Leesfragment: The night

03 februari 2018 , door Rodrigo Blanco Calderón
| |

Vanaf medio maart is Rodrigo Blanco Calderón de nieuwe Writer in Residence. In voorbereiding daarop hier een fragment uit The Night (vertaald door Arie van der Wal).

Caracas, 2010. De energiecrisis wordt door de revolutionaire regering als excuus gebruikt om stroomonderbrekingen af te kondigen die het hele land urenlang in duisternis hullen. In die donkere perioden lijkt Venezuela terug te vallen naar een primaire tijd. Twee vrienden, een gefrustreerde schrijver en een psychiater die regelmatig betrokken raakt bij het privéleven van zijn patiënten, zitten samen in het donker en praten over een reeks gruwelijke moorden die het afgelopen jaar zijn gepleegd op jonge vrouwen.

Literatuur, muziek, dromen, politiek, liefde en angst vermengen zich in de hoofden van de twee mannen. Ze raken verstrikt in allerlei dilemma's, maar langzaam beginnen ze een verband te leggen tussen de moorden en de bredere context van geweld en instabiliteit in het roerige heden en verleden van Venezuela.

 

1. Stroomstoring

In het begin was er een onverwachte langdurige stroomstoring van vijf uur. Caracas leek op een opengewerkte mierenhoop. Los van de afgezegde afspraken, de niet-geïnde rekeningen, het bedorven eten en het stilvallen van de metro, herinnert Miguel Ardiles zich die dag met een bijna vaderlijke genegenheid: de stad kwam tot de verbijsterende ontdekking tegelijk grot en labyrint te zijn.
Toen de storingen in de daaropvolgende maanden steeds vaker optraden, begonnen de bewoners hun eerste bizons te tekenen en de vertrouwde straathoeken met stenen te markeren. Daarna kondigde de regering het plan voor de rantsoenering van energie aan. De woordvoerders van de oppositie riepen al snel de situatie in Cuba van de jaren negentig in herinnering en hoe het plan van stroomonderbrekingen dat tijdens die bijzondere periode in werking trad, identiek was aan wat in Venezuela zou worden toegepast.
De aankondiging werd gedaan op woensdag 13 januari 2010 om twaalf uur ’s nachts.
Twee dagen later had Miguel Ardiles een ontmoeting met Matías Rye in Chef Woo. Zoals elke vrijdagavond ging hij, nadat hij zijn laatste patiënt had gezien, naar dat Chinese restaurant in de wijk Los Palos Grandes om op hem te wachten. Matías Rye gaf workshops creatief schrijven aan een instituut daar in de buurt. Hij stond aan het begin van een ambitieus project: The Night. Een politieroman die geleidelijk zou afglijden naar het genre van de gothic novel. De titel had hij ontleend aan een song van Morphine en hij wilde proberen de nuances van die rockband over te brengen op papier: doordringen in de verschrikking als iemand die heel langzaam inslaapt en het leven de rug toekeert.
Rye verkondigde de dood van de klassieke politieroman.
‘Gerekend vanaf “De moorden in de rue Morgue”, uit 1841, tot en met “De dood en het kompas”, uit 1942, kun je zeggen dat de cyclus compleet is. Met dat laatste verhaal sluit Borges het genre af. Lönnrot is een detective die politieromans en -verhalen leest. Een idioot die sterft omdat hij realiteit en literatuur door elkaar haalt. Hij is de Quichot van het politieverhaal.’
Het enige alternatief was, volgens hem, het gothic realisme.
‘In dit land is het schrijven van politieromans een ongeloofwaardige, tot mislukken gedoemde bezigheid,’ voegde hij eraan toe. ‘Hoeveel van de zaken die jij elke dag ziet worden er opgelost, Miguel? Wie gelooft nog dat de politie in deze stad ooit een misdadiger zal opsluiten?’
Rye leek zich iets te herinneren.
‘Wanneer brengen ze je naar het Monster?’ Hij had zijn stem laten dalen.
‘Dat weet ik nog niet. De president heeft persoonlijk het Forensisch Instituut gebeld om zich over de zaak te informeren. Zoals je weet is hij bevriend met Camejo Salas.’
‘Heeft de president Johnny Campos gebeld?’
‘Jazeker. Ik geloof niet dat mijn rapport ergens toe zal dienen, wat de uitkomst ook mag zijn.’
‘Campos is een rat.’
‘Ze zeggen dat de zaak van de handel in organen de president ter ore is gekomen. Alleen al daarmee heeft hij hem stevig bij zijn ballen.’
‘Smeerlapperij.’
‘Dat kun je wel zeggen.’
De lichten begonnen te flikkeren en meteen daarop werd het donker in het restaurant. Er volgde een golf van gegil en gelach, waarna, enigszins gedempt door de stroomuitval, de gesprekken op zachtere, bijna samenzweerderige toon werden hervat. Een van de obers sloot het traliehek voor de zaak, terwijl Marcos, de eigenaar, gewapend met een kleine zaklamp, aan alle tafels de rekening opmaakte. Binnen een paar minuten was Chef Woo vrijwel leeg en werd de benauwde atmosfeer alleen nog in stand gehouden door de sigaretten van de laatste klanten, de vertrouwde stamgasten.
‘En ben je dan niet opgewonden?’ vroeg Rye.
‘Waarom?’
‘Als ik in jouw schoenen stond zou ik het in mijn broek doen.’
‘De zaak van het Monster van Los Palos Grandes is niets nieuws en ook niet het ergste wat er op dit moment gebeurt.’
‘Die vent heeft haar ontvoerd, verkracht en vier maanden lang gemarteld. Hij heeft haar bovenlip eraf gescheurd en een stuk van haar oor geslagen. Noem je dat niet erg?’
‘Het verhaal van Lila Hernández is verschrikkelijk, dat weten we allemaal. Maar wat echt de aandacht heeft getrokken, is dat dit gedrocht de zoon is van Camejo Salas. Wie had zich kunnen voorstellen dat de zoon van een winnaar van de nationale literatuurprijs zóiets zou doen? Hoe een dichter, algemeen erkend bovendien, zóiets heeft kunnen verwekken?’
‘Ik heb tijdens mijn postdoctorale opleiding nog les van die lul gehad.’
‘En wat de rest betreft, ik zal je een voorbeeld geven. Op een ochtend ziet een vent op het trottoir bij hem in de buurt twee meisjes lopen. Hij ziet ze, vindt ze leuk en gaat tot actie over. Hij bedreigt ze met een pistool en neemt ze mee naar zijn appartement. De meisjes zijn geen van beiden ouder dan vijftien. Hij sluit een van hen op in de slaapkamer en verkracht intussen de ander in de woonkamer. Het meisje dat opgesloten zit hoort het gegil. Er gaat een halfuur, een uur, twee uur voorbij, ze heeft geen idee hoelang precies. Als ze niets meer hoort, probeert ze te ontsnappen door de deur te forceren. Dat lukt haar uiteindelijk, en wat treft ze aan in de woonkamer: de romp van haar vriendin. De vent heeft haar verkracht, vermoord en in stukken gehakt. Hij is even weggegaan om zich te ontdoen van de armen, het hoofd en de benen. Het meisje dat het heeft overleefd raakt in paniek en begint als een waanzinnige uit het raam te schreeuwen, waarna de buren haar redden.’
‘Is dat die zaak in de wijk Casalta?’
‘Is dat die zaak in de wijk Casalta?’
‘San Martín.’
‘En heb je haar al gezien?’
‘Ja.’
‘En?’
‘Volledig overstuur.’
‘Misschien krijg je die vent niet eens te zien.’
‘Grote kans.’
‘Minstens.’
‘Oké, Matías, maar wat dan? Ze pakken die vent op en vervolgens wordt hij in de gevangenis te grazen genomen. En dan?’
‘Wat wil je nog meer?’
‘Dat is het probleem. Ik weet niet wat je dan moet doen, want er blijft altijd iets achter. Van elk gepleegd misdrijf blijft iets hangen, en dat hoopt zich op en moet uiteindelijk wel tot meer ellende leiden.’
‘Hoe laat is het?’
Ze keken om zich heen en merkten dat ze nog de enige klanten waren in het restaurant. Alleen de obers waren er nog en stonden met hun ellebogen op de bar geleund te roken. Hun spleetogen waren nauwelijks zichtbaar in de gloed van de oplichtende sigaretten. Toen ze opstonden, onderbraken de vier Chinezen hun gesprek, en voelden ze een fractie van een seconde met absolute zekerheid aan waar ze zich bevonden. Matías liep met het geld naar de kassa, terwijl Miguel stond te wachten tot een van de obers het traliehek had opengeschoven.
Eenmaal op het trottoir werd Miguel weer rustig. Tijdens die fractie van een seconde was hij bevangen door een ongewone angst. Hij had zichzelf en Matías plotseling in stukken gesneden zien worden door de mannen die hen altijd bedienden wanneer ze afspraken in Chef Woo.
De straat was donker en verlaten. Pas aan het eind, op de kruising met de avenida, leek er sprake te zijn van enige activiteit. Miguel wilde zijn pas versnellen in de richting van winkelcentrum Centro Plaza, waar hij zijn auto had geparkeerd, maar Matías was in zijn element.
‘Achterstand heeft zijn schoonheid. En dan doel ik niet op het magisch realisme. García Márquez en consorten denken dat ze het gezien hebben, maar ze hebben niets gezien. Het magisch realisme heeft de armoede kleur, vleugels en kleren gegeven. Het gothic realisme gaat een andere richting uit: dat vindt waarheid en schoonheid door te wroeten en bloot te leggen,’ zei Matías.
Er bewoog een vage gedaante tussen de vuilniszakken die lagen opgestapeld tegen een lantaarnpaal.
‘Zie je wel?’ voegde hij eraan toe.
De zwerver liet met een snelle asgrijze blik blijken dat hij het passeren van de twee mannen had opgemerkt en ging toen verder met waar hij mee bezig was.
‘En dat vind je mooi?’ vroeg Miguel.
‘Natuurlijk.’
‘Ik hou het toch maar bij García Márquez.’
‘Wat is het beste verhaal dat ooit de prijs van El Nacional heeft gewonnen?’
Matías Rye deed elk jaar mee aan de literaire prijsvraag van de krant, maar won nooit. Mettertijd had hij een uitputtende en verbitterde kennis vergaard over de geschiedenis van de prijs. Regelmatig noemde hij verhalen en schrijvers die de prijs hadden gewonnen om aan te geven hoe rechtvaardig of onrechtvaardig het leven kon zijn.
‘“De hand bij de muur”, denk ik.’
‘Nee. Het succes van dat verhaal was dat het op het juiste moment verscheen. Guillermo Meneses heeft de merkwaardige verdienste dat hij de grondlegger is geweest van een nutteloos genre: de lyrische politieroman. Het enige verhaal van die prijsvraag dat de moeite waard is, is “Boquerón”. Humberto Mata was de eerste van ons die begreep dat de politieroman een genre met meer verleden dan toekomst was.’
‘Ik heb het niet gelezen.’
‘Lees het, en nadat je het gelezen hebt, zul je je elke keer dat je een zwerver tegenkomt voorstellen dat hij aan de oever van de Guaire woont en ’s ochtends omringd door reigers wakker wordt. En dat is een mooi beeld.’
‘Als jij het zegt.’
‘En nu, wat is volgens jou het slechtste verhaal dat ooit de prijs van El Nacional heeft gewonnen?’
‘Dat van Algimiro Triana.’
‘Dat zeg je vanwege de affaire-Arlindo Falcão. Algimiro is een minderwaardige vent, maar het is niet het slechtste verhaal. De titel van het verhaal dat ik bedoel is onuitspreekbaar. Ik kan hem nooit onthouden, maar het verhaal is van Pedro Álamo. Het was in 1982, en het is de meest omstreden editie in de geschiedenis van de prijs. Het is een onbegrijpelijk verhaal, van begin tot eind. Ik heb het altijd beschouwd als de tekst van een gek, maar menig criticus heeft er een meesterwerk in willen zien. Ik denk dat ik mijn hypothese eindelijk zal kunnen toetsen.’
‘Welke hypothese?’
‘Jij gaat me daarbij helpen. Pedro Álamo is een van mijn leerlingen in mijn workshop creatief schrijven.’
‘En wat heb ik daarmee te maken?’
‘We zijn zo’n beetje vrienden geworden. Ik heb hem het nummer van jouw privépraktijk gegeven. Kun je voor aanstaande maandag een gaatje vrijmaken in je agenda? Álamo heeft last van paniekaanvallen.’

 

Copyright © 2016 Rodrigo Blanco Calderón

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum