Leesfragment: Moralist van de ontrouw. Jan Greshoff (1888-1971)

28 september 2018 , door Annemiek Recourt
|

28 september verschijnt de biografie van Jan Gresshoff door Annemiek Recourt, Moralist van de ontrouw. Jan Greshoff (1888-1971). Lees hier alvast een fragment over de schrijver en literaire promotor.

Wie in de eerste helft van de twintigste eeuw een manuscript in zijn bureaula had liggen, wendde zich tot Jan Greshoff (1888–1971). Meer nog dan als schrijver, stond Greshoff bekend om zijn talent als literaire promotor. Niemand kon zo spontaan aansporen en gul bewonderen als hij. Het leverde hem de trouwe vriendschap op van literaire grootheden als E. du Perron en Menno ter Braak en maakte hem tot idool van talloze jongeren. Het was Greshoff aan wie Elsschot Kaas opdroeg, aan wie een jonge Annie M.G. Schmidt in de bange meidagen van 1940 een prangende, bewonderende brief schreef en die het debuut van Hans Lodeizen de wereld in hielp.

Greshoffs biografie vormt een pakkende mentaliteitsgeschiedenis van de turbulente metamorfose die Nederland in de twintigste eeuw onderging, waarbij alle waarden binnenstebuiten werden gekeerd. Het levensverhaal van deze literaire spilfiguur voert de lezer langs morele dilemma’s die tot op de dag van vandaag herkenbaar zijn. Waarheen leidt de moderne vooruitgangsgedachte ons? Is de democratie wel de ideale staatsvorm? En de hamvraag: wat doe je als je je eigen lat hoog legt, terwijl je de indruk hebt dat steeds minder mensen om je heen dat nog doen?

 

I

Blij in de bourgeoisie te zijn geboren
(1888–1900)

Een foto uit 1895. We zien twaalf volwassenen en vier kinderen gegroepeerd rondom een ouder echtpaar, voor een geschilderd decor van een parkingang. Tussen hen in staan enkele gipsen pilaren, een tapijt moet gras voorstellen. De heren, zeven in getal, zijn in donkere kostuums gestoken, de vijf dames dragen lange japonnen met een opstaand boordje rond de hals, meestal voorzien van een sierlijke broche. Door de opgepofte schouders ogen ze breed.
Het bejaarde echtpaar in het midden wordt gevormd door Jan Greshoff senior en Antoinetta Maria van der Vis, getrouwd in januari 1855, toen hij 28 en zij 21 was. Wie weet is het familieportret gemaakt ter ere van hun veertigjarig huwelijk. Links van de pater familias, kortgeknipt en in een matrozenpakje, staat kleinzoon Jan Greshoff. Hij kijkt schichtig in de camera, lacht niet. Niemand lacht, poseren doe je met een ernstige blik. De jongen is zes en leunt tegen zijn moeder Ko, zijn hand op de hare. Achter hem bevindt zich zijn vader Jan Hendrik, machinist. Rechts naast Jan Hendrik staat diens broer Maurits, toxicoloog, die in het jaar dat de foto is gemaakt als directeur van het Koloniaal Museum in Haarlem zal worden aangesteld. Dan hun zus Marie, lerares. Nooit getrouwd en de enige van de familie die romans leest, het liefst van moderne schrijvers. Vervolgens Anton, de oudste. Hij heeft in Congo carrière gemaakt. Pieter Marinus, boer in Angola, met zijn vrouw Zacharia. Voor Zacharia zit de tweede zus, Antoinetta. Andries, Antons beste vriend en baas in Congo, was bij een bezoek aan de Greshoffs in Nederland op slag verliefd op Antoinetta geworden en had haar gevraagd of zij vier jaar op hem wilde wachten tot hij zich weer in Nederland zou vestigen. Dat had ze gedaan, Andries staat naast Zacharia. Uiterst rechts, met zijn hand op een pilaar, sluit oom Johan de rij. Hij is postbeambte te Oss en de jongste.
Greshoffs grootouders zullen trots geweest zijn op hun kinderen, die de maatschappelijke ladder hoger beklommen hadden dan zij. Jan senior was rijknecht geweest, net als zijn vader. Bij Antoinetta senior staat op hun huwelijksakte ‘zonder beroep’ vermeld, maar ze was linnenmeisje op het Haags paleis. Was ze er via haar man beland of hadden ze elkaar aan het hof ontmoet? Net als zij diende hij namelijk koning Willem III. Het door Willem I in 1815 ingestelde Koninklijk Staldepartement zorgt voor al het vervoer van de leden van het Koninklijk Huis en de verdere hofhouding. Bij officiële ceremoniële gelegenheden is het de stalmeester met een of twee rijknechten die de koninklijke familie begeleidt. Greshoffs grootvader was een van hen.
Op de foto houdt Antoinetta junior haar pasgeboren zoon Jan Willem op schoot, haar dochters Antoinetta (bijgenaamd Nek) en Andrea (Dré), Greshoffs nichtjes, zitten eromheen. Marie Bernardien (Riet), het zusje van Nek, Dré en Jan Willem, moet nog geboren worden. Zij zal, een jaar nadat het portret in de studio van de chique fotograaf wordt gemaakt, de drie generaties Greshoff completeren.

Uit Annemiek Recourt, Moralist van de ontrouw. De familie Greshoff in 1896, met uiterst links Jan en zijn ouders. (collectie familie Greshoff/ collectie Literatuurmuseum, Den Haag)
De familie Greshoff in 1896, met uiterst links Jan en zijn ouders. (collectie familie Greshoff/ collectie Literatuurmuseum, Den Haag)

De grote afwezige

Jan Hendrik Greshoff vormt in dit levensverhaal het meest pregnante raadsel. In Greshoffs memoires vinden we een enkele passage over zijn verwekker: ‘Mijn vader koos zee, vertoefde na zijn ontslag uit de marine geruime tijd in Canada. De krankheid, welke hem op jeugdige leeftijd velde, openbaarde zich in de trein welke hem van Berlijn huiswaarts reed. [...] Mijn vader, op veertigjarige leeftijd gestorven, was wat men toen machinist bij de marine, nu zo iets als officier bij de Stoomvaartkundige Dienst noemt. [...] Mijn vader heeft ook in Atjeh gevochten, verwierf er kruisen. [...] wijlen mijn vader, die gedurende enige jaren gedetacheerd was als leraar in de stoomwerktuigkunde aan die school.’
Nog geen honderd woorden over zijn vader in een autobiografie die er zo’n 150.000 telt.
De informatie is onvolledig, maar wel accuraat. Jan Hendrik, geboren in 1860, werkte bij de marine, die toen nog de Koninklijke Nederlandse Zeemacht heette. Hij was in 1876 in dienst getreden, vier jaar later was hij machinist Derde Klasse.
Jan Hendriks eerste grote zeereis begon op 7 februari 1883. Ruim vijf jaar voor de geboorte van zijn enige zoon voer hij op de Prins van Oranje naar Batavia. Willem Roeland Buijs was in hetzelfde jaar bij de marine in dienst getreden, hij studeerde samen met Jan Hendrik. Vermoedelijk heeft Willem zijn vriend voorgesteld aan zijn zus, Petronella Jacoba Maria Buijs, oftewel Ko. Jan Hendrik trouwde haar op 8 september 1886 in Den Haag – beiden waren op dat moment 26 jaar oud. Ko droeg op haar huwelijk volgens de mode van die tijd een zwarte jurk met witte sluier. Handig: de jurk kon je zo nog eens gebruiken bij andere plechtigheden. Jan Hendrik droeg zijn uniform.
In 1887 werd Jan Hendrik onderwijzer aan de nieuwe machinistenopleiding in Hellevoetsluis, vlak bij de werf. Zelf had hij het vak nog aan boord geleerd, de machinistenschool was pas vijf jaar eerder opgericht. Het pasgehuwde stel vond in maart 1888 een woning in Nieuw-Helvoet, een dorp naast Hellevoetsluis op Voorne.
Ansichtkaarten uit die periode geven een landelijk beeld van het plaatsje ten zuidwesten van Rotterdam, aan de overkant van de Maas: een hoefsmid, een wagenmaker, de molenaar. Veel boerderijen. Rijtjes kleine arbeiderswoningen langs een sloot, een krakkemikkig bruggetje voor iedere deur. Op de Oude Heul kon water worden geschept om de stoepen te schrobben. Een enkele gaslantaarn zorgde ’s nachts voor verlichting. Hier kwam, negen maanden na zijn ouders’ verhuizing, op 15 december 1888 Jan Greshoff ter wereld. Om elf uur ’s avonds precies, volgens zijn geboorteakte.
Greshoff zal zich van Nieuw-Helvoet niets herinneren, al vindt hij het een romantisch idee dat hij op een eiland is geboren. Als zes maanden oude baby is hij, naar eigen zeggen, verhuisd naar Nieuwediep, de marinehaven van Den Helder. Volgens de gemeentelijke archieven vertrekt hij pas als anderhalfjarige uit Nieuw-Helvoet, en wel rechtstreeks naar Den Haag, op 2 juni 1890. Maar het kan zijn dat baby Jan een tijd in Den Helder verbleef in afwachting van zijn vaders volgende reis. In oktober 1890 vertrekt vader Jan Hendrik in ieder geval vanuit het Nieuwediep, als machinist op het oorlogsstoomschip Van Galen.
Uit passagierslijsten en marineberichten blijkt dat Jan Hendrik vanaf dat moment jarenlang zelden in Nederland is. De hoofdtaak van de Zeemacht ligt in de negentiende eeuw in Nederlands-Indië, vooral in de wateren rond Atjeh. Jan Hendrik en zijn collega’s moeten het staatje, dat Nederland sinds 1874 als geannexeerd beschouwt, beschermen tegen de voortdurende onrust die veroorzaakt wordt door het verzet van de lokale bevolking, door dreigende bemoeienis van andere Europese staten en door zeerovers in de aangrenzende Straat van Malakka. In de donkere machinekamers draagt Jan Hendrik een foto van zijn zoon bij zich: Jan aan het strand van Scheveningen, een scheepje naast hem. Op een van zijn Aziatische reizen had de machinist een Chinese schilder opdracht gegeven de meegebrachte foto na te schilderen, het eerste geschilderde portret van Greshoff.
Pas in de zomer van 1894 is Jan Hendrik weer bij vrouw en kind.

Uit Annemiek Recourt, Moralist van de ontrouw. Jan Hendrik Greshoff, Greshoffs vader. (collectie familie Greshoff)
Jan Hendrik Greshoff, Greshoffs vader. (collectie familie Greshoff)

Uit Annemiek Recourt, Moralist van de ontrouw. Jan Greshoff als peuter, ca 1901. (collectie familie Greshoff)
Jan Greshoff als peuter, ca 1901. (collectie familie Greshoff)

Een kippenhok vol papegaaien

Ko en Jan wonen tijdens Jan Hendriks zeereizen dus niet in het afgelegen Nieuw-Helvoet, maar in Den Haag. Greshoffs moeder is de stad gewend. Haar ouders, Theodorus Buijs en Jannetje Buijs-Mackaaij, hebben hun hele leven in Rotterdam gewoond. Ze kregen elf kinderen, waarvan er vijf jong overleden. Ko, geboren in 1860, was het zevende kind, ze had één oudere zus en twee oudere broers en kreeg later nog twee zusjes.
Greshoff heeft zijn grootouders van moeders kant nooit gekend, want toen Ko in 1888 van Jan beviel, was haar vader al overleden, haar moeder zou twee jaar na Jans geboorte sterven. Ko’s twee oudere broers verbleven op dat moment in het buitenland: eentje was majoor in het Koninklijk Nederlandsch- Indische leger en de ander, de eerdergenoemde Willem Roeland die Greshoffs ouders aan elkaar had voorgesteld, was administrateur van een suikerplantage op Oost-Java en zou pas in 1908 terugkeren naar Nederland. De keuze voor Den Haag, dicht bij de schoonfamilie, lag dus voor de hand. Op enkele logeerpartijtjes bij zijn twee jongste tantes na heeft de jonge Greshoff weinig contact gehad met de familie Buijs.
Ko en zoon Jan wonen in de Van Kinsbergenstraat, eerst op nummer 104, in een benedenhuis met kleine tuin, later op nummer 118, een dubbel bovenhuis. In de smalle straat worden de huizen per verdieping verhuurd. Jan Hendrik is er slechts tussen zijn lange zeereizen door.
Greshoff bracht naar eigen zeggen zijn jeugd door in 'beknopte bovenhuizen' gelegen in 'muisgrijze wijken' en 'in vervelende straten smal, maar niet smal genoeg om schilderachtig te worden'. Over de Van Kinsbergenstraat heeft hij in zijn latere memoires niets geschreven, des te meer aandacht besteedt hij aan het huis van zijn grootouders. De Van Kinsbergenstraat ligt op een paar minuten lopen van de Laan van Meerdervoort, waar op nummer 97 de ouders van Jan Hendrik wonen. Jan Greshoff noemt zijn grootouderlijk huis een 'heerlijk' huis, 'het enige waar ik mij ooit thuis gevoeld heb'. Als zijn vrouw vijftig jaar later hun woning licht en modern wil inrichten, geeft hij schoorvoetend aan haar wensen toe, maar hij zal met heimwee terugdenken aan de donkere, ouderwetse vertrekken van de Laan van Meerdervoort, waar het oude paar 'het schemeren tot een eredienst had opgevoerd en waar, ook overdag, met de grootste zorg het licht, zoal niet buitengesloten, dan toch sterk getemperd werd'. Greshoff moet toegeven dat gezelligheid een moeilijk te omschrijven, persoonlijk begrip is, maar voor hem staat het gelijk met 'alles wat mij aan de enige huiskamer van mijn jeugd herinnert'.
De woning van zijn oma en opa is er niet zomaar een, het is een mysterieus, spannend vertrekpunt voor menig avontuur. Het duistere trapportaal hangt niet alleen vol met vergulde spiegel. en schilderijlijsten, maar ook met maskers en speren. De roofdierhuiden die de donkere vloeren bedekken contrasteren met de bordeauxrode pluchen overgordijnen. Jans moeder en tantes spelden hun halsdoeken vast met in goud gevatte tijgernagels, zijn ooms gebruiken ze als dasspeld. In de hal staat een Afrikaans afgodsbeeld, 'een roodbruin gedrocht met een ronde bak voor zijn buik', dat dienstdoet om de kaartjes van de bezoekers te verzamelen. Over de mahoniehouten meubelen klauteren twee zijdeaapjes en in de tuin zit het kippenhok vol papegaaien. Tussen etageres vol snuisterijen staat een fruitschaal met bananen en mangofs, terwijl de gemiddelde Nederlander slechts appels, kersen en aardbeien kent en een sinaasappel al als een exotische vrucht beschouwt. Als de meid iets aanneemt aan de deur, gluurt de bezorger nieuwsgierig naar binnen in het wonderlijke huis.

[...]

 

Copyright © 2018 Annemiek Recourt

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum