Leesfragment: Mijn documenten

14 juni 2018 , door Alejandro Zambra
|

Komende week verschijnt het nieuwe boek van Alejandro Zambra, Mijn documenten, in de vertaling van Luc de Rooy. Wij publiceren voor.

'Mijn vader was een computer en mijn moeder was een schrijfmachine', staat er in de eerste pagina's van Mijn documenten, een boek dat te lezen is als een roman of als elf korte verhalen die samen uit een digitale archiefmap van de schrijver komen.

Maar de illusie van een dozijn losse verhalen uit één leven wordt al snel doorbroken - de documenten van een schrijver zijn de documenten en verhalen van iedereen, lijkt Zambra te willen zeggen, en zeker de verhalen van jongvolwassenen die net als hij in een land leven dat zich nog altijd met één been in het verleden ophoudt, in dit geval een verleden waar eens Pinochet aan de macht stond.

Met een heerlijk gevoel voor ironie, met de precisie van taal die we al van hem kennen, met humor en melancholie, lyriek en soms met woede, schrijft Zambra over een generatie die nog altijd naar zichzelf op zoek is.

Met Mijn documenten werkt de schrijver de thema's die hij in zijn drie vorige bejubelde romans aftastte nog verder uit - maar ditmaal is Zambra uitgesprokener over onderwerpen waar hij voorheen nog wel eens zweeg, en zodoende verfrist hij zijn oeuvre en bevestigt hij nogmaals dat hij een van de interessantste schrijvers van de hedendaagse internationale letteren is.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Manieren om naar huis terug te keren en Het verborgen leven van bomen. En vertaler Luc de Rooy lichtte zijn vertaling van Bonsai voor ons toe.

 

[...]

Als de Argentijnse en de Chileen aan de Spanjaard vertellen wat er gebeurd is delen en beleven ze het samen een tweede en derde keer. De Chileen vraagt zich af of de gebeurtenissen hen dichter tot elkaar zullen brengen of hen uiteen zullen drijven en de Argentijnse denkt precies hetzelfde, maar geen van beiden zegt het hardop. Op dat moment arriveert Chileen nummer twee, hij komt terug van een feest, hij gaat zitten en steekt een stuk kip zijn mond en begint meteen te praten zonder dat hij doorheeft dat er iets aan de hand is, maar dan ziet hij dat het gezicht van Chileen nummer één flink gezwollen is en dat hij die zwelling probeert te verzachten met een ijszak, en misschien vond hij het aanvankelijk wel normaal dat Chileen nummer één een ijszak tegen zijn gezicht gedrukt hield, misschien is het in zijn zonderlinge dichtersuniversum wel normaal dat iemand ’s nachts met een ijszak tegen zijn gezicht rondloopt, maar nee, het is niet normaal om ’s nachts met een ijszak tegen je gezicht rond te lopen, dus vraagt hij wat er gebeurd is en wanneer ze het hem vertellen zegt hij wat verschrikkelijk, mij overkwam vanmiddag bijna hetzelfde, en hij begint te vertellen over de mogelijke beroving waar hij bijna het slachtoffer van was geworden, waar hij zich uit wist te redden doordat hij van het een op het andere ogenblik besloot uit de taxi te springen. Terwijl ze praten drinken ze een fles mescal leeg en de Spanjaard en de Argentijnse roken een joint op.

Nu komt er nog iemand bij, misschien een vriend van de Spanjaard, en ze keren weer terug naar hun verhaal, vooral naar het laatste gedeelte, het laatste halfuur in de taxi, voor hen is het een soort tweede helft, want de beroving duurde een uur en in de eerste helft vreesden ze voor hun leven en in de tweede helft vreesden ze niet meer voor hun leven, ze waren doodsbang maar vaag voelden ze aan dat, hoelang de beroving ook zou duren, deze schoften niet van plan waren hen te vermoorden, omdat het gesprek niet meer gewelddadig was, nou ja, toch wel, maar op een bedaarde, ijzingwekkend manier – we hebben al eens Argentijnen beroofd, maar nog nooit een Chileen, zegt de man in de bijrijdersstoel en in zijn opmerking klinkt oprechte nieuwsgierigheid door, hij begint de Chileen vragen te stellen over de situatie in zijn land en de Chileen beantwoordt die netjes, alsof ze in een restaurant zitten en ober en klant zijn of zoiets, en de kerel klinkt zo welbespraakt, zo gewend aan het voeren van dit gesprek, dat de Chileen denkt dat als hij later dit verhaal moet vertellen niemand hem zal geloven, en dat denkt hij nogmaals wanneer de man die bij hen op de achterbank zit, degene die het pistool in zijn hand houdt, zegt ik durf te wedden dat jullie iets met elkaar hebben en dat niet willen zeggen en zij antwoorden van niet, dat ze niets hebben, en waarom niet vraagt de schoft – waarom hebben jullie niets met elkaar want jij bent niet lelijk, zegt hij, nou ja, je bent wel lelijk, maar niet heel erg, je zou er in elk geval beter uitzien als je je haar liet knippen, het lijkt hier wel de jaren zeventig, niemand heeft meer zo’n kapsel, zegt hij, en dan die grote brillenglazen, ik ga je een dienst bewijzen – hij neemt hem zijn bril af en gooit die uit het raam, en de Chileen moet denken aan een film van Woody Allen die hij onlangs gezien heeft, waarin de bril van de hoofdpersoon steeds opnieuw gebroken wordt, de Chileen glimlacht lichtjes, misschien glimlacht hij wel in zichzelf, hij glimlacht zoals je glimlacht wanneer je bang bent, maar hij glimlacht.
Ik kan je haar niet knippen, omdat we geen schaar bij ons hebben, herinneren jullie me daar morgen aan, een schaar om het haar te knippen van de Chilenen die we beroven, omdat we vanaf nu alleen nog maar Chilenen beroven, we zijn onrechtvaardig geweest, we hebben veel te veel Argentijnen beroofd en tot nu toe alleen maar deze ene klote-Chileen, van nu af aan gaan we ons specialiseren in langharige Chilenen, ik heb hier een mes maar met een mes kun je geen haar knippen, messen zijn er om die stront-Chilenen die iets te veel de lefgozer uithangen hun zaakje af te snijden, je vriendje hier heeft ballen maar wie ballen heeft wil ze ook nog weleens verliezen, zeg hem dat hij beter niet te vaak zijn ballen toont, want omdát hij ze toonde kreeg ik zin jou eens flink te grazen te nemen, Argentijntje, en dat ik je niet te grazen neem betekent niet dat ik je niet aantrekkelijk vind, je ziet er namelijk erg lekker uit, maar ik ben nu aan het werk en wanneer ik neuk werk ik niet want als ik onder werktijd zou neuken zou ik een hoer zijn, en al zie je mijn gezicht niet, jij weet net zo goed als ik dat ik geen hoer ben, ik zou willen dat je mijn gezicht kon zien om te weten dat ik een prachtige schoft ben die ook nog eens weet hoe je haren moet knippen al heb ik geen schaar bij me en met een mes lukt het niet, Chileen, ik kan je wel je leuter afsnijden maar die heb je nodig om die Argentijnse van je te grazen te nemen, en met dit pistool kan ik je ook al niet knippen, of misschien toch, maar dan zou ik geen kogels overhouden en die heb ik nodig voor wanneer jij opeens weer wilt laten zien dat je ballen hebt en mocht je dat doen dan zou ik die Argentijnse van je toch te grazen te nemen, nadat ik jou zou hebben vermoord zou ik je vriendinnetje te grazen nemen, en al was ik niet van plan je te vermoorden, en al was ik niet van plan haar te grazen te nemen, ik zou het toch doen, ze is namelijk erg knap, ze kan zo in het beste bordeel van Mexico-Stad aan de slag, en ik zou jou uitkiezen, Argentijntje, beter gezegd: morgen ga ik naar de hoeren en dan kies ik degene die het meest op jou lijkt, Argentijnse slettebak.
De chauffeur vraagt de Argentijnse of ze voor Boca is en zij, ongelooflijk, ontkent, zegt dat ze fan is van Vélez, ze zegt liever de waarheid. Voor de Chileen is er geen vuiltje aan de lucht, hij is voor Colo-Colo, de enige Chileense club die de schurken kennen. Daarna vragen ze naar Maradona en de Argentijnse antwoordt iets en de chauffeur geeft een gil, zegt dat Chicharito Hernández beter is dan Messi, en vervolgens wordt hun gevraagd voor welk team ze in Mexico zijn en de Argentijnse zegt dat ze niets van voetbal af weet – een leugen, want ze heeft er veel verstand van, ze weet er veel meer van dan deze miezerige schoft die denkt dat Chicharito beter is dan Messi, en de Chileen, in plaats van zich te verschuilen achter een vergelijkbare leugen, wordt nerveus, benauwd, en denkt te lang na of dit schorem voor Pumas is of voor América of voor Cruz Azul, of misschien wel voor Chivas uit Guadalajara, want hij heeft gehoord dat er in Mexico-Stad ook veel Chivas-fans te vinden zijn, maar hij besluit uiteindelijk de waarheid te vertellen en antwoordt dat hij voor Monterrey is omdat Chupete Suazo daar speelt, en de chauffeur vindt Monterrey maar een kutclub maar Chupete Suazo vindt-ie geweldig en dan zegt hij, en hij richt zich tot zijn maten, we hoeven ze niet te vermoorden, we laten ze gewoon als hommage aan Chupete Suazo in leven.
Wie is Chupete Suazo, vraagt Chileen nummer twee, die dat vast en zeker gewoon weet maar zich verplicht voelt te laten zien dat voetbal hem niets interesseert. Chileen nummer één zou hem van repliek moeten dienen, maar de Spanjaard weet veel van voetbal en zegt dat het een Chileense middenvelder is die dik en sloom lijkt maar dat niet is, dat hij bij los Rayados speelt en erg succesvol was in een periode dat hij op huurbasis voor Zaragoza uitkwam, maar dat hij naar Mexico terugkeerde omdat het Spaanse team de miljoenen aan transfergeld niet kon opbrengen. Chileen nummer twee antwoordt dat dit hem ook altijd gebeurt, dat hij eigenlijk mager is maar dat mensen hem dik vinden.

[...]

 

Copyright © Alejandro Zambra
Copyright Nederlandse vertaling © 2018 Luc de Rooy en Uitgeverij Karaat, Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum