Leesfragment: Kudos

09 oktober 2018 , door Rachel Cusk
|

Op 11 oktober verschijnt Kudos van Rachel Cusk (vertaling Marijke Versluys). Lees hier alvast de eerste pagina's!

In een vliegtuig luistert een vrouw naar het verhaal van de onbekende passagier naast haar: over zijn werk, zijn huwelijk, zijn dochter en de nacht waarin hij zijn hond moest begraven. De vrouw, Faye, is onderweg naar Europa om interviews te geven over haar nieuwe boek. Eenmaal daar aangekomen spreekt ze met mensen over kunst, familie, politiek, liefde, over plezier en verdriet, en over gerechtigheid en onrecht. Ze praat over zaken die er werkelijk toe doen in het leven. Deze conversaties, de laatste met haar zoon, komen samen in een prachtig, majestueus slotstuk. 

Kudos is, na Contouren en Transit, het laatste deel van Rachel Cusks briljante drieluik waarin ze een even intieme als veelomvattende kijk biedt op het leven in de eenentwintigste eeuw.

 

De man naast me in het toestel was zo lang dat hij niet in zijn stoel paste. Zijn ellebogen staken over de armleuningen en zijn knieën zaten klem tegen de stoel voor hem, met als gevolg dat er elke keer dat hij zich bewoog geïrriteerd werd omgekeken. De man ging een beetje schuin zitten, probeerde zijn benen over elkaar te slaan en weer van elkaar te doen, en schopte daarbij per ongeluk tegen de passagier rechts van hem.
‘Sorry,’ zei hij.
Een paar minuten bleef hij roerloos zitten, diep door zijn neus ademend en met zijn handen ineengeklemd op schoot, maar algauw werd hij ongedurig en probeerde hij zijn benen weer te verzetten, zodat de hele rij stoelen voor hem ervan schudde. Ten slotte vroeg ik of hij met mij van plaats wilde wisselen, want mijn stoel was aan het gangpad, en daar stemde hij grif mee in, alsof ik hem een riant zakelijk voorstel had gedaan.
‘Meestal reis ik businessclass,’ legde hij uit terwijl we opstonden en van plaats verwisselden. ‘Daar is veel meer beenruimte.’
Hij strekte zijn benen het gangpad in en legde zijn hoofd opgelucht tegen de rugleuning.
‘Reuze bedankt,’ zei hij.
Het toestel begon langzaam weg te taxiën. De man zuchtte tevreden, stak zijn benen nog verder het gangpad in en leek prompt in slaap te vallen. Door het gangpad naderde een stewardess, die bij zijn benen bleef staan.
‘Meneer?’ zei ze.‘Meneer?’
Hij schrok wakker en vouwde zich moeizaam weer op in zijn krappe ruimte, zodat zij erlangs kon. Het toestel stond een paar minuten stil, rolde toen met een schok naar voren en bleef vervolgens opnieuw staan. Door het raampje was te zien dat er voor ons een rij toestellen op hun beurt stond te wachten. De man begon te knikkebollen en even later staken zijn benen het gangpad alweer in. De stewardess kwam terug.
‘Meneer?’ zei ze. ‘We moeten het gangpad vrijhouden in verband met het opstijgen.’
Hij ging rechtop zitten.
‘Sorry,’ zei hij.
Ze liep door, en stukje bij beetje zakte zijn hoofd weer voorover. Boven het vlakke grijze landschap lag een nevel die leek over te gaan in de bewolking en door de subtiel geschakeerde horizontale banen vaag aan de zee deed denken. In de stoelen voor ons zaten een man en een vrouw te praten. Het is heel treurig, zei de vrouw, en de man bromde iets terug. Het is echt dieptreurig, herhaalde ze. Er naderden stevige voetstappen over het tapijt in het gangpad, en opnieuw verscheen de stewardess. Ze legde haar hand op de schouder van mijn buurman en schudde hem heen en weer.
