Leesfragment: God en ik

06 mei 2018 , door Alain Verheij
|

Op 10 mei verschijnt God en ik van Alain Verheij. Wij publiceren voor.

Al eeuwenlang putten mensen kennis, goede raad, hoop en troost uit de Bijbel. Maar wat bezielt een eenentwinigste-eeuwse westerling om zich nog te verdiepen in verhalen over God? Alain Verheij is zelf misschien wel het meest nieuwsgierig naar het antwoord op die vraag. Als theoloog, schrijver en blogger analyseert hij onze tijd en ziet hij hoe de christelijke verhalen en gebruiken wel degelijk iets te zeggen hebben over de wereld van nu. Zo kun je de vastentijd zien als een detox die zorgt voor meer zelfreflectie, solidariteit en een gezond lichaam en gezonde geest. Verhalen over Jezus, Job, Mozes en Petrus zetten aan tot denken over hoop, vertrouwen en volharding.

Verheij is niet bang om tegen heilige huisjes te schoppen. Persoonlijk, scherp, kritisch en een tikje ironisch schrijft hij over zijn weg binnen het geloof – soms een triomftocht, soms een worsteling. God en ik werpt licht op levensvragen die de mens al eeuwen bezighouden – nu misschien wel meer dan ooit.

 

Het leven overkomt je

De doop

Op een zondagochtend in 1989 ben ik gedoopt. Mijn tante droeg me het kerkgebouw binnen. In een van de rijen zaten mijn opa en oma met mijn oom en mijn neef, zoals elke week. Tijdens de viering liepen mijn ouders met mij, hun baby, richting het podium. Daar werden allerlei beloften over me uitgesproken en goot de voorganger een beetje water over mijn hoofd. Als het welpje Simba uit De Leeuwenkoning werd ik gepresenteerd aan de gemeenschap en aan de God van mijn ouders en grootouders. Als ik vandaag terugga naar die plek, kan ik nog steeds het dikke boek zien liggen waarin op die ochtend mijn naam werd geschreven. Daar begon mijn verhaal met het christendom: mijn prille bestaan werd vriendelijk opgemerkt.
De kinderdoop is een ritueel dat al heel oud is. De grote christelijke kerkgenootschappen kennen allemaal dit sacrament met trotse ouders, mooie woorden en een handvol water op een babyhoofdje. (In andere christelijke groeperingen doen ze iets soortgelijks, maar daar bewaren ze het water totdat je volwassen bent – daarover later meer.) Mijn doop was tegelijk een collectief kraambezoek, een intiem onderonsje tussen God, mijn ouders en mijzelf, én een uiting van verbondenheid tussen mijn gezin en de gemeenschap om ons heen.
Bij religie lopen het sociale en het individuele, het praktische en het spirituele altijd heerlijk door elkaar.
Als kersverse ouders krijg je vrienden, familieleden en eventueel wat collega’s over de vloer. Aan de andere kant bezoek je het stadhuis en het consultatiebureau: de meer afstandelijke verplichtingen. Voor mijn vader en moeder was de kerk precies het maatschappelijke midden tussen de warmte van het intieme clubje en de kilte van de bureaucratie. Toen zij hun baby aan alle mensen in de kerk hadden laten zien, beloofden ze plechtig dat ze mij zouden opvoeden in geloof, hoop en liefde. Vanuit de zaal kwam een belofte terug: wij zullen jullie daarbij helpen. Hand erop, zei de dominee toen, en besprenkelde mij met water om te bevestigen dat er een zegen op dat voornemen zou rusten.
Dit gebeurde allemaal in een reguliere protestantse kerk. Op dit moment telt het betreffende kerkgenootschap in Nederland ruim anderhalf miljoen gedoopte leden. Dat aantal is flink aan het slinken. De twee grootste kerkgenootschappen van ons land, de Rooms-Katholieke Kerk en de Protestantse Kerk in Nederland, verliezen samen meer dan honderdduizend leden per jaar. Dat is een gigantische maatschappelijke verschuiving. Nederland seculariseert, verstedelijkt en individualiseert in rap tempo, en zo komt het dat je het steeds minder vaak ziet: kerkbanken waarin meerdere generaties van een familie wekelijks bij elkaar zitten.
Daar gaat best een idyllisch plaatje aan verloren. Ik koester warme herinneringen aan die zondagochtenden uit mijn jeugd, met mijn neef en mijn oma – met mijn complete familie. Het is heel waardevol, zo’n sociale vereniging waar jouw leven gevierd wordt, waar jouw verhaal ertoe doet, waar de mensen elkaar zien en het goede toewensen. Daarom doet het wegvallen van deze hoeksteen uit de samenleving bij veel mensen pijn.
Er zijn conservatieve politici die inspelen op dat sentiment en een terugkeer naar de oude zeden voorstaan. Dat is vechten tegen de bierkaai: de maatschappelijke verandering laat zich niet tegenhouden. Er zijn christenen die op alle denkbare wijzen hun best doen om de kerkbanken weer vol te krijgen. Mission impossible. En er zijn christenen die het opgeven en zich terugtrekken in hun eigen bunker. Die kant wil ik absoluut niet op. Ik breng liever al het moois uit de kerk naar buiten. Want hoe fijn ik het er ook vond in mijn jeugd, zelf ben ik ook niet meer elke week in de kerk te vinden. De secularisering is niet aan mij voorbijgegaan. Als ‘randkerkelijk’ theoloog beweeg ik me nu vooral buiten de christelijke wereld, maar met een goedgevulde rugzak vol stevige bagage uit het christelijke geloof.
Dat geloof vertelt mij tijdloze verhalen die tegenwoordig nog steeds iedereen kunnen aanspreken. Het geloof leert me sociale en psychologische lessen die zo universeel zijn dat ieder mens er iets aan heeft, kerkelijk of niet. Het geloof biedt me een keur aan rituelen om me evenwichtiger door elke levensfase heen te helpen. Ik ben ervan overtuigd dat de mens een ritueel wezen is en dat veel van deze gebruiken in een nieuw jasje zouden mogen terugkomen in ons leven.
Kortom: ik geloof dat er in het christendom eeuwenoud maatschappelijk kapitaal ligt dat zijn waarde nog niet heeft verloren. Laten we om te beginnen eens dieper ingaan op de doop.

[...]

 

© 2018 Alain Verheij 

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum