Søren Sveistrups thrillerdebuut Oktober (vertaling Corry van Bree) is een van de decembertips van Athenaeum Haarlem én Athenaeum Boekhandel & Nieuwscentrum op het Spui. We brengen vandaag de eerste pagina's.
Op de eerste dinsdag van oktober keert Rosa Hartung terug op haar post als minister van Sociale zaken. Na de dramatische verdwijning van haar twaalfjarige dochter heeft ze een jaar verlof genomen. Een psychisch gestoorde man heeft de moord op Hartungs dochter bekend, maar het lichaam is nooit gevonden.
Op dezelfde dag dat Hartung terugkeert in het parlement, wordt een jonge vrouw op brute wijze vermoord in haar huis in een buitenwijk van Kopenhagen. Een van haar handen is eraf gehakt.
Wanneer de rechercheurs Thulin en Hess arriveren op de plaats delict treffen ze een kastanjepoppetje aan, dat een sinister geheim bij zich blijkt te dragen. En dan wordt er nog een vrouw vermoord. Het heeft er alle schijn van dat de missie van de moordenaar nog niet voorbij is…
N.B. Op basis van deze thriller is de Netflixreeks Kastanjemanden / The Chestnut Man gemaakt. Eerder besprak onze Haarlemse collega Ilja Velthuis Oktober. Lees haar boekverkopersbespreking op Athenaeum.nl.
Gele en rode bladeren dwarrelen in het zonlicht naar het natte asfalt, dat als een donkere, spiegelgladde rivier door het bos snijdt. Als de witte dienstauto langsrijdt, wervelen ze heel even door de lucht, waarna ze weer op de plakkerige laag naast de weg terechtkomen.Marius Larsen laat het gaspedaal los en mindert vaart voor de bocht, terwijl hij bedenkt dat hij de afdeling Wegenonderhoud van de gemeente op de hoogte moet stellen zodat ze met een veegmachine hiernaartoe komen. Als de bladeren te lang blijven liggen, veroorzaken ze een slechte grip op de weg en dat kan levens kosten. Marius heeft dat inmiddels heel vaak gemeld. Hij is al eenenveertig jaar politieagent, waarvan de laatste zeventien jaar als hoofd van het politiebureau, en elk najaar is het nodig om de gemeente hieraan te herinneren. Vandaag lukt dat echter niet, omdat hij zich op het gesprek moet concentreren.Marius Larsen draait geïrriteerd aan de zenderknop van de autoradio, maar kan niet vinden wat hij zoekt, alleen nieuws over Gorbatsjov en Reagan en speculaties over de val van de Muur in Berlijn. Dat gebeurt binnenkort, zeggen ze. Een heel nieuw tijdperk begint.Hij weet al een hele tijd dat hij het gesprek moet voeren, en toch heeft hij zich er niet toe kunnen zetten. Zijn vrouw denkt dat hij over een week met pensioen gaat, dus wordt het tijd om haar de waarheid te vertellen. Dat hij zijn werk niet kan missen. Dat hij de beslissing heeft genomen om het uit te stellen. Dat hij er niet klaar voor is om thuis op de hoekbank te zitten en naar Rad van Fortuin te kijken, bladeren bij elkaar te harken in de tuin of te zwartepieten met de kleinkinderen.Het lijkt gemakkelijk als hij het gesprek in zijn hoofd doorneemt, maar Marius weet dat het haar verdriet zal doen. Ze zal zich in de steek gelaten voelen, van de tafel opstaan, naar de keuken lopen om het fornuis schoon te maken en met haar rug naar hem toe zeggen dat ze hem begrijpt. Dat is echter niet zo. Toen hij de melding tien minuten geleden over de politieradio hoorde, had hij meteen aan het bureau doorgegeven dat hij ernaartoe zou gaan, om het gesprek nog even uit te stellen. Normaal gesproken zou het hem ergeren dat hij de lange rit langs de akkers en door het bos naar de boerderij van Ørum moet maken om tegen hem te zeggen dat hij zijn dieren beter in de gaten moet houden. Het was al meerdere keren gebeurd dat zijn varkens of koeien losgebroken waren en over de akkers van de buren zwierven tot Marius of een van zijn mannen Ørum daarover had ingelicht. Vandaag ergerde het hem niet. Hij had het bureau natuurlijk eerst gevraagd om te bellen, zowel naar Ørums boerderij als naar Ørums werk bij de veersteiger, waar hij een parttimebaan had, maar nadat er op beide plekken niet was opgenomen, had hij besloten om er zelf naartoe te rijden.Marius vindt een zender met oude Deense muziek. ‘De vuurrode rubberboot’ vult de cabine van de oude Ford Escort en Marius zet het volume harder. Hij geniet van het najaar, de weg door het bos, de gele, rode en bruine bladeren tussen het wintergroen en de voorpret van het jachtseizoen dat net is begonnen. Marius draait het raam naar beneden, kijkt naar de vlekken zonlicht die tussen de boomkruinen door op de weg vallen en vergeet heel even zijn leeftijd.Het is stil op het erf als hij bij de boerderij arriveert. Hij stapt uit, smijt het autoportier dicht en beseft dat hij hier al heel lang niet is geweest. De grote boerderij lijkt verwaarloosd. Er zijn stukken uit de stalramen gebroken, de pleisterkalk is van de muren gebladderd en het lege schommeltoestel op het grasveld met het hoge gras lijkt bijna opgeslokt te worden door de grote kastanjebomen die het perceel omringen. Overal op het erf liggen bladeren en gevallen kastanjes, die onder zijn schoenen worden geplet als hij naar de voordeur loopt en aanklopt.Als Marius drie keer heeft geklopt en Ørums naam heeft geroepen, beseft hij dat er niet opengedaan zal worden. Hij ziet geen tekenen van leven, haalt een notitieboekje tevoorschijn, schrijft een briefje en stopt dat in de brievenbus, terwijl een paar kraaien over het erf vliegen en achter de Ferguson-tractor verdwijnen die voor de graanschuur staat. Marius is voor niets het hele eind hiernaartoe gereden en nu moet hij naar de veersteiger rijden om Ørum daar te zoeken. Dat irriteert hem niet lang. Als hij naar de auto terugloopt, krijgt hij plotseling een idee. Dat overkomt Marius nooit, dus moet het een gelukkige samenloop van omstandigheden zijn dat hij hiernaartoe is gereden in plaats van rechtstreeks naar huis te gaan voor het gesprek. Hij wil zijn vrouw bij wijze van pleister op de wond een reisje naar Berlijn aanbieden. Ze kunnen daar een week naartoe gaan, of in elk geval een weekend, zodra hij vrij kan krijgen. Zelf rijden, de vleugelslag van de geschiedenis en het nieuwe tijdperk voelen, knoedels met zuurkool eten zoals ze die keer al veel te lang geleden hebben gedaan toen ze met de kinderen in de Harz kampeerden. Pas als hij bijna bij de auto is, ziet hij waarom de kraaien achter de tractor zitten. Ze trippelen rond iets wat wit en vormeloos is, en als hij dichterbij komt, ziet hij dat het een varken is. De ogen zijn dood, maar het lichaam trilt en schokt, alsof het probeert de kraaien, die zich tegoed doen aan de grote open kogelwond achter in de kop, af te schrikken.
Marius duwt de voordeur open. De hal is donker en hij ruikt de geur van vocht en schimmel en iets waarvan hij niet goed weet wat het is. ‘Ørum, politie.’Hij krijgt geen antwoord, maar hoort ergens in de boerderij water stromen en loopt de keuken in. Een meisje, een tiener van zestien, zeventien jaar, zit op een stoel aan de eettafel. Wat er over is van haar kapotgeschoten gezicht ligt in het bord havermout dat voor haar staat. Op de linoleumvloer aan de andere kant van de eettafel ligt een levenloze gedaante. Eveneens een tiener, een beetje ouder, met een grote open schotwond in zijn borstkas. Het achterhoofd leunt ongemakkelijk tegen het fornuis. Marius Larsen verstijft. Hij heeft natuurlijk eerder dode mensen gezien, maar nog nooit op deze manier, en heel even is hij verlamd, waarna hij zijn dienstpistool uit de holster aan zijn riem haalt.‘Ørum?’Marius loopt met zijn pistool in de aanslag verder en roept opnieuw. Nog steeds geen antwoord. Marius vindt het volgende lijk in de badkamer, en deze keer moet hij zijn hand voor zijn mond slaan om niet te braken. Het water loopt uit de kraan in het ligbad, dat tot de rand gevuld is, zodat het over de terrazzovloer stroomt en zich vermengt met het bloed. De naakte vrouw, die de moeder moet zijn, ligt in een verwrongen houding op de vloer. Een arm en een been zijn gescheiden van de romp. In het autopsieverslag zal staan dat ze meerdere keren met een bijl is geraakt. Eerst toen ze in het bad lag en daarna toen ze in een poging om te ontsnappen uit het bad was geklommen en over de vloer was gekropen. Er zal ook in staan dat ze heeft geprobeerd zich te verdedigen met haar handen en voeten, die om die reden gekloofd zijn. Haar gezicht is onherkenbaar, omdat de bijl is gebruikt om haar schedel te verpletteren.Marius Larsen bekijkt het tafereel en ziet plotseling een zwakke beweging vanuit zijn ooghoeken. Half verscholen onder een douchegordijn dat in een hoek is gesmeten, ziet hij een gedaante. Marius trekt het gordijn voorzichtig een stukje weg. Het is een jongen van een jaar of tien, elf, met warrig haar. Hij ligt levenloos in een plas bloed, maar één punt van het gordijn bedekt zijn mond en de stof beweegt zwak en schoksgewijs. Marius buigt zich snel over de jongen heen, haalt het gordijn helemaal weg, pakt zijn levenloze arm en zoekt naar zijn hartslag. De jongen heeft snijwonden en schrammen op zijn armen en benen, en draagt een bebloed T-shirt en onderbroek. Naast zijn hoofd ligt een bijl. Marius vindt zijn hartslag en komt haastig overeind.In de zitkamer kijkt hij koortsachtig om zich heen, op zoek naar de telefoon. Hij vindt hem naast een volle asbak, die op het vloerkleed valt, maar als hij het bureau aan de lijn krijgt, is hij helder genoeg om fatsoenlijk verslag uit te brengen. Ambulance. Manschappen. Spoed. Geen spoor van Ørum. Laat iedereen in actie komen. Nu! Als hij heeft opgehangen, wil hij zich in eerste instantie weer naar de jongen toe haasten, maar dan bedenkt hij plotseling dat er nog een kind moet zijn, want de jongen heeft een tweelingzusje.Marius kijkt om zich heen en loopt naar de hal met de trap die naar de eerste verdieping leidt. Als hij de keuken en de open deur naar de kelder passeert, blijft hij abrupt staan en kijkt naar beneden. Hij heeft een schurend geluid gehoord. Marius haalt zijn dienstpistool opnieuw tevoorschijn, doet de deur wijd open en loopt voorzichtig via de smalle treden naar beneden tot hij op de betonnen vloer staat. Zijn ogen moeten aan de duisternis wennen, maar dan ziet hij de open kelderdeur aan het eind van de gang. Marius aarzelt. Zijn lichaam vertelt hem dat hij hier moet blijven staan en op de ambulance en de collega’s moet wachten, maar hij denkt aan het meisje. Als hij de deur nadert, ziet hij dat die met geweld is opengebroken. Het slot en het ijzerbeslag liggen op de vloer, en Marius betreedt de kamer, die alleen zwak verlicht wordt door het licht dat door de vieze kelderramen naar binnen valt. Toch ziet hij de kleine gedaante die zich in een hoek onder een tafel verstopt meteen. Marius haast zich naar haar toe, laat het pistool zakken, bukt zich en kijkt onder de tafel.‘Het is in orde. Je bent veilig.’Hij kan het gezicht van het meisje niet zien, alleen dat ze trilt en zich zonder naar hem te kijken tegen de muur drukt.‘Ik heet Marius. Ik ben politieagent en ik ben hier om je te helpen.’Het meisje blijft angstig zitten, alsof ze hem niet hoort, en plotseling wordt Marius zich bewust van zijn omgeving. Hij kijkt om zich heen en begint langzamerhand te beseffen waar de ruimte voor wordt gebruikt. Hij gruwt ervan. Ineens ziet hij de scheve houten planken in de aangrenzende kamer. Hij vergeet het meisje en stapt over de drempel. Marius ziet niet hoeveel kastanjemannen, kastanjevrouwen en kastanjedieren er zijn, maar in elk geval meer dan hij kan tellen. Grote en kleine, kinderlijke en griezelige, veel ervan niet af en misvormd. Marius staart naar de hoeveelheid en de verschillen. De poppetjes op de planken maken hem onzeker, terwijl de jongen achter hem de kamer in komt.In een fractie van een seconde beseft Marius dat hij de technisch rechercheurs moet laten onderzoeken of de kelderdeur van binnenuit of van buitenaf opengebroken is. In een fractie van een seconde beseft hij dat er iets vreselijks ontsnapt kan zijn en net als de dieren door de omheining kan zijn gebroken. Als hij zich naar de jongen omdraait, flitsen zijn gedachten als kleine, verwarde wolken langs de hemel. Op dat moment raakt de bijl zijn kaak en wordt alles zwart.
© 2018 A.W. Bruna Uitgevers, Amsterdam