Leesfragment: 23 seconden

14 november 2019 , door Kees van Beijnum
|

Vanavond bij Letteren Live in SPUI25: Kees van Beijnum over zijn nieuwe roman 23 seconden. Wij brengen een fragment!

Twintig jaar na de geruchtmakende ‘hamermoord’ op haar moeder, een Amsterdamse raamprostituee, keert de jonge schrijfster Anne terug naar de Amsterdamse Wallen. Annes zoektocht naar de wortels van haar eigen bestaan, werpen steeds meer vragen op over de moord op haar moeder. Vastbesloten om het mysterie te ontrafelen, daalt ze dieper en dieper af in de duistere wereld van haar verleden. Als ze contact zoekt met de moordenaar, zijn de gevolgen niet meer te overzien. De ontrafeling van het mysterie is verbluffend knap verweven met het aangrijpende verhaal over de fotograaf Hayo, Annes te jong gestorven jeugdliefde.

23 seconden is een geweldige roman die de lezer in de greep houdt tot en met het ijzersterke slot.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit De offers.

 

1

Het kruispunt voor het Centraal Station lijkt op de set van een rampenfilm. Graafmachines en drilboren leven zich uit op het asfalt. Kraters, grommende generatoren, buizen die modderig water spuwen. Dwaze Zaken, toepasselijke naam heeft het café waar ik met uitzicht op al die bedrijvigheid een koffie bestel om het laatste beetje moed te verzamelen. Of om de deur naar afstel op een kier te houden, dat moet nog blijken. Ter aansporing herlees ik op mijn telefoon het bericht van Bart, de bevestiging dat het voorschot voor mijn nieuwe boek volgende maand wordt overgemaakt.
‘Ik wil tot twintigduizend gaan, Anne,’ had hij me een week eerder met zijn kenmerkende directheid te verstaan gegeven.
Ik zat tegenover hem in zijn kantoor met uitzicht op de classicistische gevels aan de overkant van de gracht en trotseerde zijn hyperactieve blik achter de ronde brillenglazen. Vijfentwintig had ik aan mijn uitgever gevraagd voor het boek over mijn jeugd op de Wallen. ‘Twintig?’ herhaalde ik, in een poging mijn teleurstelling als een professioneel onderhandelaar door te laten klinken. Kansloos, maar goed, je probeert het toch.
‘Doe maar niet moeilijk,’ zei hij gedecideerd. ‘Als je te lang gaat nadenken, is mijn aanbod verlopen. Net als de bonusaanbieding van Albert Heijn.’
Ook al valt het bedrag lager uit dan ik hoopte, feit blijft dat ik voor het eerst in mijn leven profijt van mijn moeder trek. Wie had kunnen denken dat een hoer dood meer waard is dan levend? Nu ja, een vermoorde dode hoer.
Om te voorkomen dat ik binnenkort aan de bedelstaf raak, hoef ik alleen nog maar mijn koffie op te drinken, de deur uit te gaan, en linksaf de Nieuwebrugsteeg in te slaan. En, ja, ook dat, een boek schrijven. Aan het begin van de steeg ligt de startlijn, waar ik fysiek overheen moet. Twintig jaar geleden deed ik dat in tegenovergestelde richting, met het vaste voornemen om er nooit meer terug te keren. Wat ik al die jaren heb volgehouden. Zonder enige moeite overigens.
In die verre zomernacht was het uitgestorven geweest op straat, in tegenstelling tot de kermis van auto’s, fietsers, scooters, stadsbussen en trams die vandaag in een bocht voor me langs de Prins Hendrikkade over zwenken. Alle voetgangers gaan rechtdoor, als door een magische kracht van mijn oude, smalle straatje aangetrokken, waar ze in de muil van rupsje-nooit-genoeg verdwijnen. Toeristen, het zijn er zoveel meer dan vroeger. Als het in het hotel van zijn moeder stil was, ging ik samen met mijn overbuurjongen en grote jeugdliefde Hayo naar hen op jacht. Runnen, noemden we het. Hij was een jaar of vijftien, ik anderhalf jaar jonger en zijn schaduw. Ook in de hal van het Centraal Station, wanneer de internationale treinen binnenliepen. Natuurlijk was het Hayo, met zijn wilde, lange haren en de onderkant van zijn trui in zijn spijkerbroek gepropt, die de reizigers onder aan de trappen van de perrons aansprak. Moeilijk was het niet om de prospects eruit te pikken. Iedereen met een koffer of rugzak versperde hij met ongewone handigheid de weg. Hotel? Good price. Clean rooms. Five minutes. Let’s go! Dat van die vijf minuten klopte.
‘Mevrouw?’ De serveerster van Dwaze Zaken staat aan mijn tafel. Achter haar wacht een groepje jonge Italianen belangstellend de ontwikkelingen af. ‘Zou u het erg vinden om ergens anders te gaan zitten?’ Ze wijst naar een kleine tafel langs de muur bij de bar. ‘Dit is onze Instagram table.’
Als ik buitenkom, sluit ik me aan bij een gezelschap Aziaten die juist over de brug naderen en op hun hoede, lijkt het, een grote, kale man volgen, die een bordje omhooghoudt. Small group Volendam & Zaanse Schans staat erop. Ingesloten door windjacks laat ik me als een bange verstekeling de grens over smokkelen. Op de hoek van de steeg met de Warmoesstraat houdt de gids halt en wijst naar nummer 13, waar in het jaar dat ik hier kwam wonen nog een bakker zat. Hij capituleerde als een van de laatste middenstanders voor de dealers, die in de vensterbanken van de houten onderpui van de bakkerswinkel als ijverige ondernemers hun eigen nering draaiende hielden. Het is een zeventiende-eeuws pandje met een trapgevel in renaissancestijl. Met small group luister ik naar de gids, die naar de gevelsteen ‘In de Lompen’ boven de puibalk wijst. Zodra ik omhoogkijk maakt het perspectief van onderaf, met de hoekige trappen die de lucht in klimmen en al die kleine witte blokjes steen, me duizelig. Ik heb het gevoel dat ik ga flauwvallen en leun tegen de muur van het restaurant achter me. De groep trekt weer verder als ik nog sta bij te komen en me afvraag waarom de aanblik van dit op zich even onschuldige als luisterrijke pandje zo’n hevige uitwerking op me heeft. Op de stoep passeren me stromen voorbijgangers. Gemurmel in een amalgaam van vreemde talen, vlekkerige gezichten, rusteloze zielen die de weg naar huis niet willen vinden.

[...]

 

Copyright © 2019 Kees van Beijnum

pro-mbooks1 : athenaeum