Woensdag 6 juni wordt In de stille achterkamer van Marlene van Niekerk gepresenteerd bij Athenaeum Boekhandel. Wij publiceren voor.
In tijden van politiek tumult en persoonlijke onrust rest soms alleen de stilte. Marlene van Niekerk, een van de belangrijkste Afrikaanstalige schrijvers van dit moment, liet zich inspireren door de stillevens van Adriaen Coorte en Jan Mankes en schreef er gedichten bij die over waarneming gaan. Of beter: ze ‘vertaalde’ de schilderijen in een reeks indrukwekkende Afrikaanse en Nederlandse gedichten.
N.B. Athenaeum Boekhandel en Uitgeverij Querido organiseren dus de feestelijke presentatie van deze bundel op 6 juni, van 17.00 tot 19.00, in onze winkel op het Amsterdamse Spui! Wees welkom! Toegang is gratis, wel graag reserveren via [email protected].
Uit Gezant van de mispels Gedichten bij schilderijen van Adriaen Coorte (ca. 1659-1707) In ’n vatting van gekraakte plint en pietersielievlinder val ’n ligakkoord op drie ryp mispels. Jy weet waarom jy hulle huis toe bring – dit skeel hul nie dat jy hul lydsaamheid begeer, hul soet vermolmings as dade van jou eie sterflikheid herken. Op hul voetstuk van bewerkte klip, deur ’n skoenlapper besoek, vang jy hul opulente ongetraaktheid vas en weet jou daarby ingereken, raakgetel, eendag, maak nie saak wanneer, in ’n museum met Rembrandts, Ruisdaels en Vermeers – deur jou beste vriende vergesel. In een kader van gekraakte plint en peterselievlinder valt een lichtakkoord op drie rijpe mispels. Jij weet waarom je ze hebt meegenomen – het deert ze niet dat je hun lijdzaamheid begeert, hun zoete bederf als een verrichting van je eigen sterfelijkheid herkent. Op het voetstuk van bewerkte steen, door een schoenlapper bezocht, strik jij hun gulle onverstoorbaarheid en weet je daardoor inbegrepen, meegeteld, eens, het maakt niet uit wanneer, in een museum met Rembrandt, Van Ruisdael, Vermeer – door je beste vrienden vergezeld. * Het jy geweet die hemelsleutel groei omlaag as jy hom ophang aan ’n balk waar die admiraal hom kan besoek? Miskien is dit waarom die lospitperskes op jou skilderye blus en begin vrot – weens die ongewone hoek waaruit ’n skoenlapper soos Gabriël oopsplinter op jou doek? Wist je dat de hemelsleutel naar beneden groeit als je hem ophangt aan een balk waar de admiraal hem snel bezoekt? Wellicht dat daarom op je schilderij de perzik murwt en gauw verrot – door de ongewone hoek waaruit kapellen gelijk Gabriël opensplijten op jouw doek? Uit In de stille achterkamer Gedichten bij schilderijen van Jan Mankes (1889-1920) Elke voorwerp is ’n selfportret, ook hierdie fles, ’n vyfde vol, gekurk tot in die nek teen onnodige verspilling, ’n skouer glas wat die spel gedoog van lig en van bestiering, ’n siel wat sy besinksel stoïsyns verdra, en dan nog die bekleding, innerlik, met ’n opaak beslag van melk. Alles blyk loodreg betrek in hierdie kloustrofobe droom – tafelblad, linne, monochroom in die geronde raam van ’n kamerskerm waarop die mimiek, floraal, dié van ’n skare lyk, langsaam dansend, onbepaald, in die wei van verganklikheid. Ieder voorwerp is een zelfportret, ook deze fles, een vijfde vol, gekurkt tot in de hals tegen onnodige verspilling, een glazen schouder die het spel gedoogt van licht en voorbeschikking, een ziel die haar bezinksel stoïcijns verdraagt, en dan nog de bekleding, innerlijk, met een wolkerig vlies van melk. Alles blijkt loodrecht betrokken in de claustrofobe droom – tafelblad, linnen, monochroom in het gebogen raamwerk van een kamerscherm waarop mimiek, floraal, een schare lijkt, langzaam dansend, onbestemd, in de wei van vergankelijkheid. [...]
In ’n vatting van gekraakte plint en pietersielievlinder val ’n ligakkoord op drie ryp mispels. Jy weet waarom jy hulle huis toe bring – dit skeel hul nie dat jy hul lydsaamheid begeer, hul soet vermolmings as dade van jou eie sterflikheid herken. Op hul voetstuk van bewerkte klip, deur ’n skoenlapper besoek, vang jy hul opulente ongetraaktheid vas en weet jou daarby ingereken, raakgetel, eendag, maak nie saak wanneer, in ’n museum met Rembrandts, Ruisdaels en Vermeers – deur jou beste vriende vergesel.
In een kader van gekraakte plint en peterselievlinder valt een lichtakkoord op drie rijpe mispels. Jij weet waarom je ze hebt meegenomen – het deert ze niet dat je hun lijdzaamheid begeert, hun zoete bederf als een verrichting van je eigen sterfelijkheid herkent. Op het voetstuk van bewerkte steen, door een schoenlapper bezocht, strik jij hun gulle onverstoorbaarheid en weet je daardoor inbegrepen, meegeteld, eens, het maakt niet uit wanneer, in een museum met Rembrandt, Van Ruisdael, Vermeer – door je beste vrienden vergezeld.
*
Het jy geweet die hemelsleutel groei omlaag as jy hom ophang aan ’n balk waar die admiraal hom kan besoek? Miskien is dit waarom die lospitperskes op jou skilderye blus en begin vrot – weens die ongewone hoek waaruit ’n skoenlapper soos Gabriël oopsplinter op jou doek?
Wist je dat de hemelsleutel naar beneden groeit als je hem ophangt aan een balk waar de admiraal hem snel bezoekt? Wellicht dat daarom op je schilderij de perzik murwt en gauw verrot – door de ongewone hoek waaruit kapellen gelijk Gabriël opensplijten op jouw doek?
Elke voorwerp is ’n selfportret, ook hierdie fles, ’n vyfde vol, gekurk tot in die nek teen onnodige verspilling, ’n skouer glas wat die spel gedoog van lig en van bestiering, ’n siel wat sy besinksel stoïsyns verdra, en dan nog die bekleding, innerlik, met ’n opaak beslag van melk. Alles blyk loodreg betrek in hierdie kloustrofobe droom – tafelblad, linne, monochroom in die geronde raam van ’n kamerskerm waarop die mimiek, floraal, dié van ’n skare lyk, langsaam dansend, onbepaald, in die wei van verganklikheid.
Ieder voorwerp is een zelfportret, ook deze fles, een vijfde vol, gekurkt tot in de hals tegen onnodige verspilling, een glazen schouder die het spel gedoogt van licht en voorbeschikking, een ziel die haar bezinksel stoïcijns verdraagt, en dan nog de bekleding, innerlijk, met een wolkerig vlies van melk. Alles blijkt loodrecht betrokken in de claustrofobe droom – tafelblad, linnen, monochroom in het gebogen raamwerk van een kamerscherm waarop mimiek, floraal, een schare lijkt, langzaam dansend, onbestemd, in de wei van vergankelijkheid.
[...]
© 2018 Marlene van Niekerk