Leesfragment: Het verleden ruist voorbij

24 oktober 2018 , door Ivo Weyel
| | |

26 oktober verschijnt het nieuwe boek van Ivo Weyel, Het verleden ruist voorbij. Vandaag publiceren we voor!

Ik zie de foto voor me, de heren in rok, de dames in ruisende zijde en parelsnoeren, de lange, lange tafel met plaats voor vijftig man, de bloemstukken en guirlandes, het pril geluk, de blije gezichten richting camera, het leven was goed. Toen nog wel. Maar het leven dendert door. Want dat is wat leven doet. Sylvain Kahn, de overgrootvader van Ivo Weyel, opende in 1882 het modepaleis Hirsch & Cie in Amsterdam. Het succes was enorm, de familie werd rijk, er volgden vestigingen in Berlijn en Wenen en zelfs een parfumfabriek in Frankrijk, het geboorteland van Sylvain. Het waren jaren van overvloed, bewaard gebleven in honderden foto’s en door Weyel voor Het Parool beschreven in zestig korte, intieme familiekronieken die een prachtig beeld schetsen van het voortglijden van de tijd.

 

Voorwoord

Mijn overgrootvader Sylvain Kahn kwam in 1881 met zijn goede vriend Sally Berg naar Amsterdam. Sylvain uit de Franse streek Elzas-Lotharingen, Sally uit Warburg, Duitsland. Beiden waren toen vierentwintig. Een jaar later openden ze het modehuis Hirsch & Cie in een klein hoekpandje aan het Amsterdamse Leidseplein, vernoemd naar hun Belgische leermeester Leo Hirsch. De zaken liepen zo voorspoedig dat ze op dezelfde plek een groot wit modepaleis konden laten bouwen, ontworpen door architect A. Jacot, waar ze in 1912 introkken. Ondertussen was Sylvain in 1885 getrouwd met Sally’s zuster Julie en werd het reilen en zeilen van de zaak één grote familieaangelegenheid, een Frans-Duitse alliantie die verder vertakte naar Parijs, Wenen, Berlijn en Amerika en op het hoogtepunt meerdere chique modehuizen en parfummerken bevatte.
Anderhalf jaar lang schreef ik over Hirsch en mijn familie, in mijn wekelijkse kroniek Nazaat in Het Parool. Deze, en enkele nieuwe, zijn gebundeld in dit boek.

Ivo Weyel

 

Op zoek naar drank en drugs

Ik zocht een slechterik in de familie, een zwart schaap, een die het familiekapitaal erdoor jaste of opium schoof in een obscure kit in Sjanghai, een bigamist of slavenhandelaar of gewoon iemand die iets deed wat niet door de beugel kon en door de familie verbannen werd, zoals vroeger te doen gebruikelijk was, naar Tangiers of Marrakesh, ver weg van de fatsoenlijke wereld, waar die dan wegzonk in de troebele wereld van absint en hoererij en jammerlijk aan zijn einde kwam in een derderangs logement. Maar ik vond niemand. Slechts een onbeduidende nietsnut hier en daar, dat was al, maar verder niks schokkends, niemand die buiten de lijntjes van het fatsoen kleurde, alleen maar rechtschapen lieden die door hard werken kapitaal verwierven en dat nog deelden bovendien door weeshuizen te bouwen en geld aan de armen te geven.
Slechteriken zijn zoveel leuker om over te schrijven, ze zijn het litteken op het gave gezicht dat alleen maar mooier wordt daardoor. Evelyn Waughs beroemde roman Brideshead revisited ontleent zijn schoonheid aan het verval van de aan lager wal geraakte zoon Sebastian, die de perfectie van de immer in het gareel lopende familie genadeloos doorprikt en bidt: ‘O God, make me good, but not yet!’ En wat zou de briljante wereld van F. Scott Fitzgerald zijn zonder de drank en drugs en de ondergang die deze veroorzaakten?

Mata Hari in (waarschijnlijk) een japon van Hirsch, uit: Ivo Weyel, Het verleden ruist voorbij
Mata Hari in (waarschijnlijk) een japon van Hirsch

De roestplek op de Rolls, het rafelrandje aan de zijden japon, ze zetten alles in perspectief. Maar ik vond dus niks. Nog niet eens een beige schaap. Mijn voorouders kregen het zelfs voor elkaar van Mata Hari (die een goede klant was bij Hirsch) een fatsoenlijke dame te maken door haar te kleden in deftige jurken met hooggesloten halslijn en zomen tot over de enkels en zelfs een parasol als nuffig attribuut. Zij stelde zichzelf ooit voor de keus al dan niet een onberispelijk leven te leiden, en verzuchtte in een brief vanuit verderfelijk Parijs: ‘Óf ik word een fatsoenlijke moeder óf ik ga leven zooals me hier zoo schitterend wordt aangeboden. Ik weet wel dat dat leven eindigt met een ongeluk, maar daar ben ik overheen.’
Gelukkig voor de geschiedenis koos ze voor het ‘schitterende leven’ en zijn we honderd jaar later nog steeds door haar gefascineerd. Had ze voor fatsoen gekozen, had niemand haar gekend. Toch geef ik niet op en graaf dieper in mijn familie. Misschien moet ik zelf maar eens het slechte pad op.

 

© 2018 Ivo Weyel

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum