ook de handelswaarde die niet alleen wordt toegekend aan alles wat erover wordt gezegd, maar ook aan het simpelweg luisteren naar degenen die de effecten van de repressie willen repareren. Per slot van rekening zijn wij de enige beschaving waarin speciaal daarvoor aangestelden worden betaald om te luisteren naar de confidenties van anderen over hun seksleven: alsof de mogelijkheden tot luisteren veel te beperkt zijn voor de drang tot spreken en voor het profijt dat men van dat spreken hoopt te trekken, hebben sommigen zelfs hun oren verhuurd.

[...]

Franstalige versie opgenomen in Dits et Écrits, volume III, pp. 136, 137 © Éditions Gallimard, Paris, 1994.
© Nederlandse vertaling Jeanne Holierhoek, Boom uitgevers Amsterdam, 2018

pro-mbooks1 : athenaeum