Leesfragment: Verruim je geest

28 december 2018 , door Michael Pollan
|

Een van de grote titels van het najaar was Michael Pollans Verruim je geest. Wat psychedelica ons leren over bewustzijn, sterven, verslaving en depressie (vertaald door Lidwien Biekmann en Koos Mebius). Deze kerstvakantie brengen we een fragment.

Wie dankzij psychedelica in een andere werkelijkheid verbleef, zal dat nooit vergeten. Onderzoeksjournalist Michael Pollan beschrijft zijn eigen existentiële ervaringen en onderzoekt de grenzen van wat we begrijpen van de geest, ons bewustzijn en onze plek op deze wereld. Hij spreekt hersenonderzoekers en therapeuten over de nieuwste wetenschappelijke en medische ontwikkelingen rondom geestverruimende middelen en neemt ons mee in experimenten met psychedelische drugs als LSD, psilocybine en DMT, die zijn leven hebben veranderd. Psychedelica hebben sinds midden vorige eeuw een grote invloed op de sociale geschiedenis en het begrip van ons brein, en worden inmiddels gebruikt bij de behandeling van depressie, verslaving en angststoornissen – met indrukwekkende resultaten.

N.B. Eerder besprak Pieter Hoexum Pollans Pleidooi voor echt koken.

 

2. Biologie

In de ban van de paddenstoel

Mijn eerste ontmoeting met Roland Griffiths was bijna ten einde. We hadden in zijn kamer op de Johns Hopkins University verschillende zaken de revue laten passeren: zijn eigen mystieke ervaringen, mijn ideeën over leven na de dood, en de kracht van psilocybine als middel om het leven van mensen te veranderen. Toen de lange, slungelige wetenschapper opstond van zijn bureaustoel, haalde hij een kleine penning uit zijn broekzak.
‘Ik heb hier nog een cadeautje voor je,’ zei hij. ‘Maar je moet er wel een vraag voor beantwoorden.’
‘Zeg eens,’ begon Griffiths, terwijl hij me strak in de ogen keek, ‘ben je er nú, op dit moment, van bewust dat je een bewustzijn hebt?’ Even stond ik perplex, maar na een lang moment van zelfreflectie beantwoordde ik de vraag bevestigend. Blijkbaar was dat het juiste antwoord, want Griffiths stopte me de munt toe. Op de ene kant stond een viertal lange, dunne, gebogen psilocybe cubensis afgebeeld, een vrij bekende soort psychedelische paddenstoel. Achterop prijkte een citaat van William Blake, dat, naar ik me later pas realiseerde, op een fraaie manier de werkwijzen van de wetenschapper en de mysticus onder één noemer brengt: ‘Het experiment vormt de enige ware weg naar kennis.’
Roland Griffiths was, zo bleek, die zomer voor het eerst naar Burning Man geweest (had ik daar weleens van gehoord?); toen hij erachter was gekomen dat er in die tijdelijke stad geen geld werd gebruikt maar dat er wel andere tekenen van waardering werden uitgewisseld, had hij die paddenstoelpenningen laten maken: zo kon hij toch iets toepasselijks weggeven of als ruilmiddel gebruiken. Nu geeft hij de munten als bedankje aan vrijwilligers die mee hebben gedaan aan zijn onderzoeken. Weer iets wat ik niet achter Griffiths had gezocht. Of twee dingen, beter gezegd. Ten eerste dat deze wetenschapsman het kunst. en psychedelica-festival in de Nevadawoestijn had bezocht. En ten tweede dat hij een ruilmiddel had bedacht dat een eerbetoon vormde aan de psilocybine-paddenstoel zelf.
Op een bepaalde manier bezien leek een penning met paddenstoelen erop ook volkomen logisch: het molecuul waar Griffiths en zijn collega’s de afgelopen vijftien jaar mee hebben gewerkt is immers afkomstig van een paddenstoel. Zowel de paddenstoel zelf als de psychoactieve verbinding daarin waren pas in de jaren 50 in het vizier van de wetenschap gekomen. Toen was de psilocybine-paddenstoel ontdekt in Zuid-Mexico, waar de Mazatec-indianen het ‘vlees der goden’ heimelijk als geneesmiddel en bij voorspellingen bleken te gebruiken — en dat al sinds ver voor de Spaanse verovering. Desondanks zijn er, afgezien van een keramisch beeldje van een paddenstoel op een plank in de onderzoekskamer, in het lab weinig tot geen zaken te vinden die verwijzen naar de ‘magische paddenstoelen’. Ik heb op de Hopkins nooit iemand gesproken die het tamelijk verbazingwekkende feit aanhaalde dat de levensveranderende ervaringen van de vrijwilligers aldaar op het conto konden worden geschreven van een chemische verbinding die afkomstig was uit de natuur — uit een paddenstoel.
Maar het is ook niet zo gek dat dit in een laboratoriumomgeving makkelijk wordt vergeten. Alle wetenschappers die vandaag de dag onderzoek doen naar psychedelica werken uitsluitend met de synthetische versie van het psilocybine-molecuul. (De psychoactieve verbinding in de paddenstoel werd eind jaren 50 geisoleerd, nagemaakt en van een naam voorzien door Albert Hofmann, de Zwitserse scheikundige die lsd heeft ontdekt.) De vrijwilligers kregen dus een uit het laboratorium afkomstig wit pilletje te slikken in plaats van een handjevol droge, bittere paddenstoeltjes. Hun belevenissen komen tot stand in een medisch aandoende omgeving die wordt bevolkt, bij wijze van spreken, door mannen en vrouwen in witte jassen. Een dergelijke verzakelijkte sfeer is ongetwijfeld gebruikelijk bij modern wetenschappelijk onderzoek, maar hier wordt er nog een schepje bovenop gedaan, doordat men bewust afstand wil creeren tussen de stof psilocybine en haar wortels (of misschien kan ik beter zeggen mycelia) in de tegencultuur van de jaren 60, in het sjamanisme van de indianen en wellicht ook in Moeder Natuur zelf. Want daar, in de natuur, stuiten we op het mysterie van een klein bruin paddenstoeltje dat het in zich heeft om het bewustzijn te veranderen van de dieren die ervan eten. LSD – dit wordt vaak vergeten – is eveneens afkomstig van een schimmel, de Claviceps purpurea, ook wel moederkoren genoemd. Deze bijzondere paddenstoelen produceren niet alleen sporen, maar op de een of andere manier ook betekenisvolle ervaringen in de menselijke geest. Gedurende de dagen die ik in het Hopkins-lab doorbracht en tijdens de urenlange gesprekken die ik met mensen voerde over hun psilocybine-avonturen kreeg ik een steeds sterkere drang om deze andere kant van dit onderwerp te gaan onderzoeken – de biologie van deze paddenstoelen en de vreemde krachten die erin huisden. Waar kwamen deze paddenstoelen voor, hoe groeiden ze? Hoe kon het dat ze zich hadden ontwikkeld tot minifabriekjes van een chemische stof die zo op de neurotransmitter serotonine leek dat ze de bloed-hersenbarrière kon passeren en tijdelijk de macht over een zoogdierenbrein kon overnemen? Was het een verdedigingsstof, bedoeld om paddenstoeleneters te vergiftigen? Dat is op het eerste gezicht de meest aannemelijke verklaring, die echter onderuit lijkt te worden gehaald door het feit dat de hallucinogene stof vrijwel alleen in het ‘vruchtlichaam’ van de zwam voorkomt, wat nu juist het gedeelte van het organisme is dat bij voorkeur wél dient te worden geconsumeerd. Was de paddenstoel er misschien op de een of andere manier bij gebaat dat er iets veranderde in geest van het dier dat ervan snoepte?*
Dan waren er ook vragen van meer filosofische aard, opgeworpen door het feit dat er een paddenstoel bestond die niet alleen in staat was een bewustzijnsverandering op te wekken, maar ook om de mens een diepgaande mystieke ervaring te bezorgen. Dit kan op twee totaal verschillende manieren worden geïnterpreteerd. In de eerste zienswijze pleit de geestverruimende werking van psilocybine voor een behoorlijk materiële kijk op bewustzijn en spiritualiteit, aangezien de geconstateerde bewustzijnsveranderingen rechtstreeks in verband kunnen worden gebracht met een chemische stof – psilocybine. En wat is er materiëler dan een chemische stof? Een niet onredelijke conclusie die uit de werking van psychedelica kan worden getrokken is dus dat de goden slechts door chemische verbindingen voortgebrachte hersenspinsels zijn.
Maar verrassend genoeg zien de meeste mensen die dergelijke ervaringen hebben gehad dit volstrekt anders. Zelfs de meest areligieuzen onder hen zijn er na afloop van hun ‘reizen’ van overtuigd dat er iets bestaat wat de materiële kant van de werkelijkheid overstijgt: een soort ‘gene zijde’. Het is niet zo dat ze ontkennen dat er een naturalistisch verschijnsel ten grondslag ligt aan deze openbaring; ze interpreteren die gewoon niet als zodanig.
Als dergelijke transcendente ervaringen worden gefaciliteerd door moleculen die zich zowel in onze hersenen als in de wereld van planten en schimmels bevinden, is de natuur wellicht niet zo passief en ‘dom’ als de Wetenschap ons wil doen geloven en is er misschien sprake van een buiten ons bestaande ‘Geest’ – iets wat verankerd is in de natuur, zoals ook in ontelbare oude culturen werd geloofd. Wat mij (spiritueel verarmd als ik ben) in mijn overtuiging sterkte dat de natuur geen enkele geestelijke dimensie kent, vormt in de ogen van hen met meer psychedelische ervaring juist het onomstotelijke bewijs dat ze juist volledig doordrongen is van iets geestelijks, van het Vlees der Goden, zo men wil.
Daarmee had ik een interessante paradox te pakken. Hetzelfde fenomeen dat spirituele en religieuze gedachten in de puur materiële hoek leek te kunnen drukken, bezorgde mensen zó’n krachtige ervaring dat ze ervan overtuigd raakten dat er een niet-materiële werkelijkheid bestond – bij uitstek de basis voor religieuze gevoelens.
Ik hoopte dat een nadere kennismaking met de psychoactieve KBP’s (de mycologen-afkorting van ‘kleine bruine paddenstoel’) die aan deze paradox ten grondslag lagen, licht op de zaak zou kunnen werpen of de paradox zelfs zou kunnen oplossen. Inmiddels was ik al een beetje een paddenstoelenjager geworden; wat een handvol eetbare bosbewoners betreft (cantharellen, morieljes, doodstrompetten en eekhoorntjesbrood) was ik zó zeker van mijn zaak als ik ze aantrof dat ik ze durfde te eten. Al mijn leermeesters in dezen hadden me echter voorgehouden dat de wereld van de kbp’s een stuk complexer en gevaarlijker was; vrijwel alle potentieel dodelijke paddenstoelensoorten zijn namelijk kbp’s. Maar onder begeleiding van een expert kon ik hopelijk een paar Psilocybe aan mijn repertoire toevoegen en zo al doende een begin maken met het ontrafelen van het mysterie van hun bestaan en van de griezelige krachten die ze bezaten.

* Technisch gesproken is een paddenstoel het ‘vruchtlichaam’ ofwel het voortplantingsorgaan van een schimmel. Je zou paddenstoelen kunnen zien als de appels van een ondergrondse boom. Het grootste gedeelte van het schimmelorganisme bevindt zich onder het aardoppervlak, in de vorm van mycelia – de bekende witte, spinnenwebachtige eencellige draden die zich door de bodem uitstrekken. Maar doordat het lastig is om die delicate ondergrondse structuren te bekijken en te bestuderen – je kunt ze niet tevoorschijn halen zonder ze kapot te maken – richt de aandacht zich in de praktijk vooral op de paddenstoelen, die immers wel zichtbaar zijn, al zijn ze in feite slechts het spreekwoordelijke topje van een soort schimmelijsberg.

[...]

 

Copyright © 2018 Michael Pollan
Copyright Nederlandse vertaling © 2018 Lidwien Biekmann en Koos Mebius / bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum