Leesfragment: Verhaal van een leven 3

11 augustus 2018 , door Konstantin Paustovski
|

Deze zomer verscheen het derde deel van Paustovski's Verhaal van een leven in de Russische Bibliotheek - met drie oorspronkelijk gecensureerde hoofdstukken, teruggevonden door het Moskouse Literair Museum–Centrum K.G. Paustovski. Wij brengen het eerste gecensureerde hoofdstuk in Wim Hartogs vertaling, 'De gietijzeren klauw'.

Verhaal van een leven is wat Paustovski zelf een ‘epische autobiografie' heeft genoemd. Dit memoriaal, dat loopt van het einde van de tsarentijd tot aan de hongersnoden die voortkwamen uit de Nieuwe Economische Politiek van de Sovjets, doet die betiteling eer aan. Het is een omvangrijke reeks persoonlijke herinneringen op het strijdtoneel van de geschiedenis. In dit laatste deel van Konstantin Paustovskis ‘epische autobiografie' staat niet eerder gepubliceerd materiaal. Het betreft drie hoofdstukken en uitgebreide aanvullingen die werden gecensureerd onder Stalins bewind.

Het derde deel bevat Sprong naar het zuiden en Boek der omzwervingen, en is daarmee het laatste deel van de memoires. Eerder verschenen de eerste twee delen van Paustovski's Verhaal van een leven in de Russische Bibliotheek, bestaande uit Verre jaren, Onrustige jeugd, Begin van een onbekend tijdperk en Tijd van de grote verwachtingen.

‘Over alles wat Paustovski schrijft ligt een waas van melancholie. Schrijvend over het leven vergeet hij nooit de dood. Dat maakt hem tot een schrijver die met heel zijn wezen betrokken is bij deze wereld en zijn betrokkenheid met uiterste zorgvuldigheid verwoordt.' - Trouw

‘Konstantin Paustovski is voorbijgegaan. Zijn werk zal hem op den duur wel volgen. Maar de zon zal nog eeuwen ondergaan in de schittering die hij heeft beschreven.' - Vrij Nederland

N.B. Eerder publiceerden wij voor uit Paustovski's Goudzand. Deel een van Verhaal van een leven kost in augustus slechts € 29,99.

 

9
De gietijzeren klauw

Mijn leven in de periode waarin ik in Poesjkino woonde, kwam af en toe neer op pure armoede. Ik had altijd een hongerige maag en ‘zat op water en brood’, en als ik zo’n late avonddienst had dat ik de laatste trein naar Poesjkino niet meer halen kon, bleef ik ergens in Moskou overnachten bij goede kennissen en vrienden, waar men vaak zo klein behuisd was dat ik er gewoon onder de tafel op de vloer sliep. Maar dat is niet waaronder ik leed. Mijn neerslachtigheid kwam door heel iets anders.
Voor mijn baan bij de rosta had ik nooit ergens een vast dienstverband gehad. Tot dan toe was ik bij het werken altijd betrekkelijk vrij geweest. Niemand had over mijn leven en geweten beschikt. Het had mij gewoon meegezeten. Ik kende nog niet hoe het voelt ondergeschikt te zijn aan een persoon die mij wezensvreemd was en van wie ik wel kon walgen.
Het onafhankelijkheidsgevoel dat in mij zat, werd in die periode nog versterkt door een afzichtelijk schouwspel dat zich elke ochtend in Poesjkino voor mijn ogen voltrok. Ik zag hoe normale hardwerkende mensen, uit angst te laat op hun werk in Moskou te komen, waardoor ze het gevaar liepen te worden ontslagen of zelfs gevangenisstraf te krijgen, genoodzaakt waren zo hard ze konden naar de lokaaltreintjes te rennen.
Dit schouwspel van honderden verdwaasd naar de stationnetjes en vervolgens langs de straten van Moskou voorthollende mensen was mij onverdraaglijk.
Men leefde voortdurend in een vernederende angst. Het kon dan ook niet anders dan dat men verbitterde en verwilderde. Vaak moesten jonge mensen, die er al in stonden, machteloos toezien hoe zieke mensen en mensen op leeftijd – hun vader, hun moeder of zelfs hun opa – met reutelende ademhaling op een drafje alsnog de tram of de bus probeerden te halen en er stuntelig insprongen, net zulke zielenpoten als zijzelf van de treeplanken verdringend en de huid vol scheldend.
Onder het volk, zo vol menselijkheid en eenvoud des harten, verschenen gaandeweg steeds meer verklikkers, machtswellustelingen, hielenlikkers en huichelaars. Uit welke krochten doken zij op? Hoe konden zij zich in een handomdraai de methodes eigen maken waarmee je mensen vernedert? Kennelijk kan men bepaalde lieden even snel wantrouwen en wreedheid bijbrengen als kinderen leren lezen en schrijven. De mensen die wantrouwen en wreedheid werden aangeleerd, gingen zich onvermijdelijk als een soort automaat gedragen.
In alles wat zij deden, lieten zij zich niet leiden door hun verstand en geweten, maar enkel door een bevel van hogerhand. Zij dienden personen, niet het volk. In het dagelijks leven van deze lieden was voor het geweten geen plaats meer.
Als een superieur, die het nog niet waard was zelfs maar het slijk van de laarzen van zijn personeel weg te poetsen, het zich kon permitteren hun grof en beledigend het woord te ontnemen, de mond te snoeren met snauwen en grauwen en schuttingtaal, wat kon je dan nog van hen verwachten?
In de eerste tijd na de dood van Lenin begonnen grof gedrag en minachting van de wet en van de menselijke waardigheid geleidelijk aan de dag te treden, maar al na een jaar of drie, vier dijde dit uit als een kankergezwel en kreeg het de gedaante van terreur.
Er werd een absoluut gehoorzamen aan elke wens, elke uiting of elke gril van Stalin geëist, een gehoorzamen aan elke dwaasheid: van vernietiging ‘wegens overbodigheid’ van belangrijke terreinen van de wetenschap (zoals dat van de biologie) tot aan de verafgoding van de leider in de vorm van miljoenen staatsieportretten. Het afsterven van het leven verliep snel. Bijna alle getalenteerde en tot zelfstandig denken in staat zijnde mensen werden verdacht gemaakt en beschouwd als potentiële vijanden. Ze werden in de tang genomen.
Misschien was het legendarische geduld van ons volk wel de enige karaktertrek die nog resteerde van de volksaard van voorheen. Niet zomaar werden er altijd toosten ter ere van dit geduld uitgebracht.
Om de omvang van deze nationale ramp te kunnen begrijpen, moeten wij de waarheid onder ogen zien zonder te proberen deze met allerlei schijnargumenten goed te praten.
Wanneer is dit eigenlijk allemaal begonnen? Zelfs nu is het lastig deze tijd met volledige exactheid af te palen. Tot volle wasdom kwamen deze negatieve eigenschappen in het jaar 1937. In die tijd lag de gietijzeren klauw van de dictatuur al met zijn volle gewicht over het land. De mensen voelden de verpletterende druk ervan op alle gebieden van het leven. Er brak een zwarte tijd aan waarin vrijwel elk gezin ontredderd raakte, vernederd werd en uiteenviel.
Voor iedere, met een heel klein beetje verstand en gevoel gezegende mens werd het leven tot een dagelijkse morele beproeving. En waar, als door de dood van Stalin er geen plotselinge verlossing was gekomen, deze allerduisterste periode in het bestaan van ons land op uitgelopen zou zijn, is onvoorstelbaar en onvoorspelbaar.
Voor wat er gebeurde, was geen enkele uitleg mogelijk. De mensen waren het spoor bijster en zochten krampachtig naar zo’n uitleg. Ze waren blij met elke futiliteit die toch nog een greintje rechtvaardiging leek te verschaffen voor wat er gebeurde. Anders kon je het niet opbrengen gewoon je werk te doen en het land op te bouwen. Daarvoor was het nodig jezelf wijs te maken dat alles min of meer normaal verliep en ondergeschikt was aan de hoge doelen die de staat zich stelde.
Maar de uitleg was simpel. De psychologie van Stalin was totaal het tegenovergestelde van die van het volk. Het overgrote deel van het volk was altijd heel menslievend geweest. Degene die aan het hoofd van het land stond en onbeperkte macht uitoefende, was onmenselijk. Mensen waren voor hem hoe dan ook niet meer dan gereedschap, radertjes, een instrument voor het bereiken van zijn doelen.
De menselijkheid van het volk kwam bij iedere stap in botsing met de wreedheid van de leider. Voorbeelden daarvoor zijn er te over.
Kort voor het einde van de oorlog beval Stalin dat 20.000 Duitse krijgsgevangenen in een kolonne door heel Moskou moesten worden gevoerd. Hij was ervan overtuigd dat de bevolking bij het zien van de Duitsers tegen hen zou beginnen te razen en te tieren, wat nog extra zou bijdragen tot zijn triomf als overwinnaar en veldheer. Hij wilde het verdriet van het volk, de vaderlandsliefde en de haat voor het fascisme bespelen.
Alleen in geval van een volledige miskenning, onbegrip en minachting van ons volk kon iemand het idee opvatten deze martelgang van krijgsgevangenen door een menigte van miljoenen Moskovieten te organiseren.
Er gebeurde echter totaal het tegendeel van wat Stalin beoogde. Het volk toonde zijn nobelheid en grootheid van geest, en weigerde smalend de opgedrongen rol van wreker te vervullen. Toen duizenden uitgeputte, magere, ongeschoren, terneergedrukte soldaten over de Tuinring kwamen aanlopen en men hun van pijn verkrampte gezichten, de zwachtels, het aangekorste bloed, de kapotte uniformjassen zag en de duizendvoudige zware, reutelende ademhaling en de doodse roffel van de krukken hoorde, viel onder de met vele duizenden samengedromde Moskovieten een verbijsterd zwijgen, en daarmee werd het allerzwaarste vonnis uitgebracht over de dictator die deze mensonwaardige vertoning bedacht had.
Nu eens hier, dan weer daar begon men door het bewakingskordon heen te breken en de gevangenen brood, sigaretten en suiker – alles wat de Russische mens sinds onheuglijke tijden gewoon was aan ongelukkigen en vernederden te schenken – toe te steken. En de gevangenen huilden, de mouw van hun uniformjas tegen hun ogen drukkend.
Dat was de dag van de grote barmhartigheid en rechtvaardigheid van het volk. Het Russische volk liet zich niet dwingen klappen uit te blijven delen aan iemand die neergeslagen is.

pro-mbooks1 : athenaeum