Leesfragment: Kleine brandjes overal

20 juli 2018 , door Celeste Ng
|

Ja! Kleine brandjes overal van Celeste Ng (vertaald door Saskia Peterzon-Kotte en Anna Livestro) is een van de Zomerboeken van Athenaeum Roeterseiland. Lees bij ons het eerste hoofdstuk!

In Shaker Heights, een rustige, progressieve plaats in Cleveland, is alles minutieus gepland. Van de lay-out van de straten tot de kleur van de huizen en de succesvolle levens van de bewoners Niemand belichaamt deze principes beter dan Elena Richardson. Totdat Mia Warren, kunstenaar en alleenstaande moeder, en haar puberdochter Pearl niet alleen een huis van de Richardsons huren, maar ook een belangrijk onderdeel van de familie worden.
Wanneer vrienden van de Richardsons in een lastige voogdijzaak belanden, komen Mia en Elena lijnrecht tegenover elkaar te staan. Elena vertrouwt Mia en haar motieven niet en is vastberaden om de geheimen uit Mia's verleden op te rakelen. Maar haar obsessie komt haar duur te staan.

 

Iedereen in Shaker Heights had het er die zomer over: hoe Isabella, het jongste kind van de Richardsons, uiteindelijk was doorgedraaid en het huis had afgebrand. In de lente waren alle roddels over de kleine Mirabelle McCullough gegaan – of May Ling Chow, dat hing ervan af aan welke kant je stond – en nu was er eindelijk iets nieuws en sensationeels te bespreken. Die zaterdag in mei, even na het middaguur, hoorde het winkelende publiek dat bij Heinen’s hun boodschappenkarretje voortduwde hoe de brandweerauto’s loeiend tot leven kwamen en wegscheurden in de richting van de eendenvijver. Om kwart over twaalf stonden er vier in een slordige rode rij geparkeerd op Parkland Drive, waar alle zes de slaapkamers van het huis van de Richardsons in lichterlaaie stonden, en iedereen binnen een straal van een kilometer kon de rook als een dikke, zwarte donderwolk boven de bomen zien opstijgen. Later zouden mensen zeggen dat alle tekenen er al op wezen: dat Izzy een beetje gek was, dat er altijd al iets mís was geweest met de familie Richardson, dat ze die ochtend toen ze de sirenes hoorden al wísten dat er iets verschrikkelijks was gebeurd. Tegen die tijd was Izzy natuurlijk allang verdwenen en was er niemand om haar te verdedigen, zodat de mensen konden zeggen wat ze maar wilden, en dat deden ze dan ook. Op het moment dat de eerste brandweerauto’s arriveerden, en ook nog een hele tijd daarna, wist niemand echter wat er aan de hand was. Buren verdrongen zich zo dicht mogelijk achter de provisorische afzetting – een politiewagen die op een paar honderd meter afstand dwars op straat stond – en keken toe terwijl de brandweermannen de slangen uitrolden met de grimmige gezichten van mensen die weten dat het een hopeloze zaak is. Aan de overkant van de straat staken de ganzen in de vijver hun kop onder water, op zoek naar algen, volkomen onaangedaan door de commotie.
Mevrouw Richardson stond op de grasstrook langs de stoep en hield de kraag van haar lichtblauwe ochtendjas dicht. Hoewel het al middag was, had ze nog liggen slapen toen de rookmelders waren afgegaan. Ze was laat naar bed gegaan en had met opzet uitgeslapen, waarbij ze zichzelf wijsmaakte dat ze dat had verdiend na een nogal zware dag. De avond ervoor had ze vanuit een raam op de bovenverdieping staan kijken hoe er eindelijk een auto voor het huis tot stilstand kwam. De oprit was lang en rond – een diepe, hoefijzervormige boog die vanaf de stoep naar de voordeur en weer naar de stoep liep – dus was de straat zeker dertig meter verderop, te ver voor haar om het duidelijk te kunnen zien, en trouwens, in mei was het om acht uur al bijna donker. Maar ze had de kleine, beige Volkswagen van haar huurder Mia herkend, en de koplampen waren aan. Het portier aan de passagierskant ging open en er stapte een slank figuurtje uit, dat de autodeur half open liet staan: Mia’s tienerdochter, Pearl. Het binnenlampje verlichtte het interieur van de auto als een vitrinekast, maar de auto was bijna tot de nok toe volgepakt met tassen en mevrouw Richardson kon maar net het vage silhouet van Mia’s hoofd onderscheiden, met een slordige knot boven op haar kruin. Pearl boog zich over de brievenbus en mevrouw Richardson stelde zich het zachte gepiep van het brievenbusklepje voor toen het open- en daarna weer dichtging. Daarna sprong Pearl weer in de auto en deed het portier dicht. De remlichten flakkerden op en knipperden toen uit, en de auto pruttelde weg in de vallende avond. Met een opgelucht gevoel was mevrouw Richardson naar de brievenbus gegaan en had daar een setje sleutels aan een gladde sleutelring gevonden, zonder briefje. Ze had zich voorgenomen de volgende dag naar het huurhuis in Winslow Road te gaan om het te controleren, al wist ze al dat ze weg zouden zijn.
Vandaar dat ze van zichzelf had mogen uitslapen, en nu was het halfeen en stond ze in haar ochtendjas en een paar tennisschoenen van haar zoon Trip op het gras toe te kijken terwijl haar huis tot de grond toe afbrandde. Toen ze wakker was geworden van het schrille gekrijs van de rookmelder was ze van de ene naar de andere kamer gerend, op zoek naar hem, Lexie en Moody. Ze realiseerde zich ineens dat ze niet naar Izzy had gezocht, alsof ze al geweten had dat het Izzy’s schuld was. Alle slaapkamers waren leeg, afgezien van de geur van benzine en een knetterend vuurtje dat midden op elk bed was gestookt, alsof er een krankzinnig scoutingmeisje had gekampeerd. Tegen de tijd dat ze de woonkamer, de eetkamer, de hobbykamer en de keuken had gecontroleerd, had de rook zich verspreid en rende ze eindelijk naar buiten, waar ze de sirenes van de hulpdiensten, die waren opgeroepen door hun beveiligingssysteem, al hoorde aankomen. Op de oprit zag ze dat Trips Jeep weg was, evenals Lexies Explorer, Moody’s fiets en natuurlijk de auto van haar man. Die ging zaterdagochtend gewoonlijk naar kantoor om achterstallige klussen te doen. Iemand zou hem op zijn werk moeten bellen. Toen schoot haar te binnen dat Lexie de avond ervoor goddank bij Serena Wong was blijven slapen. Ze vroeg zich af waar Izzy gebleven was. Ze vroeg zich af waar haar zoons waren en hoe ze hen te pakken kon krijgen om te vertellen wat er was gebeurd.

