31 augustus verschijnt Nachtboot, de nieuwe dichtbundel van Maria Barnas. Lees bij ons het begin van het titelgedicht.
In Nachtboot worden vragen opgeroepen over de authenticiteit van het individu en zijn omgeving aan de hand van kunst, de stad en (gecultiveerde) natuur. In al haar gedichten doet Barnas een poging iets waarachtigs te beschrijven en te veroorzaken, bewust van het feit dat elke beschrijving een nieuwe laag aan de gemaakte wereld toevoegt. Daardoor functioneert de taal in deze gedichten als instrument, maar ook als stoorzender, en ultieme vorm tegelijk - waarin steeds een onverwachte wending plaatsvindt die alleen kan bestaan in de ruimte van het gedicht. Bij Barnas is elk gedicht een ruimte die de lezer kan betreden, een lichamelijke ervaring. Gedichten over wonen op verschillende plekken, vormexperimenten, soms meertalig maar steeds lyrisch, en klank- en beeldrijk.
N.B. Eerder publiceerden wij voor uit Barnas' roman Altijd Augustus.
Nachtboot I Ik zag een schip dat het diepste zwart vervoert waarin iets opflakkert als een gezicht in een herinnering. Het is het donker van verblinden die zo lang zwemmen in een cel dat zij kleuren zien of vinden. Met vliezen tasten ze de wand af op zoek naar substantie in licht. Ik maak van tijd momenten door mijn ogen dicht te doen en open. De vracht die door het water sleept bewaakt wat nog moet komen. Altijd eerder dan ik dacht en later vaart de boot die niets vervoert dan nacht. II Ik beweeg me tussen een boot en hoe deze is beschreven. Tussen deze boten is ruimte. Ik kan erin vallen. Of springen als van the white cliffs of Dover en nooit een bodem vinden. Vanaf mijn stoel is een werkelijkheid zichtbaar – kom ik deze nader als ik mijn stoel naar voren schuif? Ik wil zien wat er gebeurt wanneer ik de rugleuning achterover klap – er komt een lichaam in voor. Het beweegt zich vertraagd door een laag sneeuw. Het kondigt iets aan en keert zich eerder af. Dwarrelen is een woord dat het lichaam onthaalt. Dwarrelen in het bijzonder. En doorhaalt. [...]
Ik zag een schip dat het diepste zwart vervoert waarin iets opflakkert
als een gezicht in een herinnering. Het is het donker van verblinden
die zo lang zwemmen in een cel dat zij kleuren zien of vinden.
Met vliezen tasten ze de wand af op zoek naar substantie in licht.
Ik maak van tijd momenten door mijn ogen dicht te doen en open.
De vracht die door het water sleept bewaakt wat nog moet komen. Altijd
eerder dan ik dacht en later vaart de boot die niets vervoert dan nacht.
Ik beweeg me tussen een boot en hoe deze is beschreven. Tussen deze boten is ruimte.
Ik kan erin vallen. Of springen als van the white cliffs of Dover en nooit een bodem
vinden. Vanaf mijn stoel is een werkelijkheid zichtbaar – kom ik deze nader als ik mijn stoel naar voren schuif?
Ik wil zien wat er gebeurt wanneer ik de rugleuning achterover klap –
er komt een lichaam in voor. Het beweegt zich vertraagd door een laag sneeuw.
Het kondigt iets aan en keert zich eerder af. Dwarrelen is een woord dat het lichaam onthaalt.
Dwarrelen in het bijzonder. En doorhaalt.
[...]
© Copyright 2018 Maria Barnas