Leesfragment: Alleen de bergen zijn mijn vrienden

04 november 2019 , door Behrouz Boochani
|

6 november verschijnt Behrouz Boochani's boek Alleen de bergen zijn mijn vrienden. Verslag vanuit de Manus-gevangenis, vertaald door Irwan Droog. Wij publiceren voor.

  • Behrouz Boochani is er onder gruwelijke omstandigheden in geslaagd een verslag te schrijven dat zijn gevangenbewaarders ongetwijfeld zal doen huiveren.’ - J.M. Coetzee

In 2013 trachtte de Koerdische dichter en journalist Behrouz Boochani te vluchten naar Australië. In plaats van daar onderdak te vinden, werd hij op zee opgepakt en naar het eiland Manus gevlogen, waar hij illegaal gevangen werd gezet in wat wel de ‘Australische goelag’ en het ‘Australische Guantanamo’ is genoemd. Daar verbleef hij tot september 2019.

Boochani schreef Alleen de bergen zijn mijn vrienden tijdens zijn gevangenschap in het geheim op een telefoon die hij voor de bewakers verborgen moest houden. Hij smokkelde zijn verhaal via tekstberichten van het eiland.

Dit boek is een getuigenis. Een even snoeihard als poëtisch ooggetuigenverslag. Een aanklacht. Een aangrijpend relaas van jarenlange opsluiting en ballingschap.

 

1
In het maanlicht / De kleur van angst

In het maanlicht
Een onbekende route
De lucht heeft de kleur van beklemmende angst.

Twee vrachtwagens rijden hun bange, rusteloze passagiers door een slingerend, rotsachtig doolhof. Ze haasten zich over een weg door de jungle, de uitlaten stoten angstaanjagende kreten uit. Er zijn zwarte doeken om de voertuigen gespannen, waardoor we alleen de sterren boven ons kunnen zien. Vrouwen en mannen zitten zij aan zij, hun kinderen op schoot… we kijken omhoog naar een lucht die de kleur heeft van beklemmende angst. Af en toe schuift er iemand heen en weer op de houten vloer van de vrachtwagen, om het bloed weer te laten stromen naar de vermoeide spieren. We zijn moe van het zitten, maar moeten onze krachten sparen om de rest van de reis aan te kunnen.
Zes uur lang heb ik niet bewogen, ik leunde met mijn rug tegen de houten wand van de vrachtwagen en luisterde naar een oude dwaas die over de smokkelaars klaagde, de vloeken stroomden uit zijn tandeloze mond. Drie maanden hongerig door Indonesië zwerven heeft ons naar deze ellende geleid, maar we zijn tenminste onderweg, over deze weg door de jungle, een weg die bij de oceaan zal uitkomen.
In een hoek van de vrachtwagen, dicht bij de deur, is een wandje geïmproviseerd van doeken; een scherm waarachter de kinderen in lege waterflessen kunnen plassen. Niemand besteedt er aandacht aan wanneer een paar arrogante mannen achter die afscheiding de volle flessen urine weggooien. De vrouwen blijven allemaal zitten. Ze zullen vast ook nodig moeten, maar misschien staat het idee om hun blaas achter het scherm te legen ze niet aan.
Veel vrouwen denken met hun kinderen in de armen aan de gevaarlijke reis over zee. De kinderen stuiteren op en neer, ze schrikken wanneer we door kuilen en over hobbels rijden. Zelfs de allerjongsten zijn zich bewust van het gevaar. Dat hoor je aan hun gegil.

Het gebrul van de wagen
Het bevel van de uitlaat
Angst en paniek
De bestuurder zegt dat we moeten blijven zitten.

Een magere, donkere en verweerd ogende man staat in de buurt van de deur en maant om de zoveel tijd tot stilte. Maar de lucht in het voertuig is gevuld met het gehuil van kinderen, het geluid van moeders die hen proberen te sussen en het angstaanjagende gebrul van de schreeuwende uitlaat.
De dreigende schaduw van angst verscherpt onze instincten. We razen langs boomtakken die de lucht boven ons soms verbergen, soms onthullen. Ik weet niet helemaal zeker welke route we nemen, maar ik vermoed dat de boot die ons naar Australië moet brengen aan een verre kust in het zuiden van Indonesië ligt, ergens in de buurt van Jakarta.

Toen ik drie maanden in Jakarta was, in Kalibata, en op het eiland Kendari, hoorde ik regelmatig verhalen over gezonken boten. Maar je denkt altijd dat alleen andere mensen bij zulke ongevallen omkomen – het is moeilijk om te geloven dat je zelf oog in oog met de dood kunt komen te staan.
Je stelt je je eigen dood anders voor dan die van andere mensen. Ik kan me er niets bij voorstellen. Zijn deze vrachtwagens, die zich in konvooi richting de oceaan haasten, misschien koeriers van de dood?

Nee
Toch zeker niet als ze kinderen vervoeren
Hoe is dat mogelijk?
Hoe zouden we in de oceaan kunnen verdrinken?
Ik ben ervan overtuigd dat ik anders zal sterven
Dat zal onder kalmere omstandigheden plaatsvinden.

Ik denk aan andere boten die onlangs zijn afgedaald naar de bodem van de zee.

Mijn angst neemt toe
Waren er op die boten niet ook kleine kinderen?
Waren de mensen die zijn verdronken niet net als ik?

Dit soort momenten ontwaken een soort metafysische kracht in de mens, en verbannen de realiteit van sterfelijkheid uit je gedachten. Nee, het kan niet zo zijn dat ik me zo gemakkelijk aan de dood moet overgeven. Ik ben voorbestemd om in de verre toekomst te sterven, en niet door verdrinking of een soortgelijk lot. Ik ben voorbestemd om op een andere manier te sterven, op het moment dat ik daarvoor kies. Ik besluit dat mijn eigen dood uit een keuze moet voortkomen – ik ben vastberaden, tot diep in mijn ziel. Sterven moet een keuze zijn.

Nee, ik wil niet sterven
Ik wil mijn leven niet zo gemakkelijk opgeven
De dood is onvermijdelijk, dat weten we
Gewoon een onderdeel van het leven
Maar ik wil niet zwichten voor de onvermijdelijkheid van de dood
Vooral niet zo ver verwijderd van mijn moederland
Ik wil niet doodgaan, niet daar, omringd door water
En nog meer water.

Ik heb altijd gedacht dat ik zou sterven waar ik ben geboren, waar ik ben opgegroeid, waar ik mijn hele leven tot dit moment heb doorgebracht. Meer dan duizend kilometer verwijderd van het land waar je vandaan komt sterven, dat is onvoorstelbaar. Wat een verschrikkelijke, ellendige dood, niets minder dan een onrecht; een onrecht dat me volkomen willekeurig lijkt. Natuurlijk verwacht ik niet dat het mij overkomt.

[...]

 

© 2018 Behrouz Boochani
© vertaling Irwan Droog

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum