Leesfragment: Het wolfgetal

03 maart 2018 , door Laura van der Haar
| |

5 maart verschijnt het romandebuut van Laura van der Haar, Het wolfgetal. 17 maart treedt ze op tijdens het Debutantenbal bij Athenaeum Roeterseiland. Vandaag publiceren we voor.

Laura van der Haar won het Nederlands  kampioenschap Poetry Slam en debuteerde als dichter met de bundel Bodemdrang. Ze schrijft voor onder meer De SpeldVice en een veilinghuis. Ook maakt ze de podcast Het Volkskrantgeluid. In 2018 verschijnt haar debuutroman Het wolfgetal: Het naderende einde van de jaren negentig. Twee jonge meisjes groeien op ergens tussen stad en achterland. Vikki wordt door haar wereldvreemde moeder aan haar lot  overgelaten en sleept haar vriendin mee op een ontdekkingstocht naar de wereld en zichzelf.
In de loop der jaren komt hun vriendschap op scherp te staan; Vikki gaat steeds verder met het verleggen van grenzen en verlangt van haar vriendin volledige overgave. Tot de nacht waarin het onherroepelijk misgaat.
Het wolfgetal is een buitengewoon zintuiglijke en duistere roman over een ontsporende pubervriendschap. Met haar stilistische brille en haar hoogst eigen gevoel voor humor weet Laura van der Haar de lezer tot het bittere einde in haar greep te houden.

 

Nageltred

ZAAKNUMMER 1997.09.01.1.06
LICHAAM IN BINNENWATER

‘Kijk jij weleens naar je kutje?’ In het licht van de zaklamp is Vikki’s mond een nog gemenere kloof, alsof het linkerdeel er in één keer afgerukt is, rats als een pleister. Er zit nog maar een klein restje lip, dat rafelend overgaat in de volle rechterhelft van haar mond. ‘Wat lach je nou?’
Alsof ik het woord ‘kutje’ nooit eerder gehoord heb inderdaad. ‘Iedereen doet dat hoor. Heb je een spiegel? Geef eens een spiegel.’ Vikki trekt haar onderbroek omlaag en ik moet mijn wang tegen de houten vloer drukken om goed te kunnen kijken, maar als ik al iets zie weet ik nog niet hoe het nou zit. Het ziet er ongeveer hetzelfde uit als bij mij, een slordig mondje in een minder slordig mondje, frommelig als Vikki’s echte mond.
‘Nee o nee shit!’ Ze slaat haar hand voor haar mond. ‘Omdat ik zo zit het spijt me zo sorry…’ En terwijl ze nog een paar keer sorry jammert pletst er een brede straal over mijn spiegeltje. Ronddwarrelend stof vermengt zich in de lichtbundel met Vikki’s pies, het zweeft op dezelfde manier, mistig. Haar plas verzamelt zich heel even binnen de rand van het spiegeltje en gutst dan over de vloerplanken, trekt een donkere baan over het ronde tapijt en loopt door tot aan de muur met mijn Boomerang-kaarten. ‘Snel pak dan iets!’ Op haar hurken kijkt ze om zich heen, beduusd, alsof ze nu pas doorheeft dat er bij haar van onderen iets gebeurd is, er tikken nog twee druppels op mijn spiegeltje, vrolijk wel, pok-ploink gaat het, licht en snel.
Het enige binnen handbereik is mijn opgevouwen pyjama met de drukknoopjes. Vikki veegt zichzelf ermee af en hinkend met haar onderbroek rond haar enkels dept ze de spiegel droog en dan de houten vloer, daarna boent ze driftig het geknoopte tapijt. Schoner wordt het er allemaal niet van, maar nu ze zo op haar knieën zit kan ik wel haar kutje echt goed zien.
‘Ik denk toch niet dat ik hier kan slapen,’ verkondigt ze ineens, alsof ze er ook al helemaal zeker van is.
‘Hoezo niet?’ Mijn stem schiet omhoog als limo door een rietje. Ze mag niet nu al weg.
‘Slaap jij hier wel goed dan?’ Met wijdopen mond kijkt ze me aan, wat er door die halve lip veel te expres uitziet, en mikt de natte pyjamaprop in de hoek. Ze veegt haar handen af aan het beddengoed en trekt dan pas haar onderbroek omhoog, hij is van hetzelfde blauw als de letters van de Bram Ladage, met aan de bovenkant rafelend elastiek. ‘Het zit hier tjokvol!’
‘Tjokvol wat?’ vraag ik en praat er direct weer overheen, want Vikki’s moeder heeft een gave, die kan geesten naar zich toe halen of zoiets, waar mijn ouders de slappe lach om hadden toen ze dachten dat ik ze niet kon horen.

Midden in de nacht vraagt ze of ik al slaap.
‘Nee niet echt.’
‘Oké.’
In het logeerbed naast me ligt ze zachtjes te zuchten, de pasgewassen lakens kraken stijfjes zoals sneeuw ook kan kraken wanneer je daar de eerste op bent.
‘En nu, slaap je nú?’
‘Nee nog niet.’ De geluiden om mij heen worden wel weer kleiner, zelf word ik ook steeds wat kleiner, duikel weg in mijn kussen.
‘Zou je je ouders please wakker kunnen maken,’ vraagt ze dan zo hard dat ik direct rechtop zit, ‘zodat ze me naar huis kunnen brengen?’

Mijn vader, die een trui over zijn pyjama aantrekt en midden in de nacht de auto start. Mijn broertje, die ook naar beneden komt en mijn moeder, die mij weer in bed stopt en vraagt wat hier nou weer gebeurd is.
‘Beker water,’ lieg ik.
De koplampen van onze Volvo over het pad, het knerpen van het grind, de koplampen op de wilgen, op het betonnen vlak van het bruggetje en dan met een wijde boog linksaf, de dijk op. Vanuit mijn raam kan ik de lichtbundels nog een klein stukje volgen, ze stompen als een stroboscoop door de bomen tot het bordje 200 loswal naast het aquaduct. Vikki zit voorin en verdwijnt uit het zicht en het donker dat overblijft lijkt ineens veel voller.

De volgende morgen ben ik al wakker voordat mijn moeder me komt halen voor het ontbijt. In de woonkamer staat de televisie aan, net als gisteren, terwijl die anders nooit aanstaat ’s ochtends. Er zijn flatgebouwen in beeld, hoger nog dan de flats verderop. Mijn moeder stamelt dat het heel, heel erg is, volgens mij huilt ze. Ik vraag of zij iemand kent in de Bijlmer, waarop ze antwoordt dat ik maar niet moet kijken. Ze legt alleen geen hand over mijn ogen, zoals bij mijn broertje wanneer de oorlog op het journaal is.

 

© 2018 Laura van der Haar

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum