Leesfragment: Bizar

14 juli 2019 , door Sjoerd Kuyper
| |

Bizar van Sjoerd Kuyper is dit jaar een van onze zomerboeken. Lees hier een fragment!

Bizar is het dagboek van Sallie Mo. Ze is dertien en kan al tien jaar lezen en doet niets anders – ze woont in haar boeken. Haar moeder vreest dat ze het contact met de echte wereld zal verliezen en stuurt haar naar dokter Bloem. Hij zegt dat ze drie maanden niet mag lezen. Ze moet nadenken over wat ze ziet en hoort en alles opschrijven. Oké, denkt Sallie Mo, als ik in die echte wereld moet rondlopen, kan ik net zo goed het hart van Dylan gaan veroveren. Met dat goede voornemen vertrekt ze, als iedere zomer, naar het eiland. Ze weet dan nog niet dat Dylan verliefd wordt op Jackie, een meisje dat van huis is weggelopen en zich met haar twee broertjes schuilhoudt in een bunker, dat Donnie een maatschappij wil beginnen waarin kinderen de baas zijn, en dat ze nog meer van Beitel gaat houden dan van Dylan. Alles loopt zo heftig uit de hand dat Sallie Mo niet meer durft op te schrijven wat er gebeurt. Van de lach om de eerste zin tot de tranen om de laatste, Bizar grijpt je en laat je niet meer los. Sallie Mo is een meisje dat je nooit meer zult vergeten.

N.B. Eerder bespraken we Kuypers Het verhaal van Sinterklaas.

 

Het is de bedoeling dat ik jou normaal maak

Vrijdag 10 juli 13.45

Als je zo lelijk bent als ik, kun je een hoop lol hebben. Niemand let op je. Ik bedoel, niemand zit de hele poos verliefd naar je te gluren, je kunt opstaan en weglopen als je er zin in hebt, niemand die het ziet en het duurt zeker een uur voor iemand vraagt: ‘Hé, waar is Sallie Mo?’ In een uur kun je veel doen. Je kunt een bank beroven of een moord plegen. Dan zegt iedereen: ‘Nee, Sallie Mo kan het niet hebben gedaan, die zat hier te lezen. Toch?’
Ik heb er nooit gebruik van gemaakt want tot vanmiddag dertien uur tweeëndertig heb ik niks anders gedaan dan lezen. Ik kon het al toen ik drie was en daarvoor deed ik alsof. Als ik een boek één keer had gehoord, kende ik het uit mijn hoofd. Als je de tekst dan hardop zegt en op het goede moment de bladzij omslaat, denken ze al gauw dat je kunt lezen. Als ze op je letten tenminste. Maar lelijke baby’s vinden ze nog erger dan lelijke pubers, lelijke baby’s mogen eigenlijk niet bestaan. Dus doen ze alsof je niet bestaat. Eigenlijk doet iedereen altijd alsof. Je kunt nooit zeker weten wat mensen denken. Alleen in boeken. Dat leg ik later uit. Ik heb tien jaar lang de hele dag kunnen lezen. Niemand die me stoorde, niemand die me vroeg of ik zin had om te zoenen achter de heg of te zwemmen bij zonsondergang, ‘helemaal alleen met z’n tweetjes’. Niemand heeft me ooit gevraagd om in een film te spelen.
Kappen.
Nu.
Dit moet het beste boek van de wereld worden dus eerst avonturen en daarna pas een beetje denken op papier. Iedereen moet zó graag willen weten hoe het verdergaat dat ze mijn gedachten op de koop toe nemen. Ook niet meteen vertellen wie iedereen is en wie zijn vader is en zijn moeder, want dan is het of je de Bijbel zit te lezen en daar ben zelfs ik niet doorheen gekomen.
Mijn moeder en ik waren als altijd de eersten. We hadden de boot van tien uur genomen en waren om half twaalf op het eiland en om twaalf uur op de camping en om half een stonden onze tentjes. We slapen ieder in een eigen tent, mijn moeder en ik. Niet omdat ik dat zo graag wil, maar omdat zij, zegt ze, de vrijheid wil hebben om te doen en laten waar ze zin in heeft, zeker in de vakantie. Opa David zei altijd: ‘Vrijheid is in de trein zitten met een geldig vervoersbewijs.’ Maar mijn moeder bedoelt met vrijheid dat ze de hele vakantie op zoek kan gaan naar een nieuwe vader voor mij. Zo noemt ze dat: een nieuwe vader zoeken voor Sallie Mo. Als ze er een gevonden heeft gaat ze testen of het een goeie nieuwe vader is. Dat doet ze in haar tent. Daar wil ze mij niet bij hebben. Ik snap het. Ik haat het. Ik ben eraan gewend. Maar daarom zijn we dus altijd vroeg op de camping. Dan heeft zij de eerste keuze.
Ze had de witte wijn al in de koelbox en ik zat de laatste bladzijden van Hamlet te lezen toen Dylan en zijn moeder opdoken tussen de bomen.
‘Daar heb je ze,’ kirde mijn moeder, ‘gezellig hè, Sallie Mo?’
‘Enorm gezellig,’ zei ik.
Dat was de tweede keer dat ik loog vandaag.
‘Al strakke kontjes gespot?’ riep Dylans moeder.
Ze stortten zich in elkaars armen en drukten hun lichamen zo stevig tegen elkaar dat ik dacht dat hun tieten uit hun rug zouden ploppen. Kan handig zijn. Als je baby zo lelijk is dat je haar liever niet ziet als ze bij je drinkt. Mij keurde ze geen blik waardig, Dylans moeder, maar Dylan knipoogde naar me. Hij is de enige die weet dat ik besta. Maar hij houdt het geheim.
‘Alles in orde, Sallie Mo?’
‘Perfect, Dylan.’
Dat was mijn derde leugen. En daarom mag ik nu drie maanden lang geen boek meer lezen. Bizar.
Ik schrijf later over de dood van opa David en zijn kat maar toen ze dood waren moest ik naar een psychiater, omdat ze vonden dat ik vreemd had gedaan en bang waren dat ik het contact met het ‘echte leven’ zou verliezen. Ik ging iedere week naar hem toe. Bloem heet hij. Dat is zijn achternaam. Dokter Bloem. Ik ben twaalf keer bij hem geweest.
Gisteren zei hij: ‘Sallie Mo, je gaat op vakantie, het lijkt me verstandig als je een poosje niet leest. Drie maanden – oké? Ga leven buiten je boeken. Bekijk alles, denk na over alles wat je ziet. Lezen is denken met het hoofd van een ander, het wordt tijd dat je met je eigen hoofd gaat denken. En ga op zoek naar het sublieme. Ik weet het goed met je gemaakt: als je drie keer het sublieme meemaakt, mag je weer lezen, ook als de drie maanden nog niet om zijn.’
Over het sublieme hebben we vaak gepraat, dokter Bloem en ik. Oude filosofen vonden het in de ontembare krachten van de natuur: onweer, aardbevingen, dubbele regenbogen, watervallen, vulkaanuitbarstingen – dingen die maken dat je heftiger leeft dan ooit tevoren. Sneeuw kan helpen. ‘Maar het kan ook zijn als je langs een dijk loopt,’ zei dokter Bloem, ‘links het land, rechts het water, en de zon komt op uit de mist boven het water en even is alles helemaal perfect.’ ‘Alsof het hele heelal in je hoofd zit,’ zei ik, ‘in je hart. Of andersom, dat jij het hele heelal vult, dat je samenvalt met alles.’ ‘Jij snapt het, Sallie Mo, dat doet me deugd. Volgens mij is het sublieme een zeer zeldzaam moment waarop je blij bent dat je bent geboren.’ Dokter Bloem is geen lachebek, dat kwam me goed uit.
