Leesfragment: Baron Wenckheim keert terug

27 augustus 2019 , door László Krasznahorkai
|

15 oktober verschijnt László Krasznahorkai's Baron Wenckheim keert terug in de vertaling van Mari Alföldy. Wij publiceren de 'Waarschuwing', die vooraf gaat aan de roman, voor.

In een kleine Hongaarse stad verspreidt zich het gerucht dat Béla Wenckheim, een rijke aristocraat, uit Argentinië terugkeert. Steeds meer mensen rekenen erop dat hij veel geld meebrengt, waardoor de stad weer tot bloei zal komen. Hij wordt dan ook feestelijk onthaald. Maar als de baron door een reeks tragikomische misverstanden onverwacht overlijdt, komt de gedesillusioneerde bevolking in opstand. Er breekt een enorme brand uit in de stad. De enige overlevende is een idioot die uit het gesticht is weggelopen en boven op de watertoren een liedje zit te zingen. Met de ene na de andere krachtige scène leidt Krasznahorkai de lezer door zijn verhaal, even ironisch verteld als zijn eerdere werk maar dit keer veel openlijker humoristisch. De ondergang lokt ons met een grijns.

László Krasznahorkai is een schrijver met een volstrekt authentieke stem die precies weet wat hij wil: 'schrijven over de wereld, niet over het communisme in Hongarije, niet over Hongarije, maar over een diepere laag in de wereld.'

N.B. Eerder publiceerden we voor uit De melancholie van het verzet, besprak Mark Schaap Satanstango en lichtte Mari Alföldy haar vertaling van dat boek toe.

 