Nadat het vuur was gedoofd, was het huis niet helemaal tot de grond toe afgebrand, zoals mevrouw Richardson had gevreesd. De ramen waren allemaal verdwenen, maar het stenen omhulsel van het huis stond nog vochtig, geblakerd en dampend overeind en de donkere leien dakpannen glansden als vissenschubben na het recente stortbad. De Richardsons mochten nog een paar dagen niet naar binnen, tot de brandweerlieden alle overgebleven balken hadden gecontroleerd, maar zelfs vanaf de grasstrook naast de stoep – dichterbij konden ze door het gele afzetlint niet komen – zagen ze wel dat er binnen weinig te redden viel. ‘Jezus christus,’ zei Lexie. Ze zat op het dak van haar auto, die nu aan de overkant van de straat geparkeerd stond op het gras langs de eendenvijver. Serena en zij hadden nog met hun ruggen tegen elkaar in Serena’s queensize bed liggen slapen, toen dokter Wong even na enen aan haar schouder had geschud en had gefluisterd: ‘Lexie. Lexie, lieverd. Wakker worden. Je moeder belde net.’ Ze hadden tot twee uur ’s nachts liggen kletsen over de kleine Mirabelle McCullough – over wie ze het al het hele voorjaar hadden gehad – en of de rechter een juiste of onjuiste beslissing had genomen; of haar nieuwe ouders de voogdij hadden mogen krijgen of dat ze had moeten worden teruggegeven aan haar eigen moeder. ‘Ze heet verdorie niet eens echt Mirabelle McCullough,’ had Serena uiteindelijk gezegd en daarna waren ze in een kribbig, onrustig stilzwijgen verzonken tot ze allebei in slaap waren gevallen.
Nu zag Lexie de rook uit haar slaapkamerraam kringelen – het raam aan de voorkant, dat uitkeek op het gazon – en dacht aan alles wat erin had gelegen en nu weg was. Elk T-shirt in haar laden, elke spijkerbroek in haar kledingkast. Alle briefjes die Serena haar sinds de laatste klas van de lagere school had geschreven en die ze tot papieren driehoekjes had gevouwen, die ze in een schoenendoos onder haar bed bewaarde; het bed zelf; de lakens en het dekbed, nu helemaal verkoold. De rozencorsage die haar vriendje Brian haar had gegeven voor het homecoming-feest en die op haar toilettafel te drogen lag, zodat de felrode blaadjes nu de donkerdere kleur van opgedroogd bloed hadden. Nu was het slechts een hoopje as. Doordat ze schone kleren had meegenomen naar Serena, realiseerde Lexie zich opeens, was ze beter af dan de rest van het gezin: op de achterbank had ze een reistas, een spijkerbroek en een tandenborstel. Een pyjama. Ze keek naar haar broers en naar haar moeder, die nog steeds in haar ochtendjas op het gras stond, en dacht: ze hebben letterlijk niets anders meer dan de kleren die ze aanhebben. ‘Letterlijk’ was een van Lexies lievelingswoorden en ze gebruikte het zelfs als een situatie allesbehalve letterlijk was. In dit geval klopte het nu eens min of meer.
Naast haar streek Trip afwezig met zijn hand door zijn haar. De zon stond nu recht boven hen en door het zweet stonden zijn krullen slordig overeind. Hij was aan het basketballen geweest bij het buurthuis toen hij de brandweerauto’s had horen loeien,maar hij had er verder niet bij stilgestaan. (Hij werd die ochtend in beslag genomen door heel iets anders, maar eerlijk gezegd zou hij er anders waarschijnlijk ook geen acht op hebben geslagen.) Toen iedereen om één uur honger had gekregen en ze besloten hadden ermee op te houden, was hij naar huis gereden. Het was echt iets voor hem om zelfs met de raampjes open de enorme rookwolken die naar hem toe dreven niet op te merken, en hij begon pas te beseffen dat er iets aan de hand was toen hij zag dat zijn straat was afgezet door een politiewagen. Na tien minuten soebatten had hij eindelijk toestemming gekregen om zijn Jeep tegenover het huis te parkeren, waar Lexie en Moody al stonden te wachten. Ze gingen met zijn drieën op volgorde van leeftijd op het dak van de auto zitten, zoals ze dat ook hadden gedaan voor alle familieportretten die ooit in het trappenhuis hadden gehangen en die nu in de as waren gelegd. Lexie, Trip en Moody: laatste klas, een-na-laatste klas, tweede klas van de highschool. Naast zich voelden ze de leegte die Izzy – de eersteklasser, het zwarte schaap, de joker – had achtergelaten, al waren ze er allemaal nog steeds zeker van dat die leegte tijdelijk zou zijn.
‘Wat dácht ze nou?’ mopperde Moody, en Lexie zei: ‘Zelfs zíj weet dat ze deze keer te ver is gegaan, daarom is ze weggelopen. Als ze terugkomt, maakt mama haar áf.’
‘Waar gaan we slapen?’ vroeg Trip. Er viel een ogenblik stilte toen ze hun situatie overdachten.
‘We nemen wel een hotelkamer of zo,’ zei Lexie uiteindelijk. ‘Dat heeft de familie van Josh Trammell ook gedaan, dacht ik.’ Iedereen kende het verhaal: een paar jaar geleden was Josh Trammell, een tweedejaarsstudent, in slaap gevallen terwijl er nog een kaars brandde, waardoor het huis van zijn ouders was afgefikt. Op school deed het hardnekkige gerucht de ronde dat het geen kaars was geweest, maar een joint; het huis was echter zo volledig uitgebrand dat het onmogelijk te zeggen was, en Josh was bij zijn kaarsenverhaal gebleven. Iedereen zag hem nog steeds als die domme lul die het huis had afgebrand, al was dat al eeuwen geleden en was Josh onlangs cum laude afgestudeerd aan Ohio State University. Nu zou de brand van Josh Trammell natuurlijk niet langer de beruchtste van Shaker Heights meer zijn.
‘Eén hotelkamer? Met z’n allen?’
‘Weet ik veel. Twee kamers kan ook. Of we gaan naar de Embassy Suites. Ik weet het niet.’ Lexie trommelde met haar vingers op haar knie. Ze wilde een sigaret, maar na alles wat er net was gebeurd – en in het volle zicht van haar moeder en de brandweerlieden – durfde ze er geen op te steken. ‘Papa en mama verzinnen wel iets. En de verzekering vergoedt het.’ Hoewel ze maar een vaag idee had van hoe een verzekering werkte, klonk het best plausibel. Hoe dan ook, dit was een probleem van de volwassenen, niet van hen.
De laatste brandweerlieden kwamen uit het huis en haalden de maskers van hun gezicht. De meeste rook was weg, maar er hing overal nog een bedompte lucht, zoals in de badkamer na een lange, hete douche. Het autodak begon warm te worden en Trip strekte zijn benen over de voorruit en porde met de punt van zijn teenslippers tegen de ruitenwissers. Toen begon hij te lachen.
‘Wat is er zo grappig?’ vroeg Lexie.
‘Ik zie gewoon voor me hoe Izzy overal rondrent en lucifers aanstrijkt.’ Hij snoof. ‘Die mafkees.’
Moody tikte met één vinger op het imperiaal. ‘Waarom weet iedereen zo zeker dat zíj het heeft gedaan?’
‘Kom op.’ Trip sprong van de auto af. ‘We hebben het over Ízzy. En wij zijn allemaal hier. Mama is er. Papa is onderweg. En wie ontbreekt er?’
‘Goed, Izzy is niet hier. Is zij de enige mogelijke verantwoordelijke?’
‘Verantwóórdelijk?’ wierp Lexie op. ‘Izzy?’
‘Papa was aan het werk,’ zei Trip. ‘Lexie was bij Serena. Ik was in Sussex aan het basketballen. En jij?’
Moody aarzelde. ‘Ik fietste naar de bibliotheek.’
‘Nou dan. Zie je wel?’ Voor Trip was het zo klaar als een klontje. ‘Alleen Izzy en mama waren hier. En mama lag te slapen.’
‘Misschien was er ergens in huis kortsluiting. Of misschien heeft iemand het fornuis aan laten staan.’
‘De brandweer zei dat er overal kleine brandjes waren,’ zei Lexie. ‘Meerdere brandhaarden. Mogelijk gebruik van een brandversneller. Geen ongeluk.’
‘We weten allemaal dat ze altijd al gestoord is geweest.’ Trip leunde tegen het autoportier.
‘Jullie zitten altijd op haar te vitten,’ zei Moody. ‘Misschien doet ze daarom wel “gestoord”.’
Aan de overkant werden de brandweerslangen in de wagens gerold. De drie overgebleven kinderen van de Richardsons keken toe terwijl de brandweermannen hun bijlen neerlegden en hun rokerige gele jassen uittrokken.
‘Iemand zou naar mama toe moeten gaan en bij haar blijven,’ opperde Lexie, maar niemand deed iets.
Een minuut later zei Trip: ‘Als papa en mama Iz vinden, laten ze haar de rest van haar leven in een psychiatrische inrichting opsluiten.’
Niemand dacht aan het recente vertrek van Mia en Pearl uit het huis in Winslow Road. Mevrouw Richardson, die keek hoe de brandweercommandant nauwgezet aantekeningen op zijn klembord maakte, was haar voormalige huurders volkomen vergeten. Ze had het nog niet tegen haar man en kinderen gezegd; Moody had hun afwezigheid pas eerder die ochtend opgemerkt en wist nog niet precies wat hij ervan moest denken. Helemaal aan het andere eind van Parkland Drive kwam het kleine, blauwe stipje van hun vaders BMW dichterbij.
‘Hoe weet je zo zeker dat ze haar zullen vinden?’ vroeg Moody.

[...]

 

© 2018 Celeste Ng

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum