Leesfragment: Ik ben dynamiet

01 december 2018 , door Sue Prideaux
| | |

4 december verschijnt de Nederlandse vertaling van Sue Prideaux' Ik ben dynamiet! Wij publiceren voor!

Friedrich Nietzsche is een van de belangrijkste filosofen, en zijn ideeën over de übermensch, de wil tot macht en de slavenmoraal hebben alle regionen van de cultuur doordrongen. Maar wat weten de meeste mensen echt over Nietzsche, behalve de snor, de dreigende blik en een vage associatie met nihilisme en fascisme?
Nietzsche zelf geloofde dat elke vorm van filosofie in wezen autobiografisch is. In deze levendige biografie neemt Sue Prideaux de lezer mee naar de wereld van deze briljante denker. Ze laat zien welke gebeurtenissen en personen zijn leven en werk hebben beïnvloed. Ze beschrijft zijn ontwikkeling vanaf zijn christelijke opvoeding – overschaduwd door de dood van zijn vader – via zijn universitaire carrière en zijn korte beroemdheid als eenzame filosoof op hoge bergtoppen, tot zijn afdaling in de waanzin.
Ik ben dynamiet leest als een roman en toont de man achter de mythe. Een fascinerend portret van de meest onbegrepen filosoof van de geschiedenis, alsook van de mensen in zijn omgeving, zoals Richard en Cosima Wagner, Lou Salomé en Nietzsches antisemitische zus Elisabeth. De biografie werd vertaald door Nietzschekenner Peter Claessens.

 

14

Mijn vader Wagner is dood.

Mijn zoon Zarathoestra is geboren

 

‘Wat zou er te scheppen zijn als goden – bestonden?’
Ecce homo, ‘Zo sprak Zarathoestra’, §8

In november 1882 vertrok Nietzsche uit Bazel naar Genua, de geboorteplaats van Columbus die onbekende oceanen overstak en een volkomen nieuwe wereld ontdekte. Een van de attracties van Columbus was dat hij geen idee had of hij land zou ontdekken. En Nietzsche eigenlijk al net zomin, toen hij er gewichtig van gewaagde naar India te reizen zoals Alexander en Dionysus voor hem. Gezien zijn chronische zeeziekte sprak hij duidelijk over een metaforische reis naar de terra incognita van het menselijk innerlijk.
Zijn gezondheidstoestand was over het geheel genomen extreem slecht in de winter van 1882-1883. Het kan niet geholpen hebben dat hij ontzaglijke doses opium nam in vergeefse pogingen de ongrijpbare slaap te verwekken en de emotionele pijn te stillen van wat hij beschreef als de laatste martelende doodsstrijd met betrekking tot Lou. Medio december schreef hij een brief die was bedoeld om de aandacht te trekken, aan Lou en Rée gezamenlijk, waarin hij zei dat hij een geweldige dosis opium had genomen en ‘zelfs als ik door de genoemde gemoedsaandoeningen me toevallig ooit het leven zou benemen, ook dan zou er niet al te veel te betreuren zijn’. Brieven waarin melding werd gemaakt van overdoses opium en zelfmoord, werden ook naar Overbeck en Peter Gast gestuurd: ‘De loop van een pistool is voor mij nu een bron van relatief aangename gedachten.’ Zijn oude vrienden wisten allang dat zelfmoord tot de mogelijkheden behoorde en ze wisten ook dat pogingen dat te verhinderen er niets aan konden of zouden veranderen.
Na aankomst in Genua kwam de nieuwe Columbus tot de ontdekking dat het logement dat hem beviel vol was. Hij ging daarom een stukje verder langs de kust waar hij in Rapallo een kleine, goedkope albergo vond. De vervanging maakte geen enkel verschil voor zijn creatieve verbeelding. Een Argonaut van de geest kon Columbus zijn die van wal steekt naar Amerika, of hij kon Dionysus of Alexander zijn die net zo goed uit Rapallo naar India vertrekt, dat in zijn verbeelding kon staan voor Genua en het oude Griekenland.
‘Stel u een eiland in de Griekse archipel voor, met bos en berg willekeurig bestrooid, dat op een dag bij toeval naar het vasteland toe gezwommen is en niet meer terug kan. Het heeft iets Grieks, zonder twijfel, en aan de andere kant doet het piraatachtig aan, onverwachts, verborgen, gevaarlijk. [...] Ik heb nog nooit zoveel rondgelummeld, in een waarlijke Robinson Crusoe-afzondering en vergetelheid.’ De albergo was schoon maar de keuken was vreselijk. Een fatsoenlijk stuk vlees had hij nog niet gegeten.
Hij was twee maanden in Rapallo toen zijn moeder hem een kerstbrief stuurde die zo gul met Naumburgse deugd was besuikerd dat hij de moed vatte te antwoorden dat hij toekomstige brieven ongeopend terug zou sturen. Het was tijd zich te bevrijden van de kettingziekte. Elisabeth inbegrepen. Hij instrueerde zijn vrienden zijn nieuwe adres niet aan zijn familie door te geven. ‘Ik kan ze niet meer uitstaan. Had ik maar eerder met ze gebroken!’
Hij was alleen op kerstdag. Wellicht gesterkt door de symbolische dag van geboorte en wedergeboorte schreef hij de eerste brief waarin hij vooruitkeek. Hij was gericht aan de goede, betrouwbare Overbeck. ‘Mijn wantrouwen is nu zeer groot,’ bekende hij. ‘Tenzij ik het alchemistische kunststukje uitvind, ook uit deze – drek goud te maken, ben ik verloren. Dit is wel de allermooiste gelegenheid te bewijzen dat voor mij “alle ervaringen nuttig, alle dagen heilig en alle mensen goddelijk” zijn!!!!’
De alchemistische truc kon alleen gerealiseerd worden door de solitaire Argonaut die ertoe bereid was schipbreuk te lijden op de oneindigheid. ‘De eenzaamheid heeft zeven huiden, er gaat niets meer doorheen.’ Het resultaat was het boek Also sprach Zarathustra (Zo sprak Zarathoestra), een extatische, poëtische, profetische geestelijke odyssee door de moderne morele wereld. Het boek is een uitgebreide parabel, in de trant van Gullivers reizen of de reizen van Sinbad of Odysseus, die draait om de kwesties van de tijd. De aloude Perzische profeet Zarathoestra daalt na de dood van God af van de berg om erop te wijzen dat als de mensheid de uitdaging aanneemt, moraal kan bestaan in een postdeïstische wereld zolang er de eerlijkheid, vasthoudendheid en moed is om de wanden van de grot schoon te schrobben waarop nog steeds het schaduwschrift van het geloof in het bovennatuurlijke te lezen is.
Zo sprak Zarathoestra was niet het eerste boek in Nietzsches gepubliceerde werk waarin de Perzische profeet verscheen. Zijn vorige boek, De vrolijke wetenschap, was geëindigd met een lange aforistische paragraaf waarboven ‘Incipit tragoedia’ (De tragedie neemt een aanvang) stond, en waarin hij op een verbijsterende manier een personage introduceerde dat Zarathoestra heette en dat eerder in het boek helemaal niet werd genoemd. ‘Toen Zarathoestra dertig jaar was, verliet hij zijn vaderland, het Urmimeer, en trok hij de bergen in,’ zo begon de laatste paragraaf van De vrolijke wetenschap. Waar was in hemelsnaam het Urmimeer? Welke bergen bedoelde hij? Wie was Zarathoestra?
‘Daar,’ zo ging de passage in De vrolijke wetenschap verder, ‘genoot hij van zijn geest en zijn eenzaamheid en tien jaar lang werd hij dat niet moe. Uiteindelijk echter maakte zijn hart een verandering door, – en op een zekere morgen stond hij bij dageraad op, ging voor de zon staan en sprak hem als volgt toe: “Jij groot gesternte! Waaruit zou je geluk bestaan als je hen niet had voor wie je schijnt! Tien jaar lang klom je naar mijn grot hierboven: je zou genoeg gekregen hebben van je licht en van je weg, als je mij, mijn adelaar en mijn slang niet had gehad; maar wij wachtten iedere morgen op je, bevrijdden je van je overvloed en zegenden je daarvoor. Zie! Ik ben mijn wijsheid zat, zoals de bij die te veel honing heeft verzameld, ik heb handen nodig die zich uitstrekken, ik zou willen weggeven en uitdelen, zo lang totdat de wijzen onder de mensen zich weer verheugen in hun dwaasheid en de armen in hun rijkdom. Daartoe moet ik in de diepte afdalen: net zoals jij dat ’s avonds doet als je achter de zee daalt en zelfs nog licht brengt in de onderwereld, jij overrijk gesternte! – net zoals jij moet ik ondergaan, zoals de mensen dat noemen naar wie ik af wil dalen.”’
Dit ‘ondergaan’ lijkt te verwijzen naar Nietzsches eigen ‘ondergaan’ ten tijde van het schrijven van De vrolijke wetenschap, toen hij met plezier was afgedaald uit de hoogten van zijn eenzaamheid om zijn overvloedige ideeënrijkdom te delen met Lou, door wie zijn ‘honing’ (zijn wijsheid) zou worden verspreid. Toen hij dit schreef, verkeerde hij nog steeds in de waan dat hij in haar zijn eerste leerling had gevonden.
De passage gaat als volgt verder: ‘“Dus zegen mij, jij kalm oog dat ook een al te groot geluk zonder jaloezie kan aanschouwen! Zegen de beker die wil overstromen, opdat het water er als goud uit vloeit en overal de weerschijn van jouw genot verbreidt! Zie! Deze beker wil weer leeg worden, en Zarathoestra wil weer mens worden.” – Zo begon Zarathoestra’s ondergang.’
Hiermee eindigt De vrolijke wetenschap, zoals die in 1882 werd gepubliceerd.
De definitieve versie die we tegenwoordig kennen, bevat zijn revisies uit 1887 waaronder een nieuwe inleiding, een vijfde deel met 39 toegevoegde aforismen en een heel stel nieuwe gedichten. Maar toen hij, in 1883, het eerste deel van Zo sprak Zarathoestra schreef, ging het boek precies verder waar de oorspronkelijke versie uit 1882 van De vrolijke wetenschap ophield. Tussen het schrijven van de twee boeken had hij Lou verloren en in haar zijn uitverkoren leerling. Bij gebrek aan beter moest haar rol als het instrument dat zijn sterfelijke nalatenschap moest verzekeren, door Zarathoestra worden overgenomen. Vaak verwijst Nietzsche, buiten het boek, naar Zarathoestra als zijn zoon.
Waarom koos Nietzsche Zarathoestra? Zarathoestra, ook Zoroaster genoemd, was een Perzische profeet die waarschijnlijk ergens tussen de twaalfde en de zesde eeuw voor Christus heeft geleefd. In Zarathoestra’s heilige tekst, de Zend-Avesta, staat te lezen dat de goden die door de Perzen in de oertijd werden vereerd kwaadaardig waren. Zo bood Zarathoestra een sleutel voor de oplossing van het probleem van het kwaad dat nooit kon worden opgelost door het jodendom, het christendom of de islam waarvan de almachtige goden een en al goedertieren waren. In het zoroastrisme wordt de god van het licht en het goede Ahura Mazda (ook wel Ormuzd) genoemd. Hij is voortdurend in een conflict verwikkeld met de god van het duister en het kwaad, Angra Mainyu (Ahriman), en zijn daeva’s. Aan het einde der tijden zal Ahura Mazda een laatste overwinning behalen, maar tot dan is hij de gebeurtenissen niet de baas. Dientengevolge ontkomt het zoroastrisme, anders dan de drie grote godsdiensten van het Boek, aan de paradox van een almachtige goede God die verantwoordelijk is voor wat veel mensen beschouwen als onnodig kwaad.
Zarathoestra’s tien jaren van eenzaamheid in de bergen tussen zijn dertigste en veertigste levensjaar zouden kunnen staan voor Nietzsches decennium van onafhankelijk denken dat op zijn tijd in Bazel was gevolgd en dat hij veelal hoog in de bergen had doorgebracht. Zarathoestra is veertig, even oud als de auteur Nietzsche, wanneer hij afdaalt ‘om zich onder de mensen te begeven’. Hij brengt vuur met zich mee, zoals Prometheus het vuur had meegebracht dat culturen en beschavingen zou transformeren en zoals de Heilige Geest vuurtongen omlaag had gezonden met Pinksteren. Vuur verleent de uitverkorenen (de verlichte geesten) de gave van ‘het spreken in tongen’, dat wil zeggen in woorden die universeel verstaanbaar zijn. Het is een synoniem voor wijsheid en openbaring. Zarathoestra’s vuur heeft het specifieke vermogen om de zinloosheid van het leven na de dood van God met zin te bestoken. Zijn mond alleen zal (door die van Nietzsche) de eerste zijn die stem geeft aan het nihilisme, de wanhoop en de ontwaarding van het morele leven dat in een crisis terechtkwam binnen de context van het negentiendeeeuwse materialisme.
Alle goden zijn dood, zo predikt Zarathoestra. Nu willen we dat de übermensch leeft. Ik leer u de übermensch. ‘De mens is iets wat moet worden overwonnen.’
Wat is de mens? Een tweeslachtig wezen tussen plant en spook. Wat is de übermensch? Hij is de zin van de aarde die de aarde trouw blijft. Hij schenkt geen geloof aan mensen die bovenaardse verwachtingen scheppen, want dat zijn verachters van het leven, die door zelfvergiftiging om het leven komen.
De übermensch weet dat alles wat wreed, willekeurig of noodlottig schijnt, geen straf is die door ‘de eeuwige-redespin’ daarboven wordt gestuurd om de zondaar te straffen. Er is geen eeuwige-redespin en geen eeuwige-redespinnenweb. Het leven is eerder ‘een dansvloer voor goddelijke toevalligheden’. Zin moet worden gevonden door ja te zeggen tegen de goddelijke toevalligheden op de dansvloer.
Zarathoestra predikt tot de dorpsbewoners dat de mens een brug is, geen doel. Hierin ligt zijn glorie besloten. De mens is een koord geknoopt tussen dier en übermensch, een koord gespannen over een afgrond.

[...]

 

Copyright © 2018, Sue Prideaux
Copyright Nederlandse vertaling © 2018 P. J.Th.M.Claessens

pro-mbooks1 : athenaeum