Waarschuwing

Hij nam een appel uit de fruitmand, wreef hem schoon, hield hem in het licht om te zien of hij overal glansde en bracht hem naar zijn mond, alsof hij erin wilde bijten, maar hij beet niet, hij trok hem weg bij zijn mond en begon hem in zijn hand rond te draaien, terwijl hij zijn blik over de voor hem verzamelde groep liet glijden, waarna hij de hand met de appel op zijn schoot liet zakken en na een diepe zucht licht achteroverleunde, en na die lange stilte, die hoegenaamd niets betekende, zei hij dat ze hem mochten aanspreken zoals ze wilden, hoewel hij hun aanraadde om hem helemaal niet aan te spreken, want hij zou wel kunnen zeggen dat ze hem met dit of dat moesten aanspreken, maar dat zou allemaal geen enkele zin hebben, aangezien hij zich hoe dan ook niet aangesproken zou voelen, u zult mij, sprak hij met een metalige stem, gewoon nooit kunnen aanspreken, want u kunt niet met aanspreekvormen omgaan, maar voor mij is het voldoende als u enigszins met de instrumenten kunt omgaan, want dat is waar het vanaf nu over zal gaan, dat u goed met uw instrumenten kunt omgaan, u moet namelijk iets tot klinken brengen, tot klinken, herhaalde hij met stemverheffing, met andere woorden: tot leven brengen, lichtte hij toe, en daartoe moest hij alles weten, waarbij hij er nu maar niet op inging dat hij hoe dan ook vanzelfsprekend van alles op de hoogte was, hetgeen echter ook betekende dat zij, en hij hief zijn hand op met de appel, en terwijl hij de appel met vier vingers stevig in zijn hand geklemd hield, strekte hij zijn wijsvinger uit, wijzend naar hen, dat u, heren musici, mij onmiddellijk alles moet vertellen, u mag geen geheimen voor me hebben, dat is de hoofdzaak, ik wil alles tijdig weten, los van het feit dat ik – ik herhaal – alles al tot in het kleinste detail van tevoren weet, u mag niets voor mij verzwijgen, zelfs de allerkleinste futiliteit moet u mij melden, vanaf dit moment heeft u een zo ongelimiteerd mogelijke rapportageplicht, ik vraag uw vertrouwen, en hij begon uit te leggen wat hij bedoelde met de uitspraak dat iets, in dit geval dus het vertrouwen, zo ongelimiteerd mogelijk moest zijn, anders kwamen ze namelijk nergens toe met elkaar, dit wilde hij hun meteen al bij het begin nadrukkelijk onder de aandacht brengen, ik wil weten, zei hij, hoe u uw instrument uit het foedraal haalt en waarom u het zo doet, en het woord instrument moesten ze nu voor het gemak in de algemene betekenis opvatten, legde hij uit, zonder nu in te gaan op de vraag wie de viool bespeelde of de piano of wie de bandoneon in handen had of de contrabas of de gitaar, hij vatte nu alles samen met het woord instrument, want het gaat erom, zei hij, dat ik wil weten wat voor snaren de strijkers gebruiken, hoe ze hun snaren stemmen en waarom juist zo, hoeveel reservesnaren ze in de kist hebben voor de voorstelling, ik wil weten, en de metalige toon werd sterker in zijn stem, hoelang de bandoneonspelers en de pianisten hebben geoefend, hoeveel minuten, uren, dagen, weken en jaren, wat ze vandaag hebben gegeten en wat ze morgen willen eten, of ze van de lente houden of de winter, de zon of de schaduw, alles, begrijpt u, het exacte model van de stoel waarop u zit te oefenen, in welke hoek u de muziekstandaard precies neerzet, ook van de hars wil ik weten, in dit geval bij de violisten, waar u die koopt en waarom daar, de domste gedachten die u over de neerdwarrelende harspoeder te binnen schieten wil ik kennen, ik wil weten wanneer u uw nagels knipt en hoe, en naast dit alles, zei hij achteroverleunend in de stoel, wilde hij hun aan het verstand brengen dat hij met alles weten bedoelde, en ze moesten hem niet zo verschrikt aanstaren, dat hij zelfs van de meest futiele kleinigheden op de hoogte gesteld wilde worden, waarbij zij ook moesten weten dat hij, die ze in essentie een soort impresario konden noemen, mocht iemand ernaar vragen, dat hij dus elke stap van hen zou volgen, de kleinste beweging, terwijl hij van tevoren al precies wist wat die allerkleinste beweging zou zijn, waarvan ze dus verplicht waren verslag uit te brengen, en als zodanig bevonden ze zich dus tussen twee vuren, kort samengevat: enerzijds was daar het onvoorwaardelijke vertrouwen en de onbegrensde rapportageplicht en anderzijds de onmiskenbare, maar voor hen lastige en zelfs onoplosbare paradox – en dit moesten ze vooral niet proberen te begrijpen – dat hij alles wat ze hem verplicht rapporteerden bij voorbaat al wist, veel beter dan zijzelf, die contractuele samenwerking speelde zich dus vanaf nu tussen twee vuren af, een samenwerking waarvan zij moesten weten, dat moest hij er nog even aan toevoegen, voegde hij er nog even aan toe, dat die onvoorwaardelijk en vanzelfsprekend een eenzijdige en exclusieve afhankelijkheid betekende, u, zo vervolgde hij, en hij begon de glanzende appel in het stralende licht rond te draaien, kunt met niemand delen wat u mij vertelt, onthoud dat voor eens en altijd, alles wat u vertelt is uitsluitend voor mij bestemd, en niemand anders, waarbij u er onder geen enkele omstandigheid op kunt rekenen dat ik, en hij wees naar zichzelf met de appel in de hand, na dit voor u allesbepalende gesprek wat dan ook aan u zal vertellen of uitleggen, of toelichten, of herhalen, zodat u er dus goed aan doet nu naar mijn woorden te luisteren, en ik maak nu een grapje, alsof u Onze Lieve Heer zelf hoort, die gewoon van u verwacht dat u weet wat u in een gegeven geval moet doen, weet ik veel, zuig het maar uit uw duim, maar dit is zoals het is, en u mag geen fouten maken, en de metalige stem dreunde nog onheilspellender, fouten zijn er eenvoudigweg niet, omdat ze niet mogelijk zijn – alle aanwezigen, meende hij, waren in staat om dit te accepteren, al wilde hij natuurlijk niet beweren dat de samenwerking vanaf het moment dat hij één keer, nu dus, helder en gedetailleerd de werkelijke inhoud ervan presenteerde, hun veel plezier zou bezorgen, van plezier zou geen sprake zijn, ze konden het beter nu meteen als lijden beschouwen, want daarmee zouden ze beter af zijn, als ze niet aan plezier dachten maar al vanaf het allereerste begin aan lijden, aan bloed, zweet en tranen, want hun stond inderdaad leed te wachten, bitter, uitputtend, ellendig werk, waarmee ze binnenkort, als enige prestatie van hun ensemble, weliswaar ongewild, datgene waarvoor ze waren ingeschakeld zouden inpassen in de Schepping, dus fouten maken was hier niet mogelijk, er werd niet gerepeteerd of voorbereid, niets van ‘laten we opnieuw beginnen’ en dat soort dingen, dit is geen milonga, waar jullie vandaan komen, hier moet je meteen weten wat je te doen staat, en hoe misleidend die woorden in essentie ook waren – zelfs bij de oppervlakkige formulering waarvan hier sprake was – ze deden tenminste niet geheimzinnig over het bloed, het zweet en de tranen en de vreugdeloosheid waarover hij al gesproken had en die hun ten deel zouden vallen: wat ze gingen doen zou hun geen genot verschaffen, want wat stelt u individueel nou eigenlijk voor, een zootje krassende lawaaimakers bent u, die allemaal ieder voor zich klungelen op die instrumenten en geen enkele invloed hebben op het geheel, in dit geval de productie die zal worden opgevoerd, u kunt namelijk op geen enkele manier naar uzelf herleiden wat u samen betekent, anders gezegd: ze moesten dus onder ogen zien dat ze met het geheel helemaal niets te maken hadden, dat kwam op de een of andere manier vanzelf tot stand wanneer zij zich volledig aan de overeenkomst hielden, Joost mag weten hoe, maar het zou tot stand komen, hij wist nu al, om het nog eens te zeggen, dat het zo zou gaan, want het moest zo gaan en ze konden er het beste maar in berusten en geen vragen stellen, bijvoorbeeld hoe het mogelijk was, als ze ieder voor zich klungelaars waren, dat het geheel dan iets totaal anders was, op die vraag was hij niet bereid te antwoorden, zei hij met vermoeide arrogantie, nee, want het ging hun niets aan, ze moesten er maar in berusten dat ze in werkelijkheid met hun geklungel ieder apart niets bijdroegen aan het geheel, iets anders hoefden ze niet in hun hoofd te halen, en dit moest ook genoeg zijn, ze zouden hem kwellen als ze een antwoord probeerden los te krijgen, want hij werd al met afkeer vervuld door het idee dat hij bij dit gezeur keer op keer eraan moest denken hoe ze die strijkstok over de snaren konden laten gaan of op die toetsen konden rammen zonder ook maar iets van het geheel te begrijpen, want het geheel, dat steeg boven hen allemaal uit, hij kreeg al de koude rillingen, moest hij eerlijk zeggen, als hij dacht aan de mogelijkheid van hun meelijwekkende gehengel naar antwoord op de vraag in hoeverre hun individuele prestaties werden overstegen door het geheel, maar daar moesten ze het maar niet over hebben, zei hij hoofdschuddend, ook al zag hij helder met wat voor figuren hij – hoe treurig of beter gezegd: lachwekkend dat ook was – moest samenwerken, uiteindelijk zou het tot stand komen en zelfs vanaf het begin klinken zoals het volgens de verwachting moest klinken, en oproer, klonk het plotseling zacht, zelfs maar vage plannen tegen mij of voorstellen waarin het verlangen naar voren komt om iets anders te doen dan wat ik wil, daar moet u niet over durven dromen, u moet het uit uw hoofd zetten, of daar in elk geval uw best voor doen, want het loopt slecht af als u dat zou proberen, en dit is een waarschuwing, weliswaar geen goed bedoelde waarschuwing, want u mag hier slechts één wijs spelen en ook dat op slechts één manier, waarbij ik, en hij wees naar zichzelf met de appel in zijn hand, beide elementen van de samenwerking bepaal, u, heren, zult musiceren zoals ik het aangeef, en u moet me maar geloven want ik spreek uit ervaring, het is niet de moeite waard om tegen mij in te gaan, het heeft gewoon geen zin, u mag erover fantaseren dat het ooit anders zal zijn, als ik er maar van weet, u mag ervan dromen als u het mij maar bekent, want het zal nooit anders zijn, het zal altijd zo zijn, zolang ik van deze productie, ja, laten we bij deze term blijven, de impresario ben, zal ik bepalen wat er gebeurt, en dat ‘zolang’ is de eeuwigheid, want ik contracteer u voor één enkele productie, die voor u in deze hoedanigheid de enig mogelijke productie is, voor u is namelijk elke andere productie op dit niveau uitgesloten en is er dus geen daarna en daarvoor, en afgezien van het notoir schamele honorarium is er ook geen enkele beloning, uiteraard, er zal dus geen vreugde zijn en geen troost, als we klaar zijn, dan is het klaar en dat is het, maar ik kan u verklappen, verklapte hij nu, en de metalige stem leek een beetje milder te klinken, dat er ook voor mij geen vreugde zal zijn en geen troost, en ik bedoel niet alleen dat het me eigenlijk geen barst uitmaakt of er vreugde en troost zullen zijn, of wat u na onze overeenkomst denkt, voelt of doet, en hoe u uw beklagenswaardige deelname zult uitleggen en wat u uzelf dus allemaal gaat voorliegen, dat bedoel ik dus niet alleen, maar ook dat ik hier zelf geen plezier aan beleef en mijn beloning ook niet tegenover datgene staat wat we hier productie noemen, die moet namelijk plaatsvinden omdat ze nu eenmaal zal plaatsvinden, en dat is alles, ik houd niet van u en haat u niet, u mag van mij allemaal creperen, als er iemand uitvalt, komt er wel een ander voor in de plaats, ik zie van tevoren wat er gaat gebeuren, ik hoor van tevoren wat er zal klinken, en het gaat plaatsvinden, zonder vreugde en troost, opdat zoiets nooit meer zal plaatsvinden, ik ben dus ook niet blij als ik samen met u, heren musici, op het podium verschijn, ik zal geen greintje geluk voelen als alles uitgevoerd wordt volgens de bestelling die tot stand gekomen is door een mogelijkheid, want – en dit wilde ik u nog ten afscheid zeggen – ik houd niet van muziek, dus ook niet van wat we hier met z’n allen tot stand gaan brengen, ik ben degene die hier slechts toezicht houdt, ik ben degene die niets schept, alleen voorafgaand aan elke toon aanwezig is, want ik ben degene die alleen maar wacht tot het in Godsnaam eindelijk allemaal is afgelopen.

 

© László Krasznahorkai 2016
© Nederlandse vertaling Mari Alföldy / Uitgeverij Wereldbibliotheek 2019

pro-mbooks1 : athenaeum