‘Het spijt me, maar ik moet u vragen uw benen uit de loop te houden,’ zei ze.
‘Neem me niet kwalijk,’ zei de man. ‘Ik kan mijn ogen niet openhouden.
‘Toch moet ik u vragen dat wel te doen,’ zei ze.
‘Ik heb vannacht mijn bed niet gezien,’ zei hij.
‘Helaas, dat is mijn probleem niet,’ zei ze.‘Als u de doorgang belemmert brengt u andere passagiers in gevaar.’
Hij wreef over zijn gezicht en ging verzitten. Hij pakte zijn telefoon, keek erop en stopte hem weer weg. De stewardess sloeg hem afwachtend gade.Ten slotte ging ze weg, alsof ze ervan overtuigd was dat hij haar nu echt gehoorzaamde. Hij schudde zijn hoofd en maakte een vertwijfeld gebaar, als tegenover een onzichtbaar publiek. Hij was ergens in de veertig en had een gezicht dat knap maar tegelijkertijd alledaags was, en zijn lange gestalte was gehuld in het schone, gestreken en neutrale weekendtenue van een zakenman. Om zijn pols droeg hij een zwaar zilveren horloge en aan zijn voeten nieuw ogende leren schoenen; hij straalde de anonieme, enigszins tijdelijke mannelijkheid uit van een soldaat in uniform. Intussen was het toestel met horten en stoten gevorderd in de rij en zwenkte met een wijde bocht langzaam de startbaan op. De nevel was overgegaan in regen en er liepen druppeltjes langs het raam. Vermoeid staarde de man naar het glimmende asfalt. Rondom ons zwol het motorlawaai aan en eindelijk maakte het toestel snelheid, waarna het onder een schuine hoek schuddend door een wattendeken van wolken opsteeg. Door sporadische scheuren in het grijs hadden we af en toe zicht op het matgroene stramien van landerijen met blokkendooshuizen en dichte bosschages, tot het wolkendek zich sloot. De man slaakte nogmaals een diepe zucht en viel algauw opnieuw in slaap, zijn hoofd hing op zijn borst. Het licht flakkerde aan en er klonk bedrijvigheid. Even later stond de stewardess bij onze rij, want de slapende man had weer zijn benen het gangpad in gestoken.
‘Meneer?’ zei ze.‘Pardon, meneer?’
Hij tilde zijn hoofd op en keek verbijsterd om zich heen. Toen hij de stewardess met haar trolley zag staan trok hij langzaam en moeizaam zijn benen in, zodat ze erlangs kon. Ze sloeg hem met opeengeklemde lippen en opgetrokken wenkbrauwen gade.
‘Dank u,’ zei ze met nauwverholen sarcasme.
‘Ik kan er niets aan doen,’ zei hij tegen haar.
Haar opgemaakte ogen bleven even op hem rusten. De uitdrukking erin was koel.
‘Ik probeer alleen maar mijn werk te doen,’ zei ze.
‘Dat begrijp ik wel,’ zei hij.‘Maar het is niet mijn schuld dat de stoelen zo dicht bij elkaar staan.’
Tijdens de korte stilte die volgde keken ze elkaar aan.
‘Dat zult u met de vliegmaatschappij moeten opnemen,’ zei ze.
‘Ik neem het met u op,’ zei hij.
Ze sloeg haar armen over elkaar en stak haar kin naar voren.
‘Ik reis bijna altijd business,’ zei hij, ‘dus meestal is er geen probleem.’
‘Op deze vlucht wordt geen businessclass aangeboden,’ zei ze. ‘Maar er zijn heel veel andere maatschappijen die dat wel doen.’
‘U raadt me dus aan met een andere vervoerder te reizen,’ zei hij.
‘Inderdaad,’ zei ze.
‘Geweldig,’ zei hij.‘Hartelijk dank voor uw suggestie.’
Hij lachte kort maar honend naar haar verdwijnende rug. Nog even glimlachte hij gedwongen, als iemand die per abuis op het toneel is beland, en vervolgens wendde hij zich naar mij toe, kennelijk om zijn opgelatenheid te maskeren, en vroeg wat de reden was van mijn reis naar Europa.
