Leesfragment: Troost in filosofie

13 april 2019 , door Boëthius
| | |

Boëthius, Troost in filosofie, vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Piet Gerbrandy, wordt donderdag 18 april, vanaf 17.00 bij ons gepresenteerd. Vandaag publiceren we voor!

Toen de Romeinse filosoof en politicus Boëthius in het jaar 523 ter dood werd veroordeeld door koning Theoderik, besloot hij de hem resterende tijd te besteden aan het schrijven van een boek. Troost in filosofie is een fascinerend, experimenteel en aangrijpend werk, waarin de verteller in zijn cel bezoek krijgt van Filosofie, die met hem discussieert over wat er in het leven echt toe doet en welke bewegingsruimte de mens heeft in een strak gereguleerd universum. De dialoog, die steeds wordt onderbroken door beschouwelijke liederen, leidt onverwacht tot een ijzingwekkende climax.

In de Middeleeuwen was Troost een van de meest gelezen boeken, maar ook tegenwoordig werkt de combinatie van existentiële urgentie, filosofische diepte en serene poëzie nog als een ongemakkelijke betovering.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Gerbrandy's vertalingen van Aristoteles (met Casper de Jonge) en Synesios.

 

Boek I

Een zanger was ik ooit van bloeiende gedichten,
 nu is het nog slechts droefenis wat ik speel.
De Muzen die mijn pen besturen zijn gehavend,
 de tranen van mijn verzen zijn oprecht.
Geen schrikbewind verjoeg die dappere godinnen:
 zij bleven ondanks alles aan mijn kant.
Zij brachten mij succes en roem toen ik nog jong was,
 nu troosten zij mijn droeve ouderdom –
ja, tegenslag heeft mij ineens zo oud doen worden
 en mij de pijn gebracht die daarbij past.
Te vroeg is al mijn hoofdhaar plotseling grijs geworden
 en hangt het vel slap om mijn moede lijf.
Gezegend is een dood die zich niet mengt in vreugde
 maar als geroepen komt bij groot verdriet.
Helaas! hij houdt zich doof voor wat ik moet verduren
 en mijn betraande ogen sluit hij niet.
Zelfs toen Fortuna mij met klatergoud verwende,
 was ik er op een dag bijna geweest.
Nu heeft een donderwolk haar valse grijns verborgen,
 maar wordt mijn zinloos aards bestaan gerekt.
Hoezo succes? Uw lof, mijn vrienden, was voorbarig:
 wie struikelt stond niet stevig op de grond.

Ik zat nog in stilte aan dit gedicht te sleutelen en stond op het punt mijn tranentrekker op te schrijven, toen ik ineens zag dat aan het hoofdeinde van mijn bed een vrouw was verschenen. Ze had een buitengewoon eerbiedwaardig gezicht, vurige ogen die scherper leken te zien dan voor mensen gewoonlijk is weggelegd, en een gezonde huidskleur die van onuitputtelijke levenskracht getuigde, hoewel ze een dermate hoge leeftijd had dat ze wel uit een totaal andere tijd moest stammen. Hoe lang ze was liet zich niet eenduidig vaststellen, want nu eens hield ze de afmetingen aan die voor mensen gebruikelijk zijn, dan weer scheen ze met de top van haar kruin tegen de hemel aan te stoten, en wanneer ze zich nog verder uitrekte drong haar hoofd zelfs door tot in de hemel, waarbij het zich onttrok aan de blik van mensen die het zouden willen zien. Haar kleren waren vervaardigd van uiterst dunne draden die dankzij een verfijnde techniek niet konden breken; later zou ze me vertellen dat ze die zelf geweven had. Het dessin was echter, net als bij vooroudermaskers die lang aan rook hebben blootgestaan, min of meer onherkenbaar geworden door een soort waas die er in de loop der jaren op was komen te liggen en die nooit verwijderd was. Op de zoom onderaan was de Griekse letter pi ingeweven, bovenaan viel een thêta te lezen, en tussen die letters waren, als een soort ladder, enkele treden uitgebeeld, waardoor je stap voor stap steeds een niveau hoger zou kunnen komen. Het gewaad leek echter met geweld aan flarden gescheurd door figuren die er kennelijk allemaal een lapje van hadden willen inpikken. In haar rechterhand hield ze een paar boekrollen vast, in haar linker een scepter.
Toen ze de Muzen van de dichtkunst aan mijn bed zag staan, die bezig waren mijn tranen van woorden te voorzien, schrok ze even, en terwijl haar ogen grimmig opvlamden, zei ze: ‘Wie heeft die podiumhoertjes toestemming gegeven bij deze patiënt op bezoek te komen, hoewel ze zijn pijn niet alleen op geen enkele manier verzachten maar zelfs voeden met smakelijk gif? Hun schuld is het dat het rijke graan van de rede wordt verstikt door de dorre distels van emoties en dat het denken verslaafd raakt aan ziekzijn in plaats van te genezen. En als jullie verleidingstechniek nu een leek op het slechte pad zou brengen, wat nu eenmaal jullie dagelijks werk is, zou ik dat nog niet zo erg vinden: het zou immers op geen enkele manier mijn inspanningen dwarsbomen. Maar deze man, die is grootgebracht op een dieet van Eleatische en Academische wetenschap! Vooruit, weg jullie, stelletje Sirenen die plezier verschaffen tot de dood erop volgt! Geef míjn Muzen de gelegenheid hem te verzorgen en te genezen.’
Op deze felle verwijten sloeg het koortje gekwetst de ogen ter aarde en met een blos die schaamte verried stapte het verdrietig over de drempel naar buiten. Mijn gezichtsvermogen was echter door een waas van overvloedige tranen verduisterd, zodat ik niet kon onderscheiden wie toch die ontzagwekkende vrouw was. Daarom verstarde ik helemaal en wachtte ik in stilte, met neergeslagen blik, af wat ze vervolgens zou doen. Ze kwam dichterbij, ging op de rand van mijn brits zitten en terwijl ze naar mijn gezicht keek, dat diep verdrietig naar de grond gericht was, zong ze dit treurige lied over mijn geestelijke verwarring:

Ach, hoe afgrondelijk diep is de zee
waarin het denken verstoken van licht
afgestompt afgaat op oneigen duister,
wanneer door aardse storm aangeblazen
een springvloed van zorgen vernietigend zwelt.
  Ooit lag het luchtruim steeds voor hem open,
zwierde hij vrij door hemelse banen,
aanschouwde het rozenlicht van de zon,
bezocht hij de koele maan en omsloot hij
in een ware triomftocht van cijfers de sterren
waarvan de omloop zo varieert
dat hij onvoorspelbaar kan lijken.
  Welke factoren bepalen hoe gierende
vlagen het vlak van de zee opzwepen,
welke adem de kringloop stabiel houdt,
waarom de ster die in oostelijk roze
opkomt in westelijk water moet vallen,
wat het aangenaam weer van de lente regelt
zodat zij de aarde met rozen siert,
wie de vruchtbare herfst doet vloeien van zwangere
druiven wanneer het jaar is gevuld –
ooit onderzocht hij dit alles en speurde
naar diepere gronden van wat zich verbergt.
  Nu is het licht van zijn denken versleten,
ketenen liggen zwaar op zijn schouders
en nu een last zijn hoofd heeft gebogen kan hij slechts plompe aarde zien.

‘Maar,’ zei ze, ‘dit moment vraagt eerder om therapie dan om een klaagzang.’ Toen keek ze me strak en indringend aan en zei ze: ‘Ben jij echt de man die ooit mijn melk dronk, mijn voeding tot zich nam om uit te groeien tot volwassen geestkracht? Ik heb je toch van krachtige wapens voorzien die je onverslaanbaar hadden kunnen maken als je ze niet zo snel had neergegooid? Herken je me niet? Waarom zeg je niets? Is het uit schaamte of door verlamming dat je bent stilgevallen? Schaamte zou beter zijn, maar ik zie dat het verlamming is die zich van je heeft meester gemaakt.’ En toen ze zag dat ik niet alleen zweeg, maar zelfs helemaal geen taal meer tot mijn beschikking had en met stomheid geslagen was, beklopte ze mijn borst zachtjes en sprak: ‘Het is niets gevaarlijks – hij lijdt aan een depressie, een gebruikelijke kwaal wanneer het denken zich heeft laten misleiden. Hij is zichzelf een beetje kwijt, en hij zal wel weer bij zinnen komen zodra hij mij herkend heeft. Laat ik, om dat te bewerkstelligen, de wolk van sterfelijke besognes die zijn ogen verduistert wegvegen.’ Dat zei ze, en ze greep een slip van haar gewaad om mijn ogen te drogen, die een vloed van tranen lieten lopen.

[...]

 

Copyright © 2019 Piet Gerbrandy
Copyright © 2019 Uitgeverij DAMON Eindhoven

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum