Leesfragment: Ninja Nero

28 april 2018 , door Bart Koubaa
|

Op 1 mei verschijnt Ninja Nero van Bart Koubaa. Wij publiceren voor.

Door een brand wordt het gezicht van de dertienjarige Jona Van Rein zwaar verminkt en moet hij voortaan met een masker door het leven. Tijdens zijn dienstjaren en studietijd ontwikkelt hij zich tot een begenadigd hardloper en wordt hij geselecteerd voor de Olympische Spelen van Atlanta. Daar komt alles er voor één keer werkelijk op aan.

Ninja Nero is een liefdevol portret van een eenzame jongen. Een schrijnende roman die laat zien hoe fictie troost kan bieden.

N.B. Eerder publiceerden wij ook voor uit Bart Koubaas Een goede vriendDe vogels van Europa en Maria van Barcelona.

 

Het onschuldige vlammetje dat op het kopje danste van de tweede lucifer die Jona Van Rein had afgestreken, was opgerezen tot een woeste zee van torenhoge vuurtongen die met zichtbaar plezier de eikenhouten vloer en houten muren, de boekenkast, de bamboeladder ertegen en de vleugelpiano met erop de ingelijste foto en erboven het abstracte schilderij verslonden. Het eerste lucifertje was middendoor gebroken en brandend op de doorleefde planken gevallen waar het voor zijn voeten was gedoofd. Het tweede lucifertje echter had hij een paar seconden triomfantelijk voor zich uit gehouden voor hij het op de in benzine gedrenkte aan elkaar geknoopte lakens smeet waardoor het vuur als een westelijke windstoot in een bootzeil ontvlamde en stiller dan verwacht langs de witte benzinelont naar zijn doel kroop: de moderne Steinway.
Terwijl de hitte en de rookontwikkeling binnen toenamen en de vlammen van de vleugelpiano oversprongen naar het schilderij, de gordijnen en de boekenkast, liep Jona Van Rein, die een poosje met hongerige ogen het spektakel had aanschouwd, via de klapdeur achter in de keuken over het terras diep het sombere stoppelveld achter het huis in, waar hij glimlachend de vernietigende vuurkroon met een oog dichtgeknepen tussen duim en wijsvinger gadesloeg en daarna als een indiaan rond de flarden wit licht danste die hij in de plassen tussen de stoppels verspreid zag oplichten. Dat hij zo uitgelaten in de modder de regen. en vuurgoden tegen elkaar opzette besefte de dertienjarige Jona Van Rein niet, en toen het in de verre donkerte begon te rommelen en de wind de vlammen in de vuurzee aanwakkerde verstomde hij een moment, trok zijn linkerschoen uit de slurpende modder en rende naar het in lichterlaaie staande ouderlijke huis met de blik van iemand die iets vergeten is. Ondanks de grillige najaarswindstoten was het overdekte terras nog gespaard gebleven van de uitslaande vlammen die nu atonaal in het huis knetterden en de dertienjarige liep met zijn capuchon over zijn hoofd getrokken en een hand voor de mond terug langs de keuken de vuurzee in, waar hij zag hoe een balk boven hem, als het eerste lucifertje dat hij had afgestreken, doormidden brak en een deel van het dak instortte terwijl hij opgelucht en opgewonden de sirenes van de brandweerwagens de donder en het vuur hoorde overstemmen. 'Niet regenen,' zong hij bijna, 'niet regenen.'
De brandweerman had het hoofd koel gehouden en de wonden op de bewusteloze jongen die hij uit het brandend huis naar buiten had gedragen herkend: ze waren niet nat, blaarvormig en roze, maar grijs, wit en droog, wat op een ernstige graadverbranding wees. Hij had de wonden op zijn gezicht, borst, en rechterarm direct met lauw water afgekoeld en was toen met de hulpdiensten naar het brandwondencentrum meegereden terwijl zijn collega’s nog aan het blussen waren. Nadat de jongen, in kritieke toestand, was afgewerkt op de spoedgevallendienst had hij hem uit handen moeten geven. Hij had hem rijdend op een brancard door een groenige gang zien verdwijnen, een onherkenbaar voor zijn leven vechtend wezen dat toen hij het terug kon zien door woorden werd gedefinieerd waar hij zich, behalve bij ‘de huid is er zeer ernstig aan toe’ en ‘pulmonaire schade’, niets bij kon voorstellen.
‘Meneer’, de dokter las het insigne ter hoogte van de brandweerman zijn linkerborstzak, ‘meneer Van Rein, de ontwikkeling van ARDS of Adult Respiratory Distress Syndrome is de meest gevreesde pulmonaire complicatie bij een verbrandingstrauma. De klinische symptomen zijn hier tachycardie, tachypnoe, lethargie en confusie...’
‘Kan ik iets doen,’ vroeg Van Rein.
Omwille van de lange en intensieve ochtendverzorging en de verhoogde infectierisico’s kon hij zijn zoon enkel na de middag bezoeken en over hem waken tussen één en acht, waarbij hij strikte beschermingsmaatregelen moest volgen. Het was hem ook niet toegestaan om bij zijn zoon in de isolatiekamer te overnachten.
‘Als u ons vertrouwt, meneer Van Rein, dan kunnen we het nodige doen en komt alles goed met uw zoon. Hij is ernstig verbrand en u zal geduld moeten oefenen,’ had het hoofd van de afdeling Intensieve Zorg Pediatrie hem gezegd, ‘het wordt een lange kronkelige weg met vele haltes en obstakels, maar we hebben een gespecialiseerd team dat zijn werk zeer goed en met veel liefde doet. Als u er klaar voor bent kunnen we naar uw zoon gaan. Maar eerst gaan we onszelf inpakken, oké?’
Eric Van Rein knikte, waste zijn handen met alcoholhoudende zeep, deed een schort en een maskertje voor, zette een witte muts op, trok handschoenen aan en liep mee met een verpleegkundige naar de isolatiekamer. Zijn zoon lag ingepakt als een rode weerloze baby op bed aan een beademingstoestel, naast en achter hem stonden monitoren. Rechts van het bed stond een metalen bad waarboven een soort ligstoel was gemonteerd.
‘Jezus,’ liet de vader zich moedeloos ontvallen.
‘...vetverband gewikkeld dat de wonden op zijn gezicht en lichaam vochtig moet houden en een schild moet vormen tegen infecties van buitenaf, het wordt alle dagen ververst tijdens de hydrotherapie,’ hoorde hij de verpleegkundige zeggen.
In het hoofd van Jona Van Rein was het eenvoudig: ik steek het huis in brand, mijn vader is brandweerman, hij komt me redden.

[...]

 

© 2018 Bart Koubaa

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum