Leesfragment: Het epos van sjeik Bedreddin

09 september 2018 , door Nazim Hikmet
| |

Op 14 september verschijnt Nazim Hikmets Het epos van sjeik Bedreddin. Lees bij ons de eerste pagina's.

Het epos van sjeik Bedreddin, dat Hikmet in 1936 schreef in de gevangenis van Bursa, is een poëtische, autobiografische raamvertelling, waarin droom en werkelijkheid en verleden en heden verstrengeld raken. Het verhaal begint als de dichter in de cel, die hij deelt met achtentwintig medegevangenen, op zijn bed ligt te lezen in een verhandeling over sjeik Bedreddin en diens opstand in het Osmaanse Rijk van de veertiende eeuw. Hij reflecteert op de tekst en weidt uit over het boerensocialisme, maakt een vergelijking met de sociale strijd in de huidige tijd, en zet op deze wijze direct de toon: 'Ik ga jullie een verhaal vertellen over een strijd, een strijd in onze eigen geschiedenis, maar die nog altijd niet gestreden is, want ook wij voeren die.' 

Het epos van sjeik Bedreddin is een ontmoeting tussen twee beroemde Turkse revolutionairen, Bedreddin die zijn strijd tegen de sultan met de dood door ophanging moest bekopen, en Hikmet die vanwege zijn pennenstijd tegen het autocratische regime van de Turkse Republiek lange tijd in gevangenschap en ballingschap moest doorbrengen. Het vertelt tevens de rode draad van de geschiedenis van het Turkse volk, waarbij Hikmet zijn lezers oproept om voorwaarts te gaan, en vooral niet te vergeten.

 

[...]

Mijn hoofdpijn was plotseling gezakt. Ik stond op van mijn bed. Liep naar de persoon aan het raam. Hij nam me bij de hand. We verlieten de slapende cel met het zwetende beton en de overige achtentwintig mannen. Plotseling trof ik mezelf aan op de rotsen die we nooit kunnen zien, bij de plek waar de zee onze muur raakt. En terwijl we ons stilletjes over de golven van de donkere zee voortbewogen, begaf ik mij in gezelschap van de volgeling van Börklüdje naar het verleden, naar jaren terug, naar eeuwen geleden, naar de tijd van sultan Mehmet Tsjelebi.
En deze reis is het avontuur waarover ik u wil vertellen. Het schouwspel van geluiden, kleuren, bewegingen en vormen dat ik op deze reis zag, zal ik stukje bij beetje proberen te beschrijven in grotendeels – volgens een aloude gewoonte – geordende lange en korte regels, nu en dan op rijm.
Het gaat zo:

1

De sofa bekleed met zijde uit Bursa, twijgen in rood en groen,
aan de wand een blauwe tuin van tegels uit Kütahya,
in de zilveren kannen de wijn,
op de koperen schalen goudbruin gebraden lammeren.
Sultan Mehmet Tsjelebi, die zijn eigen broer Musa
had gewurgd met de pees van een boog en
de wassing verrichtte met het bloed van zijn broer

in een bekken van goud,

besteeg de troon en was vorst.
Tsjelebi was de vorst maar
in het land van Rode Osman was het de wind
die zijn dorre schreeuw, zijn doodslied blies;
was het licht in de ogen van de boer het leengoed
zijn zweet de pacht;
waren de kruiken kapot en verdroogd;
stonden ruiters bij de bronnen hun snorren te strijken;
hoorde de reiziger langs de wegen de jammerklacht
   van de mens zonder land en van het land zonder mens.
En toen aan het eind van de wegen aan de poort

van de vesting de zwaarden kletterden,

        de schuimbekkende paarden hinnikten,
had op de markt elk gilde de hoop op een eigen meester

verloren.

Kortom, er waren de vorst, de pacht, de wind,

en de klacht.

2

Dit meer is het meer van Iznik.
Het is kalm,
donker
en diep;
als een waterbron
        in de bergen.

Onze meren hier
zijn in dampen gehuld.
Hun vis smaakt naar niets,
hun moerassen verwekken malaria,
en de mens van het meer
   sterft voor zijn baard vergrijst.

Dit meer is het meer van Iznik.
Aan zijn oever ligt de stad Iznik.
In de stad Iznik
lijkt het aambeeld van de smeden op een gebroken hart;
lijden de kinderen honger;
lijkt de boezem van de vrouwen op verdorde vis
en zingen de jongeren niet.

Deze stad is de stad Iznik.
Dit huis is een huis in de gildewijk.
In dit huis
woont een oude man met de naam Bedreddin.
Zijn postuur is klein
   zijn baard is lang
         zijn baard is wit.
Zijn scheve kinderlijke ogen staan schrander
en zijn gele vingers lijken op rietstengels.

Bedreddin
zit op een witte
schapenvacht.
Hij schrijft in Perzisch schrift
                   zijn Ingevingen.
Zij zitten voor hem geknield
en kijken naar hem
zoals je naar een berg kijkt.
Hij kijkt:
de lange magere Börklüdje Mustafa
met zijn geschoren hoofd
en borstelige wenkbrauwen.
Hij kijkt:
de haviksneus Torlak Kemal…
Zij kijken zonder verveeld te raken,
zonder genoeg te krijgen van het kijken
naar Bedreddin, de balling van Iznik…

[...]

 

 

Copyright © 2011 Nazim Hikmet
Copyright Nederlandse vertaling en inleiding © 2018 Sytske Sötemann

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum