Leesfragment: Mijn allerliefste schat

16 april 2018 , door Gabriel Tallent
|

Vandaag, 16 april ging Gabriel Tallent vanaf 20.30 uur bij De Balie in gesprek over zijn internationaal bejubelde boek Mijn allerliefste schat. Wij brengen een fragment

Mijn allerliefste schat van Gabriel Tallent draait om de veertienjarige overlever Turtle Alverston. Waar Turtles fysieke wereld zich weids rondom haar uitstrekt, is haar innerlijke wereld klein. Dan ontmoet ze Jacob, een wat oudere jongen, die in een schoon huis woont en naar haar kijkt alsof ze de zon is. Voor het eerst denkt ze eraan te ontsnappen aan haar getergde vader. Ze wordt de held van haar verhaal, en ook de onze.Mijn allerliefste schat van Gabriel Tallent is een adembenemend debuut in een zelfverzekerde stijl, over een meisje en haar drang naar vrijheid.

'De roman waar iedereen het over heeft.' - The Guardian
'De nieuwe literaire heldin van onze generatie.' - Harper's Bazaar

Update 17 april: de avond is inmiddels achter de rug, maar de registratie is al te bekijken op debalie.tv!

Het oude huis hurkt op zijn heuvel, een en al afbladderende witte verf, erkers en gespijlde houten balustrades, overwoekerd door klimroos en gifeik. Uitlopers van de rozen hebben dakspanen losgewrikt, die nu verstrikt tussen de takken hangen. Het grindpad ligt bezaaid met groen uitgeslagen kogelhulzen. Martin Alveston stapt uit de pick-up en loopt de veranda op zonder om te kijken naar Turtle in de cabine; zijn tropenkisten klinken hol op de planken; een grote man in houthakkershemd en spijkerbroek die de glazen schuifdeur opentrekt. Turtle blijft even zitten luisteren naar het getik van de motor, dan volgt ze hem.
Een van de ramen in de woonkamer is dichtgetimmerd met plaatstaal en triplex van een centimeter dik, en hangt vol met schietkaartjes. De inslagen zitten zo dicht opeen dat het lijkt alsof iemand van dichtbij met een kaliber 10 de roos eruit heeft geblazen; de kogels glinsteren in hun rafelige gaten als water op de bodem van een put.
Haar vader draait een blik bonen open en strijkt een lucifer af langs zijn duimnagel om de pit van het oude fornuis aan te steken, die sputtert en langzaam tot leven komt en een oranje gloed werpt over de donkere sequoiahouten muren, de ongelakte kasten en de met vet besmeurde rattenvallen.
De achterdeur heeft geen slot, alleen gaten voor de klink en het cilinderslot, en Martin trapt hem open en loopt de onaffe achterveranda op. De naakte vloerbinten wemelen van de haagleguanen en zijn omstrengeld door bramen, waartussen paardenstaart opschiet, en hertsmunt, met zijn vreemde, zachte perzikdons en zure lucht. Martin gaat wijdbeens op twee binten staan en pakt de koekenpan van de gebarsten dakspanen waaraan hij hem had opgehangen zodat de wasberen hem konden schoonlikken. Met een roestige Engelse sleutel draait hij de buitenkraan open, houdt het gietijzer onder de krachtige straal en rukt handenvol paardenstaart uit om de ergste plekken schoon te schrobben. Dan komt hij binnen en zet de pan op de brander, en het water spettert en sist. Hij opent de olijfgroene ijskast waarvan het lichtje het niet meer doet en pakt er twee in bruin slagerspapier gewikkelde lappen vlees uit, trekt zijn Daniel Winkler-mes, veegt het af aan zijn bovenbeen, prikt de stukken vlees een voor een aan de punt van zijn mes en wipt ze in de koekenpan.
Turtle zet zich met een sprongetje op het aanrecht – ruwe sequoiahouten planken, spijkers omringd door oude hamer - afdrukken. Ze pakt een Sig Sauer tussen de lege blikjes vandaan en schuift de slede naar achteren om de geelkoperen kogel in de kamer te zien zitten. Ze richt het pistool en draait zich om om te zien hoe hij reageert. Hij staat met een grote hand tegen de kastjes geleund en glimlacht vermoeid, zonder op te kijken.
Toen ze zes was zette hij haar op een reddingsvest dat dienstdeed als kussen, waarschuwde haar dat ze van de hete uitgeworpen hulzen af moest blijven en liet haar schieten met een Ruger.22-grendelgeweer dat op een opgerolde handdoek op de keukentafel steunde. Opa moest de schoten hebben gehoord op de terugweg van de slijterij, want hij verscheen in de deuropening in een badstof kamerjas met daaronder een spijkerbroek en leren pantoffels met kwastjes en zei: ‘Godverdomme, Marty.’ Papa zat op een stoel naast Turtle te lezen in Een onderzoek naar de beginselen van de moraal van Hume, hij legde het boek omgekeerd op zijn bovenbeen zodat hij wist waar hij gebleven was en zei: ‘Ga naar je kamer, klontje’, en Turtle liep de krakende leuningloze open trap op – treden van uit een sequoiahoutknoest gezaagde planken en trapbomen van oud hout, gespleten en getordeerd omdat het niet goed was gedroogd, en doordat het hout nog werkte werden de spijkers uit de treden getrokken, ze staken uit en er stond zo’n spanning op dat ze haast knapten –, de mannen zwijgend onder haar, opa keek haar na terwijl Martin het topje van zijn wijsvinger over de vergulde letters op de rug van zijn boek liet gaan. Maar zelfs boven op haar triplex bed met de legerslaapzak over zich heen getrokken hoorde ze hen nog.
‘Verdomme, Martin, zo kun je een klein meisje toch niet opvoeden,’ zei opa. Daarna bleef het heel lang stil en toen zei papa: ‘Dit is mijn huis, Daniel, vergeet dat niet.’
Ze eten hun vlees in bijna volkomen stilzwijgen, de grote glazen water verzamelen laagjes zand op de bodem. Tussen hen in op tafel ligt een pak kaarten met een joker erop. Een kant van zijn gezicht is vertrokken in een uitzinnige grijns, de andere kant hangt in een dreigende grimas omlaag. Als ze is uitgegeten duwt ze haar bord van zich af en haar vader kijkt haar aan.
Ze is groot voor haar veertien jaar, veulenachtig, met lange armen en benen, brede maar slanke heupen en schouders, en een lange gespierde nek. Het aantrekkelijkste aan haar zijn haar ogen; blauw en amandelvormig in een te mager gezicht met brede, scherpe jukbeenderen en een scheve mond met vooruitstekende tanden – een lelijk gezicht, dat weet ze, en ongewoon. Ze heeft dik blond haar, met zongebleekte strepen erin. Haar huid is bezaaid met koperkleurige sproeten. Haar handpalmen, de onderkant van haar onderarmen en de binnenkant van haar dijen vertonen een wirwar van blauwe adertjes.
‘Pak je woordenlijst maar, klontje,’ zegt Martin.
Ze haalt een blauw schrift uit haar rugzak en slaat het open bij de vocabulaireoefening van die week, zorgvuldig overgeschreven van het schoolbord. Hij legt zijn hand op het schrift en trekt het over de tafel naar zich toe. Hij leest de lijst door. ‘Curieus,’ zegt hij, en hij kijkt haar aan. ‘Corrigeren.’ Zo werkt hij de hele lijst af. Dan zegt hij: ‘Oké. Nummer een. “De puntje-puntje werkte graag met kinderen.”’ Hij draait het schrift om en schuift het naar haar toe. Ze leest:

1. De__ werkte graag met kinderen.

Ze leest de lijst door terwijl ze de knokkels van haar tenen tegen de vloer laat knakken. Papa kijkt haar aan maar ze weet het antwoord niet. ‘“Meester”, misschien is het “meester”,’ zegt ze. Papa trekt zijn wenkbrauwen op en met potlood schrijft ze:

1. De meester werkte graag met kinderen.

Hij trekt het schrift weer naar zich toe en kijkt erin. ‘Ja, oké,’ zegt hij, ‘maar kijk nou eens naar nummer twee.’ Hij schuift het schrift terug. Ze kijkt naar nummer twee.

2. De pianist toonde zich__ over de partituur.

Ze hoort hem ademen door zijn gebroken neus. Elke ademtocht is onverdraaglijk omdat ze van hem houdt. Ze bestudeert elk detail van zijn gezicht en denkt: stomme trut, je kan dit, stomme trut.
‘Kijk,’ zegt hij, ‘kijk,’ en hij pakt haar potlood en zet twee ferme strepen door ‘meester’ en vult ‘pediater’ in. Dan schuift hij het schrift naar haar terug en zegt: ‘Wat is nummer twee, klontje? We hebben het net behandeld. Dáár staat het.’ Ze staart naar de bladzij, die op dat moment het alleronbelangrijkste in de hele kamer is, haar hoofd vol met zijn ongeduld. Hij breekt het potlood doormidden en legt de twee stukken voor het schrift. Ze zit over de bladzij gebogen en denkt: stom, stom, stom, je kan ook helemaal niks. Zijn nagels schrapen over zijn stoppels. ‘Oké,’ zegt hij, in elkaar gezakt van vermoeienis terwijl hij een vinger door het schuimige bloed op zijn bord haalt, ‘oké, goed,’ en hij slingert het schrift achterwaarts de kamer in, ‘oké, goed, genoeg voor vanavond, genoeg – wat is dat toch met jou?’ En dan hoofdschuddend: ‘Nee, het is goed zo, het is genoeg.’ Turtle blijft stil zitten met haar haar voor haar gezicht en hij opent zijn mond en trekt zijn kaak naar links alsof hij het gewricht test.
Hij strekt zijn arm en legt de Sig Sauer voor haar neer. Dan graait hij het pak kaarten van tafel en laat het in zijn andere hand vallen. Hij loopt naar het dichtgetimmerde raam, blijft voor de volgeschoten schietkaartjes staan, schudt de kaarten uit het pakje, trekt de schoppenboer ertussenuit, houdt hem bij zijn oog en toont haar de voorkant, achterkant en zijkant van de kaart. Met haar handen plat op de tafel kijkt Turtle naar het pistool. ‘Doe niet zo schijterig, klontje,’ zegt hij. Hij blijft doodstil staan. ‘Je gedraagt je als een schijterig knijpkutje. Wil je een knijpkutje zijn, klontje?’

[...]

 

© 2018 Gabriel Tallent

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum