Leesfragment: Na Mattias

06 maart 2018 , door Peter Zantingh
|

7 maart verschijnt Na Mattias van Peter Zantingh. Lees bij ons alvast een fragment! 

Mattias ging dood. Zij bleven achter. Zij vertellen. Acht perspectieven, acht versies. Sommigen hadden hem lief, anderen kenden hem nauwelijks, en alle herinneringen zijn anders. In elk leven speelt hij een cruciale rol, juist door er niet te zijn. Langzaam wordt duidelijk wie Mattias was en wat er die avond gebeurde.

Na Mattias is een aangrijpende en spannende roman over angsten van nu, over omgaan met verlies en over de verhalen die we elkaar vertellen omdat dat het enige is wat we dan nog kunnen.

N.B. Wij publiceerden eerder voor uit Een uur en achttien minuten.

 

Amber

Een week na Mattias werd zijn fiets bezorgd. De bezorger was een opgewekte jongen die al aan het praten was voordat ik alle sloten van de deur had gehaald. Op de stoep knipte hij de kartonnen doos langs de randen open en rinkelde twee keer met de bel.
Ik zette de fiets in de gang en draaide aan de sloten tot ze klik zeiden.
In de dagen erna wurmde ik me erlangs als ik naar buiten moest. Het bezoek vroeg ernaar, mensen die maar weer eens een plant meenamen of mijn kleren hadden gewassen, en dan zei ik dat het de nieuwe fiets van Mattias was. Niemand vroeg door.
Kon ik ze vragen nergens meer naar te vragen?

Rouw is als een schaduw. Hij voegt zich naar de stand van de zon, staat ’s ochtends anders dan ’s avonds. Hij leunt donker en geduldig tegen de muur, strekt zich in volle lengte uit over asfalt of trekt achter je rug zijn reliëf over te lang niet gemaaid gras, sierlijk dreigend als een slang. In die eerste weken wist ik soms niet of ik mijn eigen schaduw zag of die van iemand die vol goede bedoelingen dicht bij me was komen staan.

Ik bracht de fiets naar de woonkamer.

Wat ik al die jaren bedoeld had als ik zei dat ik goed alleen kon zijn, was dat ik goed alleen kon zijn zolang er een comfortabele eindigheid aan zat, straks weer opgeheven door de manier waarop hij ‘hai’ zou roepen, met zijn eeuwig gehaaste vrolijkheid. Maar dat begreep ik pas toen ik het tikken van een draaiend wiel in een verder doodstil huis opmerkte. Toen wist ik dat het niet simpelweg zijn nooit meer op te heffen afwezigheid was, maar ook alle andere manieren waarop hij me jarenlang met geluid omringd had: zijn zijn in een andere kamer, het naarstige zoeken naar een kledingstuk dat hij kwijt was en dat toch érgens moest liggen, en, vooral, de liedjes waar hij vol van kon zijn, waar hij naar luisterde in alle kamers, alsof hij ze met zich meelokte, en ook dat hij meezong, en ik vroeg niet of het wat zachter mocht en ik zei het niet als ik er zelf niets aan vond, omdat ik wist dat dat het voor hem stuk kon maken, en ik was daar heel voorzichtig mee.

Tijdens het schoonmaken stootte ik een boek waar hij in gelezen had uit de vensterbank. Op de grond viel de bladwijzer eruit. Daar heb ik een uur bij zitten huilen, toen. Dat ik nu niet meer wist waar hij was in het boek.
In bed luisterde ik naar het lekken van de radiator, het vallen van de druppels in het bakje dat ik eronder had gezet.
Sara kwam langs, we bestelden eten en keken met opgetrokken knieën naar films die zij vooraf zorgvuldig had gescreend.
Regelmatig liet ik zijn moeder binnen als ze in de regen voor de deur stond. We praatten over Mattias. Ze vertelde over het vrijwilligerswerk waar ze mee was begonnen en gebruikte woorden als troost en voldoening, woorden uit zelfhulpboeken, woorden die zelden betekenen wat ze op hun plek in de zin zouden willen betekenen, als ze heel eerlijk zouden moeten zijn.

[...]

 

© Peter Zantingh

pro-mbooks1 : athenaeum