Leesfragment: Het wikkelhart

29 november 2018 , door Bertram Koeleman
|

Bertram Koeleman is genomineerd voor de BNG Bank Literatuurprijs naar aanleiding van zijn roman Het wikkelhart! Vandaag publiceren we daar een fragment uit.

In Het wikkelhart van Bertram Koeleman (1979) zijn twee studiegenoten tijdens een vakantie op het Franse platteland getuige van een incident dat hen beiden op een fundamentele manier vormt. De verbeelding van Nick Tuin raakt hierdoor ontketend; in de jaren die volgen werkt hij obsessief aan een succesvol literair oeuvre. Bij zijn vriend Dom gebeurt het omgekeerde. Al sinds zijn jeugd wil hij schrijver worden, maar de herinnering aan het incident werpt permanente blokkades op. Wanneer Nick een nieuwe roman uitbrengt met precies dit incident als uitgangspunt voelt Dom woede en onmacht. Wat geeft Nick het recht om zo’n gevoelig aspect van hun gedeelde verleden openbaar te maken? In de weken na publicatie gaat Doms leven steeds meer parallellen vertonen met Nicks boek. Waar eindigt het boek en begint zijn werkelijkheid? Hoe ver mag een schrijver gaan?

 

2

Hoe zou je het voorbijsnellende landschap beschrijven? De snelheid van de trein, hoe maakte die zich voelbaar in de coupé? Welke kleur had de bekleding van de stoelen? Gestold bloed, of iets donkerder nog? Koffie, leer, de warmte van een groep mensen in een kleine ruimte: hoe lieten die geuren zich omschrijven zonder het gebruik van clichés? Tegenover mij zat Nick, verdiept in een boek, echte of gespeelde concentratie? Indien niet gespeeld, hoe je frustratie te verwoorden doordat je die concentratie zelf niet kon opbrengen?
Ik hield de pen tegen mijn lippen. Op mijn knie lag een notitieboek opengeslagen op een vrijwel lege pagina. De komende week zou waarschijnlijk geen gelegenheid bieden, dus wilde ik de reis gebruiken om te schrijven.
Het doel dat ik me had gesteld was even simpel als complex: mijn ervaringen weergeven in woorden. De zin zelf was welhaast onverenigbaar tegenstrijdig. Woorden en zintuigen werkten op totaal andere niveaus. Maar dat was niet eens de voornaamste hindernis. Als ik mijn blik concentreerde, dwaalde mijn geest al na een paar zinnen naar gefantaseerd terrein. Voortdurend trad mijn verbeelding buiten de paden van de werkelijkheid, waardoor het weergeven van het echte steeds verder buiten mijn bereik leek te raken. Hoe ik het landschap zou beschrijven? Waarschijnlijk niet.
Nick klapte zijn boek dicht en legde het op het smalle tafeltje onder het raam. Alsof dit een teken was begon de trein af te remmen. Ik wiebelde de pen heen en weer tussen mijn duim en middelvinger en zag langzaam een klein station in beeld komen. Eerst verlaten meters perron, daarna een stationsgebouw, zo klein dat het haast niet meer dan versiering kon zijn. ‘Doe hem.’ Nick wees.
Tegen een deurlijst naar wie weet wat voor minuscule ruimte leunde een dikbuikig type, ronde hondenkop, geruit jasje over een simpel wit hemd met ronde boord, grijswitte bakkebaarden groeiden over in een slordig baardje. Hij zag eruit alsof hij daar al heel lang stond te wachten. Ik stak de pen in de ringband.
‘Gepensioneerde meloenverbouwer, oorspronkelijk uit Buenos Aires. Werd verliefd op een Franse toerist, circa 1964. Alles verkocht en met haar mee teruggereisd. Hier onsuccesvol als zakenman, worstelde jarenlang met de taal en cultuur, niet in staat voor nageslacht te zorgen. Alcohol, toen scheiding, meer alcohol, één keer per maand een bezoek aan een dame van zekere zeden waar hij zich bitter voor schaamt. Komt nu iedere dag naar het station in de bizarre maar hardnekkige hoop dat zijn Franse toeristje ooit zal terugkeren in dit gat, precies zoals ze eruitzag circa 1964.’
Nick lachte uitbundig en luid. Hij zette zijn plezier kracht bij door met zijn hoofd te schudden en met zijn voeten te trappelen, meer voor mij dan voor zichzelf. Niet dat ik hem dat ooit zou vertellen, maar ik zag het als de rol die we voor elkaar speelden: ik de verteller, Nick het waarderende publiek.
‘O man, hoe verzin je het. Je schrijft dit soort dingen toch wel op, hoop ik?’
Ik hield het notitieboek omhoog.
De trein kwam in beweging, maakte vaart en even later snelde het landschap weer voorbij.
‘Over een uurtje zijn we er,’ zei hij. Hij begon met zijn handen op zijn dijbenen te trommelen en neuriede een onbestemde melodie. Ik keek op. ‘Sorry.’
Ik had een idee voor een verhaal over een man die in zijn omgeving tal van onverklaarbare sterfgevallen meemaakt. Onverklaarbaar althans tot hij zichzelf gaat zien als de oorzaak.
‘Hé, jullie zijn toch ook Nederlands toch?’ zei Nick.
‘Toch wel,’ klonk een plagerige stem.
‘Ja, ik zag jullie instappen op Centraal. Wij gaan naar Saint- Honoré. En jullie?’
Onduidelijk gesmiespel aan de andere kant van het gangpad. Ik boog me dieper over de pagina.
‘Jullie hoeven het niet te zeggen als je niet wil, hoor. Ik ben Nick trouwens. Dat is Dom.’
‘Hij ziet er niet dom uit,’ zei een van hen. De ander proestte.
Oké, ik moest dus wel meedoen aan dit nutteloze gesprekje. Twee meisjes staken beurtelings hun hand naar me op. Ze waren allebei begin twintig, hadden allebei sluik blond haar en parelwitte glimlachjes, helemaal de backpackende studentes.
Ik glimlachte beleefd en wuifde. ‘Het is eigenlijk Dominic.’
‘Domme Nick?’ Ze giechelden.
‘Hé, als jullie ook naar Saint-Honoré gaan, kunnen we misschien een keer wat drinken.’
Mijn pen drukte hard op het papier, er vormde zich een zwart gat van inkt. Werd ik er maar in weggezogen.

[...]

 

© 2018 Bertram Koeleman

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum