Gisteren verscheen het debuut van Katelijne Brouwer, Maagden moeten bloeden. Lees bij ons alvast drie gedichten uit de bundel.
Seks, dood en dieren, dat is waar het om gaat in de poëzie van Katelijne Brouwer. Haar debuut bevat een reeks gedichten, onderverdeeld in drie afdelingen, waarin zich de cyclus van het leven voltrekt, te beginnen bij de kindertijd - met een fascinatie voor dieren, een zieke moeder, de dood, volwassenheid, liefde en zelf kinderen krijgen.
Brouwer verenigt in haar taal het lyrische en het banale, humor en de serieuze zaken des levens. In de woorden van een docent van de Schrijversvakschool: 'Haar gedichten trillen als de tl-buizen in een schoollokaal. Ze hebben iets meedogenloos.' Katelijne Brouwer publiceerde eerder korte verhalen en gedichten in onder andere De Optimist en Op Ruwe Planken. Ze komt graag en vaak in Artis, al mist ze de verdwenen dieren, het nijlpaard, de zeekoe en de tijgers.
Mijn klas mag Jumbo welkom heten, wij kinderen van Amsterdam. Heel stil staan we in twee rijen langs de papagaaienlaan, maar de papagaaien krijsen: blauw, groen, rood. Een gele vrachtwagen stopt voor de poort waar de adelaars van koper schetteren in de zon.
In dat kabaal gaat de laadklep open, daar komt ze op haar puppypoten, haar kop verstopt onder de oksel van haar oppasser, haar wapperslurf in zijn achterzak en een bang bungelend touwstaartje.
Ik heb haar rug geaaid. Wat pluizige haartjes leken was harder dan de nagelborstel thuis. Jumbo was een slechte naam, Lola beter.
Haar flesje dronk ze op zijn schoot. De arme man ging bijna dood. Het olifantje was nog klein, maar voor een mensenschoot te groot.
Het ruikt hier in Artis als thuis, naar de kattenbak in de wc. De jaguar rent sneller dan ik lees. Thuis heeft geen tralies of grind mijn nachthok geen schuif.
Soms zitten we samen te poepen, Japie en ik, dan kijkt hij kwaad. Ik stoor, maar ik moet echt. Hij ook, hij loopt op sokken, zijn mauw is net zo’n mauw als van de jaguar, maar kleiner.
Je onderbenen waren harig als een geit, als de duivel, maar je had geen staart en je hoeven waren niet gespleten. Op vakantie at je chèvre tot je blaatte le fromage est très bon.
Je voelde je verwant met de geitjes op de kinderboerderij die roken aan je tas. Zij mochten je porren, bokken, aan je trekken, zelfs kopstoten geven zonder dat je pissig werd.
Verzaligd zag je hoe de jonge geiten trokken aan het losse riempje van je leren tas, eraan sabbelden en zogen: de speen, de melk, de vrouw.
© Katelijne Brouwer 2018