Leesfragment: Kindsoldaat

10 februari 2018 , door Oscar van den Boogaard
|

Maandag verschijnt de nieuwe roman van Oscar van den Boogaard, Kindsoldaat. Wij publiceren voor.

In Kindsoldaat ontrafelt Oscar van den Boogaard voor het eerst in zijn schrijversbestaan zijn eigen familieachtergrond. Een wereld van militairen, diepgewortelde stambomen en hypocriete mores die meer dan anderhalve eeuw omspant. Het is een weergaloze wraakoefening in de vorm van een bildungsroman. Het verhaal van vijf generaties speelt zich af tegen de achtergrond van een eeuw waarin de oude wereldorde na twee oorlogen definitief is verdwenen, maar in de familie nog volop nazindert.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Van den Boogaards roman Meer dan een minnaar.

 

Beste oom Frans

Beste oom Frans,

Op weg naar huis heb ik nog eens nagedacht over uw smeekbede om het familiespeelgoed op uw oude dag aan u terug te geven. In plaats van het Humpty Dumpty-circus, de Märklin-trein en de Pruisische soldaat overhandig ik u het manuscript van onze gemeenschappelijke familiegeschiedenis. Het verklaart ongetwijfeld de woede die u op uw tachtigste nog steeds strijdlustig maakt.
Omdat we elkaar misschien nooit meer terug zullen zien, wil ik u laten weten dat u als kunstenaar (‘artiest’ volgens uw moeder en zus) en dissident in onze familie altijd mijn lichtend voorbeeld bent geweest. Daarom vergeef ik u dat u na mijn doopplechtigheid meer dan vijftig jaar niets van u hebt laten horen, hoewel u strikt genomen mijn peetvader bent. Ik begrijp al te goed de afstand die een mens nodig heeft van het huis van de pijn, maar ik wil u – en tegelijk mijzelf – met alle verbeelding die in me zit laten zien dat het ook het huis van de liefde is.

Tout à vous,

Maxwell.

 

Boek 1

1

Laten we beginnen bij de bron die om onverklaarbare redenen precies hier ontsprong – en niet ergens anders – midden tussen met eiken en beuken begroeide heuveltjes in het noorden van Nederlands- Limburg, in het moerassig gebied tussen de Maas en een hogergelegen rivierterras. De bron lag zo volmaakt ingebed tussen drie steenblokken dat haar ligging noodzakelijk leek.
De blokken die sterfelijke handen niet zouden kunnen verplaatsen, werden in de volksmond, dat wil zeggen door de dorpelingen die op het landgoed geen zaken hadden, cycloopstenen genoemd. In een ver verleden zou een eenogige reus ze vanuit de Alpen woedend weggeslingerd hebben. Andere waren bij de monding van de Geul in de buurt van Aken terechtgekomen, maar deze drie waren door een overschot aan toorn nog eens honderd kilometer verder geland in deze perfecte compositie rond het opborrelende water.
Het verontrustende aan het verhaal van eenoog is dat razernij de laatste hand heeft gelegd aan het paradijs, want zo zou je deze plek kunnen noemen. Herten, everzwijnen, eekhoorns, vogels en konijnen deelden de bron gebroederlijk met de bewoners van kasteel Metternich, die al honderden jaren hun flessen met het bronwater lieten vullen en er heilzame werking aan toekenden. Het was alsof zij behoorden tot dezelfde goddelijke natuur.

Omdat Metternich in het grensgebied tussen Nederland en Duitsland lag, beschikte het over een Limburgse en een Pruisische poort. In hun hart waren de bewoners, die pas sinds de Franse tijd officieel aan Nederlandse zijde woonden, evenzeer met het Duitse achterland verbonden.
Zo kon het gebeuren dat de Pruisische generaal Maximiliaan die vlak over de grens op een buitenplaats woonde, op een zomerse middag in 1884 toen hij op Metternich kwam jagen op goed geluk zijn dochter meenam om aan de enige zoon van de kasteelheer voor te stellen.
Terwijl ze zich in het koetsje over de dijk onder de steilrand door het moeras lieten rijden, lag haar vaders hand in Hermines ranke nek. Ze liet haar hoofd nog even zorgeloos achterover rusten, maar bij de grenspaal trok haar vader zijn hand weg.
Toen ze de Pruisische poort binnenreden en de hoektorens van Metternich in zicht kwamen, rechtte ze haar rug en bond haar haren samen.
‘Twee verwante zielen,’ merkte Arnold op toen zijn zoon Edmond en Hermine elkaar op het voorplein een hand gaven. Het klonk niet als een vaststelling maar als bevel.
‘Onze jongelui zijn veel te gevoelig voor de jacht,’ had Maximiliaan geconstateerd.
De vaders sloegen elkaar op de schouder en liepen met hun geweren in de aanslag de slotbrug over.
‘Weidmannheil!’ riep de zoon ze na en er kwam een tweestemmig Weidmannheil terug.
‘Laten we wat gaan wandelen,’ stelde Edmond voor. ‘Maar eerst kijken we naar de zwanen in de gracht.’
Hermine vertelde in een taal die zweefde tussen Duits en Nederlands over haar vorige bezoek aan Metternich jaren geleden. Op Hemelvaart werd Maria uit de huiskapel gehaald en in een processie over het landgoed rondgedragen onder een blauwfluwelen baldakijn. ‘Ik was een van de honderd meisjes in een witte jurk met bloemen in het haar,’ zei ze bescheiden.
‘En ik was een van de honderd jongens die een kaars ophielden.’
‘We hebben elkaar niet opgemerkt.’
‘Ik jou wel,’ zei Edmond. ‘Ik dacht al die jaren: wanneer komt dat Pruisische meisje met de roodblonde haren eens terug?’
Hermine lachte verlegen.
Toen had hij gevraagd: ‘Wat doe je allemaal in je leven?’
‘Mijn leven,’ zei ze verbaasd. ‘Mijn leven is nog helemaal niet begonnen.’
‘Hoezo niet?’
‘Ik zit nog bij de nonnen in Maastricht. En jij?’
‘Ik studeer rechten in Leiden.’
‘Dus jij hebt ook niet veel tijd.’
‘Eigenlijk niet.’
‘Maar wacht,’ zei ze terwijl ze stil bleef staan, ‘als ik geen tijd heb, en jij hebt geen tijd, wat doen we hier dan met elkaar?’
Edmond keek naar haar geheimzinnige glimlach.
‘Dit is denk ik het domste gesprek dat ooit door twee mensen is gevoerd,’ riep ze uit.
‘Dan verdienen we een prijs,’ gniffelde Edmond.
‘De gouden beker voor het domste gesprek.’
Ze liepen door de Engelse tuin en namen bij de watermolen het pad naar boven.
‘Het is zwart wit zwart wit zwart wit zwart wit, weet je wat het is?’ had Edmond gevraagd.
‘Geen idee.’
‘Een non die van een trap valt.’
Hermine begon te lachen, haar lichaam werd slap. ‘Ik zou ze allemaal van de trap willen duwen.’
Edmond liet zich dwaas vallen alsof ze hem net een zetje had gegeven. Terwijl hij het zand door zijn handen liet spelen, zei hij: ‘Dit is oude grond, heel oude grond.’
‘Je bedoelt ouder dan onze stambomen?’ had ze gevraagd.
‘En ouder dan de landsgrenzen.’
‘Zelfs ouder dan het Oude Testament?’
Edmond vertelde dat onderzoekers in de kleigroeven fossielen hadden gevonden van dieren en planten die hier twee miljoen jaar geleden in een warm en vochtig klimaat leefden. Afdrukken van grote herten, mammoeten, mastodonten, neushoorns, hyena’s, beren en panters. ‘Vlak bij het bronnetje is zelfs de onderkaak gevonden van een aap,’ zei Edmond.

stam jij zeker af,’ plaagde ze. Edmond liep het heuveltje af en Hermine volgde. Ze gingen op de steenblokken zitten en keken naar het opborrelende water. ‘Weet je dat dit water honderd jaren onderweg is voordat het bovenkomt?’ zei Edmond.
Ze vond zijn verwondering lief.
‘Waarom ontspringt een bron?’ vroeg ze dromerig.
‘Uit puur enthousiasme,’ riep Edmond. ‘Omdat hij met zijn geluk geen raad weet.’
Edmond boog zich voorover en maakte van zijn handen een kelk. Hermine dronk eruit als een dorstige ree.
Op dat moment klonk een schot in de verte dat tussen de heuveltjes weergalmde. Edmond legde zijn hand op haar rug.
‘Edmond,’ had ze gezegd. ‘Je bent der Mond.’
‘De maan?’
‘Ja, je bent zacht en gevoelig,’ zei ze, ‘en je hebt een kant die je niet laat zien.’

Later tijdens het jachtdiner zaten ze allebei naar hun servet te staren. Ze waren samen zo ver weg geweest.
‘Attaquer,’ hoorde Hermine haar vader roepen alsof hij op het slagveld stond.
Terwijl het gepraat, geklink van glazen en geschuifel van bestek op de achtergrond raakten, vielen ze in de liefde, het was zwaartekracht.

 

Copyright © 2018 Oscar van den Boogaard

pro-mbooks1 : athenaeum