Leesfragment: Nederhalfrond

30 december 2018 , door J.Z. Herrenberg
| |

Een van de beste boeken van 2018 volgens de critici is J.Z. Herrenbergs Nederhalfrond. Wij brengen een fragment.

Nederhalfrond is het eerste deel van een buitengewoon ambitieuze roman, Door het Oog van de Cycloon. De roman speelt zich af in een parallelle Nederlandse werkelijkheid, die een verrassend en vaak verbijsterend licht werpt op de onze. Het proza beukt en zingt. De zinnelijke rijkdom ervan biedt een overweldigende leeservaring.

Personages uit alle hoeken van de samenleving zijn via verschillende verhaallijnen met elkaar verbonden. Er zijn twee hoofdlijnen. De eerste is het verhaal van de jaarlijkse Lennteparty op het John Lennon Marktcollege in de stad Hoefbeek. Via vele figuren gaan we de onthutsende werkelijkheid van de school en die van het Nederland daarbuiten steeds beter begrijpen. De tweede verhaallijn behandelt leven en dood van John Derlage, de messiaanse figuur die Hoefbeek heeft geschapen. In Nederhalfrond zien we hoe deze twee verhaallijnen elkaar gaan doordringen en beïnvloeden en zich naar één dwingend hoogtepunt bewegen. Uiteindelijk komen ze samen in een catastrofale climax.

 

Lijven lijven lijven.
Links van hem (meisje):
— Jij niet misschien, nee, maar ik vind het soms erg belangrijk om serieus te zijn en niet steeds zo geschift te doen. D’r zijn genoeg problemen in de wereld en ik ben tegen onrecht, gewoon.
Zijn medeleerlingen dromden opeen in geurige clusters. Om de haverklap riep hij Sorry!, Bedankt!, Mag ik even? en Hallo! Goede, minder goede en totaal onbekenden doken op in het rusteloze halflicht – Paul wimpelde hen vriendelijk af met een vluchtige groet of, als ze hem prezen om de meest gewaagde daad van de avond (en hij wist nog steeds niet precies wat hem toen bezielde), met een erkentelijk hoofdknikje.
Er was geen seconde te verliezen, hij had geen eeuwigheid. Zijn mede-Lennonieten leken echter van geen enkele tijd meer te weten, een onkwetsbaarheid te koesteren die deze duistere afgeladenheid alleen maar kon versterken. Zolang Bors muziek uit de aula beukte, hamerend in het ritme van hun eigen prille, nog eindeloze leven, en de lasers flitsten, snel als hun eigen dierlijk alerte blik, zolang kon hun nul komma niks gebeuren en hing de Tijd kloot- en tandeloos te hijgen in de touwen.
Links van hem (jongen):
— Extreem bandje, hè? Die werken met pluTOnium!
De kantine, plek van boterhammen nuttigen, een vrij uurtje verspelen, de laatste overhoring en de nieuwste roddels uitwisselen, de anders zo broodnuchtere kantine, meer breed dan hoog met zijn zwart-witte plafond, was vanavond de toverschoot van de Verbeelding geworden. Lennonieten konden elkaar nu radicaal anders verschijnen dan overdag, hun schooluniformen thuis en slechts een derde van die tl hel boven hun hoofden, geheimzinniger, aantrekkelijker, wilder. Vanavond werden er rollen uitgeprobeerd, aangepast als schoenen, en indien ze niet bevielen, hop! weer uitgeschopt. Eenden konden er een upgrade tot zwanen krijgen, ijsprinsessen verkikkerd raken: de kantine was de locatie van transformatie. Zorgeloos netwerkten ze, haast artistiek testten ze in dit, hun veilige, allereigenste domein, en als ze linkten, de Lennonieten, tja, dan kwamen de gezamenlijke afdaling en dans en, misschien, nog ander interessants.
Ze waren vanavond zo vrij als een vogel, zolang het duurde, en de toekomst, die bezwaarde hen niet.
De nabije had hém daarentegen geheel in haar ban. Eenzaam worstelde Paul zich verder door de warme dozijnen, roepend en zwaaiend, beleefd verzoekend, waar nodig, om doorgang, een hersenloze smile als een biometrisch wachtwoord in zijn schijnblije smoel.
Hij was keisociaal, superleuk!
Ze wisten van niks.
Voor hem (jongen):
— Dat was me een krentenbol! Helemaal fout. En die wilde dus beweren dat Cindy en ik niet close waren. Bullshit!
‘Hé!’
Wie nou weer?
‘Hé, Speer!’
Negeren? Zogenaamd niet gehoord?
‘Hier, Geusemol, hie-hier!’
Een hand trok dwingend aan zijn schouder zoals een hond aan de lijn, wanneer die wil dat je per se zijn richting volgt naar, bijvoorbeeld, het kloeke werk van een ambitieuze voorganger. Paul werd onwillig honderd graden naar links geleid en staarde toen recht in een Hollands welvarend gezicht, schetterig flakkerend van de aulastraling; het lachte voorshands al om hem met zwijnachtig lange hoektanden, alsof hij een aapje was dat zometeen hilarische kunstjes zou gaan vertonen.
Lex van Duuren… Stel hem niet teleur.
— O, jij bent het! Hallo, Captain Durex! Ik zag je niet! Hoe gaat het, ouwe kinderneuker!
Lex leunde innig tevreden naar achteren, elleboog op statafel, en lachte nog breder.
Hij stak Elviskrap in een wijnrood Starfleet-uniform, vier gouden pips links op de kraag, de combadge rechts op een borstje. Zijn blonde kop was net een transpirerende ballon. Achternaast hem, zag Paul nu, bevond zich het zware wezen dat De Vree vol ontzag ‘Connie Lingus’ had gedoopt: Wanda Hagens, zwarte, punkige kleren, blauwe helixpiercing, oranje vogelverschrikkershaar. Ze onthoofdde juist een magnum vintage in één agressieve hap.
Paul maakte zich op voor een turbogesprekje.
— Goeie grap van je! loofde Lex luid. Oei oei! Grote klasse, grote klasse!
Paul knikte bescheiden.
Ik had het niet gedurfd, hoor, ik ben niet zo’n vieze stunter als jij. O, je had Neumann moeten zien, man! Die baalde d’r bol uit, die plempte d’r hele seniorenluier vol! Hup! Tik! Smak! Jezus! Ik wou dat we onze mobieltjes mee hadden mogen nemen! Oortwijn barst alweer van de ideeën!
Hij genoot even grinnikend na.
— Wat was je straf eigenlijk? vroeg hij toen gretig. Ze kon je wel verscheuren, Chantroel! Helemaal mad, helemaal mad!
— O, één uur brommen in de Bestwilcel. Als nummer 81A2860. Met tijdschriften.
De Trekker zette ongelovige ogen op.
— Huh?! Zo weinig? Je gooide de hele Ceremonie in de war! Dolly had bijna een bloedlip! Geen videorechter?! You’re having me ON!
— Eén uurtje bwc, herhaalde Paul quasiluchtig. Meer was er niet op te knappen. Ik snap ook niet waarom. Neumann had me gratie verleend, zei Voss (die was door haar gestuurd), omdat het vanavond zo’n speciale avond was. Seur en Van der Reijden snapten er ook de ballen van, die zaten net lekker in een partijtje schaak.
Hij haalde zijn schouders op.
— Ze zal me wel mogen, Altweib. Of misschien vond ze het eigenlijk wel moedig, stiekem, weet ik veel. Maar na iets meer dan zestig, zeventig minuutjes mocht deze vogel weer vliegen!
‘Hé, hallo! Nou alweer vrij, lefgozer?!’
Lijnrecht weer nieuwe netten in, ja. Sta je gelukkig al je pasgekochte Borschatten op te bergen in je kluisje, ligt er plotseling een hand op je schouder.
Muller. De Vree. De koppen bij elkaar.
O. Hallo.
Inkopen gedaan? Nounou, een fotoboekje! Mét z’n handtekening! Gossie!
Ze lachen.
—Stop die troep maar weg, Putje. Hans en ik moeten effe met je praten…
— Onoverdreven vreemd. Maarre… waar heb jij je date eigenlijk gelaten, Speer? vroeg Lex opeens, oprecht verbaasd Pauls zijkanten afspeurend, alsof zich daar ergens een gewillige spetter moest bevinden. Of ben je wat voor d’r aan het halen? Met wie hang jij vanavond uit? Meike? Ebba? Nikki Neuk?
— O nee, met niemand, met niemand in het bijzonder! riep hij zo ontspannen mogelijk. Deze jongen is voor één keer ambulant hier op Deep Space Ten. Dat zul jij wel goed gek vinden, Dyslex, toch is het zo. De ander wist wel beter en grijnsde.
— Jij hebt al wat gemarkeerd, ik zie het aan je gezicht, smiecht, je hebt al wat gemarkeerd! Jij gaat je dikke voldoende ergens parkeren!
— Helemaal niet.
— Jaja, ik ken je, gluiperd. Kom op, wie is het gootje, wie is het gootje?
Paul, onder stijgende stress, stompte speels tegen Lex’ sleutelbeen.
— Hou op, lul! lachte hij. Maak Wanda nou niet suïcidaal!
Hij controleerde snel of deze grap haar misschien had beledigd.
Ze leek niets te hebben gehoord. ‘Wilde’ Wanda likte en beet, kauwde en zoog met neergeslagen ogen. Boeiend gezelschap. Maar ze deed het als een pro, vorige week nog met Merry’s broer Wilson.
— Nee, ging hij verder, ik zie wel, echt. En als er niks wordt gefixt, ben ik ook tevreden. Misschien schud ik vanavond wel helemaal niet aan de rubberboom, het kan voor mij toch al niet meer stuk, met Singlecell enzo. Maar – als je het niet erg vindt, Captain, ik wil beneden nog even afslanken.
Lex staarde sceptisch naar Pauls romp.
— Ik zou niet weten wat jij d’r nou nog af moest hakken. Als ik het nou was…
— Dat is míjn geheim, lachte Paul. Ciao!
Lex knipoogde en kneep in zijn bovenarm, pal onder de nog branderige plek.
— Oké, Putto. Qapla’!
Qapla’!
En de loper streefde verder naar zijn slot.
‘One to beam down!’ hoorde Paul in zijn rug. ‘Energizing!
God! Zijn hart leek wel een tijdbom! Hufters! Zelf durfden ze niet, zelf maakten ze geen schijn van kans bij de andere kant, Vuurtoren en Vetzak! Maffiose machtspelletjes, ja, daar waren ze goed in, belonen, bestraffen, hem op zijn rug zitten, onder druk zetten, hem de smerige klusjes laten opknappen! Vuile klootzakken! Had je succes, dan werd je vriendelijk gespaard; mislukte het, dan kon je vreselijk dokken. Walgelijke superpubers! Geen wijf konden ze vangen, dat wisten ze! Daar was híj goed voor, ja. Als die Geesje een sitting duck was, nou, dan was hij een fokking lokeend! Slaplul!
Een lelijke vent met Flintstonekop (roze jasje, paars dasje, een vertegenwoordiger ofzo) probeerde Paul nu staande te houden voor het een of ander, zijn koffer als slagboom. Maar hij had echt geen tijd meer, veegde die snorro dus geërgerd opzij – Sorry! – en wrong en drong steeds dieper door, naar haar.

 

© 2018 J.Z. Herrenberg

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum