Leesfragment: Ze hebben mijn vader vermoord

25 december 2018 , door Édouard Louis
|

Het was het jaar van Édouard Louis. Hij sprak de Gidslezing uit, zijn roman Geschiedenis van geweld stond op de longlist van de Europese Literatuurprijs, en hij bleek in de literatuur de vertolker van de gele hesjes-beweging. Daarom vandaag: een fragment uit Ze hebben mijn vader vermoord (vertaling Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre).

Ze hebben mijn vader vermoord van Édouard Louis is een uitzonderlijke aanklacht tegen de Franse staat én een aangrijpende liefdesbetuiging van een zoon aan zijn afgetakelde vader. Louis keert terug naar het grauwe stadje van zijn jeugd en ziet met eigen ogen de schaamteloze uitbuiting en minachting van de Franse werkende klasse door de politieke elite. Met nauwelijks verholen woede probeert Louis te doorgronden wat zijn vader als arbeider in zijn leven heeft moeten doorstaan. Zijn kijk op hun relatie, jarenlang geteisterd door schaamte, armoede en homofobie, zal er blijvend door veranderen.

‘Dit is het verhaal van mijn vaders leven en de gebeurtenissen die dat leven hebben verwoest, van zijn geboorte tot zijn naderende dood. Het is een poging om hem, en de wereld waarin hij leeft, te begrijpen. Dit is het verhaal van een man uit de arbeidersklasse, wiens verwachtingen, geluk, passies en dromen langzaam maar zeker verpletterd worden door de samenleving en de politiek. Dit is het verhaal van een man, of een persoon, waar het in de literatuur bijna nooit om draait.’ – Édouard Louis 

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Geschiedenis van geweld. Lees het fragment op Athenaeum.nl.

 

Als dit een toneeltekst was, zou de eerste zin moeten luiden: een vader en een zoon staan op een paar meter afstand van elkaar op een grote, ruime, lege plek. Die plek zou een korenveld, een verlaten, onttakelde fabriek of de gymzaal vol plastic spullen van een school kunnen zijn. Misschien sneeuwt het. Misschien raakt het tweetal langzaam maar zeker ondergesneeuwd. Vader en zoon kijken elkaar bijna nooit aan. Alleen de zoon is aan het woord, de eerste zinnen die hij zegt worden afgelezen van een papier of van een scherm, hij probeert iets tegen zijn vader te zeggen, maar we weten niet waarom het lijkt of de vader hem niet kan horen. Ze staan vlak bij elkaar, maar vinden elkaar niet. Soms raakt de huid van de een de ander aan en is er contact, maar zelfs dan, zelfs op die momenten, is de een niet bij de ander. Het feit dat alleen de zoon aan het woord is, alleen hij, geeft aan dat de situatie beiden geweld aandoet: de vader heeft geen mogelijkheid over zijn leven te vertellen en de zoon hoopt op een antwoord – dat hij nooit zal krijgen.

 

I

Op de vraag wat het woord ‘racisme’ voor haar betekent, antwoordde de Amerikaanse academica Ruth Gilmore dat racisme het risico is dat bepaalde bevolkingsgroepen lopen om voortijdig te sterven.
Die omschrijving gaat ook op voor mannelijke dominantie, homo- en transgenderhaat, klassendominantie en alle uitingen van sociale en politieke onderdrukking. Als je politiek beschouwt als het heersen van levenden over andere levenden binnen een gemeenschap waarvoor ze niet zelf hebben gekozen, dan is politiek het onderscheid tussen bevolkingsgroepen die worden gesteund, gestimuleerd en beschermd, en bevolkingsgroepen die worden blootgesteld aan dood, vervolging en moord.

Vorige maand ben ik je komen opzoeken in het stadje in het noorden waar je nu woont. Het is een lelijke, grauwe stad. Je woont maar een paar kilometer van zee, maar daar ga je nooit heen. Ik had je een paar maanden niet gezien – het was lang geleden. Toen je de deur opendeed, herkende ik je niet.
Ik keek je aan en probeerde de jaren waarin ik ver weg had geleefd, van je gezicht af te lezen.
Later vertelde de vrouw met wie je samenwoont dat je bijna niet meer kon lopen. Ze zei ook dat je ’s nachts een apparaat nodig hebt om te ademen, anders zou je hart ermee ophouden, want het kan niet kloppen zonder hulp, zonder die machine, het wil niet meer kloppen. Toen je opstond om naar de wc te gaan en terugkwam, zag ik het: je was na tien meter lopen buiten adem, je moest gaan zitten om bij te komen. Je verontschuldigde je. Dat was nieuw, verontschuldigingen van jou, daar moet ik aan wennen. Je vertelde dat je naast een te hoog cholesterolgehalte ook een ernstige vorm van diabetes had, dat je elk moment een hartstilstand kon krijgen. Terwijl je dat allemaal uit de doeken deed, raakte je buiten adem, je borstkas verloor in ijltempo alle zuurstof, alsof hij lek was, zelfs praten was een te grote, te zware inspanning. Ik zag je vechten tegen je lichaam, maar probeerde te doen alsof ik het niet merkte. Een week voordien was je geopereerd aan wat in de medische wereld een eventratie heet — ik kende het woord niet. Je lichaam kon zijn eigen gewicht niet meer dragen, je buik hing omlaag, hing te veel, te zwaar, zo zwaar dat hij vanbinnen was gescheurd, dat hij loskwam door zijn eigen gewicht, zijn eigen massa.
Je kunt niet meer autorijden zonder jezelf in gevaar te brengen, je mag geen alcohol meer, je kunt niet meer douchen of gaan werken zonder enorme risico’s te nemen. Je bent nog maar net boven de vijftig. Je hoort tot de categorie mensen die volgens de politiek vroegtijdig het loodje legt.

Mijn hele kindertijd hoopte ik dat je weg was. Ik kwam aan het eind van de middag, rond vijf uur, terug van school. Als ik bijna thuis was en je auto niet voor ons huis geparkeerd stond, wist ik dat je naar het café was of naar je broer en dat je laat zou thuiskomen, misschien zelfs pas als de nacht viel. Zag ik je auto niet op het trottoir voor het huis staan, dan wist ik dat we zonder jou zouden eten, dat mijn moeder uiteindelijk haar schouders zou ophalen, ons het eten zou voorzetten en dat ik je niet voor de volgende dag zou zien. Elke dag als ik in de buurt van onze straat kwam, dacht ik aan je auto en deed ik een schietgebedje: zorg dat hij er niet staat, zorg dat hij er niet staat, zorg dat hij er niet staat.

Ik heb je maar toevallig leren kennen. Of via anderen. Niet lang geleden vroeg ik mijn moeder hoe ze je had ontmoet en waarom ze verliefd op je was geworden. Ze antwoordde: Het parfum. Hij had parfum op, en in die tijd was het anders dan nu, weet je. Mannen gebruikten nooit parfum, dat hoorde niet. Maar je vader wel. Hij wel. Hij was anders. Hij rook heerlijk.

[...]

 

Copyright © 2018 Édouard Louis
Copyright Nederlandse vertaling © 2018 Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre

pro-mbooks1 : athenaeum