Ik zei dat ik schrijver was en dat ik op een literair festival uit eigen werk zou lezen.
Meteen nam zijn gezicht een beleefd belangstellende uitdrukking aan.
‘Mijn vrouw leest ontzettend veel,’ zei hij. ‘Ze is lid van zo’n boekenclub.’
Er viel een stilte.
‘Wat schrijf je zoal?’ vroeg hij even later.
Dat was moeilijk uit te leggen, antwoordde ik, en hij knikte. Hij trommelde op zijn bovenbenen en tikte met zijn schoenen een onregelmatig ritme op het tapijt. Hij schudde zijn hoofd heen en weer en wreef stevig over zijn schedel.
‘Als ik niet praat,’ zei hij ten slotte, ‘val ik zo weer in slaap.’
Hij zei het nuchter, alsof hij zijn persoonlijke gevoelens wel vaker opzij moest zetten om problemen op te lossen, maar toen ik naar hem keek zag ik tot mijn verbazing dat zijn gezicht smekend stond. Het wit van zijn roodomrande ogen was gelig en daar waar hij over zijn keurig geknipte haar had gewreven stond het piekerig overeind.
‘Het schijnt dat ze voor vertrek het zuurstofgehalte in de cabine verlagen om de passagiers slaperig te maken,’ zei hij, ‘dus als dat werkt mogen ze eigenlijk niet klagen. Een vriend van me vliegt dit soort toestellen,’ voegde hij eraan toe.‘Dat verhaal heb ik van hem.’
Het eigenaardige aan die vriend was, vervolgde de man, dat hij ondanks zijn beroep een fanatiek milieuactivist was. Hij had een elektrische auto en voorzag zijn hele huis van energie door middel van zonnepanelen en windmolens.
‘Als hij bij ons komt eten,’ zei hij,‘en iedereen ’m behoorlijk om heeft, is hij bij de vuilnisbakken bezig al het verpakkingsmateriaal en de lege flessen te scheiden. Zijn ideale vakantie,’ zei hij, ‘bestaat eruit dat hij bepakt en bezakt een berg in Wales beklimt en twee weken lang in de regen in een tentje met de schapen zit te praten.’
Niettemin trok diezelfde man geregeld een uniform aan en nam hij plaats in de cockpit van een uitlaatgas brakende vijftigtonner om een cabine vol dronken vakantiegangers naar de Canarische Eilanden te brengen. Een slechter traject was nauwelijks denkbaar, maar zijn vriend vloog het nu al jaren. Hij werkte voor een prijsvechter die keihard op alles bezuinigde, en de passagiers schenen zich te gedragen als beesten. Hij bracht ze wit heen en rood terug, en hoewel hij van hun hele vriendenkring het minst verdiende schonk hij de helft van zijn inkomen aan goede doelen.
‘Gek genoeg,’ zei hij verwonderd, ‘is het een ontzettend aardige kerel. Ik ken hem al jaren, en het lijkt wel of hij aardiger wordt naarmate het slechter gaat. Hij heeft me eens verteld,’ zei hij, ‘dat ze in de cockpit een scherm hebben waarop ze kunnen kijken naar wat zich in de cabine afspeelt. Hij zei dat hij het eerst niet aankon, zo deprimerend was het om te zien hoe die mensen zich gedroegen. Maar na een tijdje werd het een soort obsessie voor hem. Hij heeft er honderden uren naar zitten kijken. Volgens hem heeft het iets van mediteren. Maar toch,’ zei hij, ‘zou ik het vreselijk vinden om in die wereld te werken. Toen ik met pensioen ging heb ik meteen mijn frequentflyercard doorgeknipt. Ik heb gezworen dat ik nooit meer in zo’n ding ging zitten.’

[...]

 

© 2018 Rachel Cusk
© 2018 Nederlandse vertaling Marijke Versluys

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum