Leesfragment: Het eigenwijze potlood

01 juni 2018 , door Carel Peeters
|

Vandaag verschijnt Het eigenwijze potlood, een bundel met twintig portretten van literaire tekenaars door Carel Peeters. Lees bij ons alvast een fragment uit zijn stuk over Siegfried Woldhek.

Toen de Amerikaanse tekenaar Saul Steinberg zei dat hij een schrijver was die tekende, onthulde hij iets wat meer tekenaars denken. Steinberg doelde op het literaire karakter van zijn getekende humor: dat er langer over is nagedacht en dat de kijker zich er iets langer over buigt dan bij een doorsnee cartoon. Carel Peeters, die als literair redacteur en criticus van Vrij Nederland talloze tekenaars de ruimte gaf in de Republiek der Letteren, schrijft in Het eigenwijze potlood over de twintig bij wie hij zich het meeste thuisvoelt. Bij hen blijft hij dralen omdat er zo veel te zien en te ontdekken is: vernuft, subtiele humor, inzicht en een soevereine tekenstijl. Saul Steinberg - Joost Swarte - Walter Trier - Hans Traxler - Ever Meulen - Glen Baxter - Peter van Straaten - Floc'h - Dick Bruna - Wilhelm Busch - Ernst H. Shepard - Petit Roulet - Peter Vos - Siegfried Woldhek - Willem van Malsen - Benoît van Innis - David Levine - Henry Darger - Sempé

Kom 2 juni ook naar de feestelijke presentatie van dit boek! Gratis toegang, RSVP uiterlijk 28 mei via [email protected].

N.B. Meer over tekenaars op Athenaeum.nl: besprekingen van Kees van Kooten over cartoons, en nieuwe boeken van Peter van Straaten en Glen Baxter.

 

Verhalende portretten

De leden van een zojuist beëdigd Nederlands kabinet stonden gewoonlijk keurig naast elkaar op de trappen van Huis ten Bosch in Den Haag, koningin Beatrix in het midden. Toen het nieuwe kabinet in 1989 door Siegfried Woldhek in die situatie werd getekend, hingen hun armen broederlijk om elkaar heen, terwijl de koningin lachend op de achtergrond boven hen uitkeek. Zo stond het kabinet-Lubbers/Kok op de voorpagina van NRC Handelsblad: een schoolklas in vakantiestemming. Wat opviel, was dat elke minister er tamelijk normaal uitzag. Geen grove satirische vertekeningen, geen extra onderkinnen, geen scheve monden of gluiperige ogen. Woldhek mócht dit gezelschap, met ministers als Jan Pronk, Ien Dales, Hans van den Broek en Hedy d’Ancona.
Dat was zeven jaar eerder in 1982 wel anders. Toen trad het kabinet- Lubbers aan met ministers als Neelie Smit-Kroes, Gijs van Aardenne, Koos Rietkerk en Gerrit Braks. Met dit gezelschap had Woldhek duidelijk niet veel op. Hun gezichten werden griezelig vervormd, Lubbers had een moker achter zijn rug, Rietkerk een groot slagersmes, Neelie een zeis, Van Aardenne een bijl. De koningin keek zuur. De gezichten van de ministers waren zo drastisch vertekend dat heel wat NRC-lezers protesteerden tegen deze behandeling vóór de ministers nog iets hadden misdaan.
Voor Woldhek hóéfden ze ook nog niets gedaan te hebben. Die kende de reputatie van zijn personages; hij had zijn huiswerk gedaan. Met het kabinet-Lubbers had hij te doen met een vechtkabinet en dat moest visueel en satirisch tot zijn recht komen. Het moest kloppen. Satire is mooi, maar er moet ook een stevig idee achter zitten.
In 1984 tekende Woldhek voor NRC Handelsblad een reeks politici onder de titel ‘Het cliché’. Dat waren variaties op de cartoonistenclichés. Hij nam ze zo letterlijk dat het voor de ene verrassing na de andere zorgde. Onno Ruding die als minister van Financiën de buikriem van de kleine man zo strak aanhaalt dat die het leven laat. De als haantje bekendstaande Libische leider Kaddafi wordt hier het summum van een haan, met zijn kolonelspet als hanenkam. De Poolse leider van de vakbond Solidarinosc Lech Walesa wordt door de Russische beer verpletterd, Ronald Reagan houdt zijn jas heimelijk open om vieze plaatjes van de atoombom te laten zien, Margaret Thatcher is veranderd in het type waar ze voor op de bres stond: de conservatieve en zelfgenoegzame lord. Wiegel slaat de grootste trom, Van Agt is een wrekende engel die met vlammend zwaard het Ethisch Reveil uitdraagt. Het zijn precies zulke clichés die Woldhek zelf altijd vermijdt, maar voor deze les in het gebruik van clichés uitvergroot.
Woldhek is vooral bekend geworden door zijn schrijversportretten. Hij las een nieuw boek en bedacht een scène die het in één keer satirisch samenvatte. Zo literair en sophisticated, met inzicht in werk en karakter, waren schrijvers zelden getekend. De tekeningen stonden min of meer op zichzelf, ook al verschenen ze bij recensies van nieuwe boeken. Elke tekening kreeg de kracht van iets definitiefs: dat boek en die karaktertrek van de schrijver waren er voorgoed mee vastgelegd. Maarten ’t Hart krijgt een hoofd als een ballon omdat hij als beste van de klas altijd alles weet en zijn vinger zo hoog mogelijk opsteekt. Willem Frederik Hermans kijkt met grote minachting achterom of er nog een concurrent aankomt. D. Hillenius staat er met zijn schillerkraag bij als het prototype van de zachtaardige bioloog. Harry Mulisch ligt als een sfinx in het Museum van Oudheden met Jan Hein Donner als zijn suppoost. H.J.A. Hofland geeft zijn grote ogen en oren peinzend de kost. Hugo Claus is met zijn armen over elkaar groter dan heel België (dat hij losjes op zijn schouder draagt). Ze zijn te vinden in Woldheks eerste boek Literaire tekeningen, ingeleid door Rudy Kousbroek.
Woldhek maakte zijn eerste en meteen trefzekere tekening in 1976 voor Vrij Nederland bij de recensie over het boek van Willem Frederik Hermans over Multatuli. Hij zette Multutali zelfverzekerd aan een roulettetafel, op de achtergrond achterdochtig bekeken door andere spelers. Hermans vangt de voor Multatuli bestemde rotte eieren op. Dat was precies wat Hermans in zijn boek aan het doen was: Multatuli in bescherming nemen. Na die eerste geslaagde tekening

Lodewijk van Deyssel, getekend door Siegfried Woldhek
Lodewijk van Deyssel

bevatte bijna elke Boekenbijlage een satirische-verhalende tekening van Woldhek. Daarmee keerde een oude traditie terug die ooit begonnen was aan het eind van de achttiende, begin negentiende eeuw toen de satirische tekening bloeide met James Gillray en Thomas Rowlandson. Die stortten zich met wellust op elke politicus en schrijver. In Nederland gebeurde dat iets later in tijdschriften als De Nederlandsche Spectator. Daarin werden de literaire gebeurtenissen becommentarieerd met wat brave tekeningen: de redactie van De Gids die door ‘onze letterkundige Figaro’ Conrad Busken Huet wordt ‘geschoren’, zwaaiend met de scheerkwast terwijl De Nieuwe Gids in de deuropening afwachtend toekijkt. Frederik van Eeden die op klompen en in boerenkiel poseert als ‘vorst van Walden’. Multatuli die zijn gelijk komt halen als er in de Tweede Kamer zestien jaar na de publicatie van Max Havelaar eindelijk tegen de dwangarbeid wordt geageerd.
Woldhek publiceerde elke week zo’n significante tekening: Theo Thijssen die als schoolmeester woedende ouders sust, C. Buddingh’ op zijn gemak zittend voor de vruchten van zijn hobby (het maken van kunstzinnige kastjes), Gerrit Krol die op het vliegtuig stapt met achterlating van treurende vrouwen met superborsten. De karakteristieke tekening van Geert van Oorschot die aan de poort van zijn uitgeverij schrijvers bruusk tegenhoudt die ook naar binnen willen. Of die van de grimmige Gerrit Komrij, vastgesnoerd in zijn stoel (omdat hij liever weg wil) terwijl hij naar de televisie (‘de treurbuis’) moet kijken. E. du Perron die als de musketier d’Artagnan zijn lans slijpt. Jan Cremer op een Solex-bromfiets met vrouwenborsten als een benzinetank. Het in werkelijkheid gecraqueleerde gezicht van Bert Schierbeek bouwde hij op uit glasscherven, Slauerhoff kreeg een scheermesje tussen zijn dunne lippen om zijn scherpe tong te vertolken. Jan Wolkers wordt moederlijk gekoesterd door de armen van een vrouw die hem volledig omvatten.
Dit waren allemaal zwart-wit-lijntekeningen. Toen in 1984 bij het begin van de wekelijkse Boekenbijlage van Vrij Nederland de mogelijkheid ontstond om tekeningen in kleur af te drukken was het de vraag hoe Woldhek hierop zou reageren. In kleur had hij nog niet eerder gewerkt. Het was meteen geen vraag meer toen hij voor het eerste nummer Jan Blokker tekende als een nuchtere Hollander die zich met een klomp in de hand niet in de maling laat nemen. Het verrassende was dat Woldhek het met kleurpotlood deed, iets waar nooit iemand mee werkte. In deze stijl tekende hij in de periode

Lewis Carroll, getekend door Siegfried Woldhek
Lewis Carroll

Mark Zuckerberg, getekend door Siegfried Woldhek
Mark Zuckerberg

1984-1990 op groot formaat schrijvers als Piet Grijs, George Orwell, Michel Foucault, Ernest Hemingway, Leo Vroman, Jean Genet en Hendrik de Vries. Toen de P.C. Hooftprijs in februari 1985 niet aan Hugo Brandt Corstius werd uitgereikt omdat de toenmalige minister Brinkman weigerde iemand te bekronen die mensen systematisch beledigde, moest het omslag van de Boekenbijlage halsoverkop worden omgegooid. Woldhek bedacht meteen een tekening van Brinkman als streng calvinistische regent, opgebouwd uit constructivistische elementen: een zwart pak met scherp gesneden schouders, zwarte das, zwarte geometrische balken voor het haar, de wenkbrauwen een verkleinde versie daarvan, en zijn neus als een scherpe misprijzende pijl naar beneden. Het zuinige mondje bestond uit een half cirkeltje, de vingers van zijn handen stonden precieus in het gelid tegen elkaar. In deze man was geen beweging te krijgen. Woldhek tekende ook in één dag (bijzonder omdat hij toen directeur van Vogelbescherming was, later van het Wereld Natuur Fonds) ook het omslag waarop een laatdunkende Brandt Corstius een eitje aan het pellen is in de vorm van het gezicht van Brinkman.

[...]

 

© 2018 Carel Peeters

pro-mbooks1 : athenaeum