‘Heb jij het sublieme wel eens meegemaakt, Sallie Mo?’ ‘In de echte wereld?’ vroeg ik. Hij knikte. Ik dacht aan die keer, een paar jaar geleden, dat ik hier op de camping was en het regende zacht en iedereen zat in zijn tent of in de kantine of was naar het juttersmuseum en ik zat alleen aan de rand van het zwembad en er dwarrelde een blad van een boom en dat landde op het water. ‘Landen is een stom woord in dit geval,’ zei ik. ‘Maakt niet uit,’ zei dokter Bloem. ‘Nou,’ zei ik, ‘dat blad viel dus precies goed. Ik vind het moeilijk om uit te leggen wat ik met precies goed bedoel maar toen dat blad zo viel, precies goed dus, toen was alles in de wereld ook precies goed. Ik was ontzettend gelukkig.’
En ik begon te huilen. Om een blaadje op het water van een zwembad. Op een camping. Bizar. Wat dokter Bloem deed was ook precies goed. Hij stond op, liep naar het raam en ging naar buiten staan kijken. Hij wachtte gewoon tot ik zin had om verder te gaan met het gesprek. ‘Het is over,’ zei ik na een poosje. Hij draaide zich om en zei: ‘Naar dat soort momenten moet je op zoek gaan, Sallie Mo, je kunt ze overal vinden, zelfs bij mensen, ik zweer het.’ ‘Misschien ben je dan even terug in de tijd voor je geboorte,’ zei ik, ‘daar lijkt het op.’ ‘Jezus, Sallie Mo, het is de bedoeling dat ik jou normaal maak, maar jij maakt mij nog gekker dan ik al was.’ En toen moesten we lachen, dokter Bloem en ik, niet hard, absoluut niet hard, meer als twee blaadjes die precies goed naast elkaar op het water van een zwembad vallen. In de regen.
Maar gisteren kregen we ruzie, vlak voor ik wegging. Over de waarheid. We begonnen in zijn spreekkamer, gingen verder op de trap en in de gang, en eindigden op straat. Het duurde zeker een kwartier en ik zal het later wel eens opschrijven allemaal maar het kwam erop neer dat dokter Bloem vindt dat de waarheid eigenlijk flauwekul is en dat ik juist vind dat je altijd naar de waarheid moet zoeken, dat dat het hoogste is in het leven. ‘Het hoogste in het leven,’ zei dokter Bloem, ‘is dat je gedichten naar het Chinees worden vertaald en het allerhoogste is dat je in een kikker verandert.’ Dat was een goeie maar ik was te kwaad om te lachen. En ik heb een hekel aan dieren. Echt. Aan allemaal.
‘Als jij zo van de waarheid houdt,’ zei dokter Bloem, ‘moet je eens proberen om één dag niet te liegen.’ ‘Hoe bedoel je?’ ‘Probeer het maar eens.’ ‘Ik doe niet anders.’ ‘Ben je verliefd?’ ‘Nee.’ ‘En Dylan dan?’ Shit! Dat had ik in ons eerste gesprek verteld. Over Dylan. Vrij veel. Ik weet zeker dat Dylan zich omdraaide in zijn graf toen ik ‘nee’ zei. Of in ieder geval kwaad lag te stuiven in zijn urn. Als hij dood was geweest. Maar dat was hij niet. Volgens mij. Ik bedoel, iedereen die je niet ziet bewegen of hoort praten waar je bij bent, kan dood zijn. Ik was opeens ontzettend bang dat Dylan dood was. ‘Ik zal het je nog makkelijker maken,’ zei dokter Bloem, ‘als jij in één dag minder dan drie keer liegt, mag je weer lezen. Deal?’ ‘Dus ik mag twee keer liegen?’ ‘Helemaal niet liegen is niet te doen, dat is onmenselijk.’ Deal.
Ik begon vanochtend meteen met niet liegen. Ik stond op, keek in de spiegel en zei: ‘Wat heb jij een rotkop.’ Goed begin. Mijn moeder riep, of ik al uit bed was. ‘Ja.’ Ook goed. ‘Wil je even komen?’ ‘Nee.’ Ook goed. ‘Alsjeblieft …’ ‘Oké.’ Het was tegen mijn zin maar liegen was het niet. Ik liep haar kamer in en daar stond ze zich in een veel te kleine korte broek te proppen. ‘Hoe staat dit me, Sallie Mo?’ ‘Leuk.’ Eerste leugen. Binnen vijf minuten. Toen kwamen Dylan en z’n moeder de camping op. Enorm gezellig. Tweede leugen. Had ik moeten zeggen dat ik de moeder van Dylan nog meer haat dan die van mij? De moeder van Donnie en Beitel is trouwens de ergste bitch. ‘Alles in orde, Sallie Mo?’ ‘Perfect, Dylan.’ Derde leugen. Af. Had ik moeten zeggen dat hij een klootzak is, omdat hij weer een heel jaar niets van zich heeft laten horen? Ik was blij dat hij nog leefde!
Alles wat ik hier opschrijf is waar maar alles wat ik vandaag gezegd heb was gelogen. Op naar het sublieme.
‘Dood,’ zei Dylan.
‘Niet geboren,’ zei ik.
‘Als je dood bent heb je tenminste geleefd,’ zei Dylan.
‘Als je niet geboren bent, kun je nog geboren worden,’ zei ik.
‘Als je dood bent niet dan,’ vroeg Dylan, ‘gewoon nog een keer?’
Dat is ons wat-is-erger-spelletje. We doen het al een jaar of vijf, dan hebben we iets om over na te denken in de vijftig weken zonder elkaar. Vorig jaar was de vraag: wat is erger, dood zijn of niet geboren? Je kunt er alle kanten mee op. Het jaar daarvoor was het: schijndood zijn en wakker worden in het vuur in een crematorium of in een kist twee meter onder de grond? Ik was voor het vuur want dan was je voor je doorhad dat je nog leefde echt dood en in een kist moet je nog dagen omkomen van de honger en de dorst.
Dylan was voor de kist. ‘Want ik neem mijn mobieltje mee,’ zei hij. ‘Geen bereik,’ zei ik. ‘Hebben ze dat wel eens uitgezocht?’ ‘Of je mobieltje is niet opgeladen of je beltegoed is op.’ ‘Denk je dat ik zo stom ben?’ ‘Dan vinden ze je eeuwen later als een geraamte dat met z’n handen en z’n voeten tegen het deksel van de kist duwt.’ ‘Je kunt vragen of ze een mesje in je hart steken voor je begraven wordt, dan weet je zeker dat je dood bent.’ ‘Dan moeten ze het er ook weer uittrekken, anders kan het bloed er niet uit, dan is het een pleister op de wond, een kurk in een fles. Dan lig je de rest van je leven met een mes in je hart in die kist.’ We lachen nooit hardop, Dylan en ik, we grijnzen.

 

© Sjoerd Kuyper, 2019

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum