Leesfragment: Chinese filosofie

08 februari 2019 , door Karel van der Leeuw
| |

Chinese filosofie van Karel van der Leeuw (1940-2015) verschijnt 14 februari. Lees bij ons alvast een fragment!

Chinese filosofie laat de lezer kennismaken met de volle rijkdom van het Chinese denken. Thema’s die aan de orde komen zijn het Chinese mensbeeld, opvattingen over de natuur, de rol die dialoog speelt in canonieke teksten als die van Confucius, de metafysica en de rol die goden, geesten en demonen spelen in de Chinese samenleving. Ook komen onderwerpen als muziek, waarzeggerij, geneeskunde en de relatie tussen China en Europa aan de orde.

 

I Filosofie in Oost & West

Met de Aziatische wijsbegeerte is Europa — als we even afzien van de islamitische traditie in de middeleeuwen — pas in de zeventiende en achttiende eeuw in contact gekomen, en de serieuze studie ervan is pas in de negentiende eeuw ter hand genomen. De ontdekking van dit wijsgerig denken van buiten Europa heeft tot heel verschillende reacties geleid: er was bewondering voor een rationeel en ethisch denken buiten het christendom, fascinatie door het exotische, maar ook verachting voor het primitieve karakter van andere denktradities. Deze confrontatie heeft bovendien natuurlijk van twee kanten plaatsgevonden. Onvermijdelijk is men zich gaan afvragen wat het bestaan van andere denktradities voor de eigen traditie betekende, en hoe en met welk doel deze bestudeerd dienden te worden.

Het begrip ‘filosofie’

De Nederlandse taal is als een der weinige gezegend met een eigen woord voor ‘filosofie’: ‘wijsbegeerte’. Maar het woord ‘wijsbegeerte’ is natuurlijk niets anders dan de Nederlandse vertaling van het Griekse woord philosophia, dat in de meeste Europese talen onvertaald is overgenomen. Philosophia kan men vertalen als ‘liefde tot de wijsheid’, van het Griekse philein, ‘liefhebben’, en sophia, ‘wijsheid’. Aziatische talen hebben — met uitzondering van het Arabisch — dit Griekse woord natuurlijk niet overgenomen, en de vraag is dus legitiem of talen als het Sanskriet en het Klassiek Chinees wel een woord voor ‘filosofie’ hebben.
Wat betekent het om een abstract begrip als ‘filosofie’ in een vreemde taal — in het geval van het Chinees zelfs een niet-Indo-Europese taal — terug te vinden? Het vertalen van termen voor concrete begrippen levert in de meeste gevallen niet al te veel problemen op. Dat het Chinese woord mu ‘boom’ betekent, kunnen we in beginsel ontdekken doordat een Chinees ons onder het uiten van de betreffende klank bomen aanwijst. Misschien denken we aanvankelijk dat mu ‘eikenboom’ betekent, omdat onze Chinees steeds eiken aanwijst, maar van die vergissing kunnen we snel genezen door zelf het initiatief te nemen. Het zal misschien blijken dat het begrip mu niet precies dezelfde inhoud heeft als ons begrip ‘boom’ — veel talen missen immers het ook al niet erg precieze onderscheid dat wij maken tussen ‘bomen’ en ‘struiken’ en duiden beide met hetzelfde woord aan.
Abstracte termen als ‘filosofie’ stellen ons voor een fundamenteler probleem: eikenbomen of bomen bestaan over de hele wereld, maar is dat met filosofie ook het geval? Met andere woorden: het gaat er niet alleen om een equivalente term te vinden in geheel andere talen, maar we moeten bovendien nagaan of het daarmee aangeduide object in andere culturen wel voorkomt. Daartoe blijft het probleem echter niet beperkt: dingen veranderen, en de betekenis van woorden dus ook. Zelfs binnen onze eigen cultuur is het daarom niet vanzelfsprekend dat met de term ‘filosofie’ steeds hetzelfde wordt aangeduid, en dat de filosofie zoals wij die nu kennen gedurende de gehele geschiedenis van de westerse beschaving heeft bestaan. Wat, met andere woorden, bedoelen we eigenlijk met het woord ‘filosofie’?
Het woord philosophia wordt weliswaar vertaald met ‘wijsbegeerte’ of ‘liefde tot de wijsheid’, maar had in het Grieks geenszins dezelfde betekenis als in de latere traditie. Filosofie was in Griekenland alles wat met het verwerven van kennis en inzicht had te maken. Het woord correspondeerde dus eerder met ons woord ‘wetenschap’ dan met ons woord ‘filosofie’, en kon dan ook in het meervoud worden gebruikt: philosophiai. De verschillende philosophiai waren niet uiteenlopende filosofische systemen, maar takken van wetenschap, betrekking hebbend op verschillende gebieden van kennis.
Ook in de latere westerse traditie werd het woord ‘filosofie’ niet zonder meer gebruikt voor wat wij nu in een geschiedenis van de filosofie aantreffen, en anderzijds werd voor wat wij herkennen als filosofie niet altijd die term gebruikt. In de Europese middeleeuwen werd wat wij nu ‘filosofie’ noemen aangeduid als ‘dialectica’. En in de moderne tijd werd de term ‘filosofie’ nog steeds gebruikt voor het geheel der wetenschappen. Zo heet het hoofdwerk van Isaac Newton, uit 1687, Principia mathematica naturalis philosophiae, ‘Mathematische principes van de natuurfilosofie’, ofschoon wij het onderwerp ervan nu als ‘natuurkunde’ zouden bestempelen. En deze benaming 'natuurfilosofie’ voor de natuurkunde is tot in de negentiende eeuw gangbaar gebleven. Wat wij nu aanduiden als ‘filosofie’, met name de metafysica, werd in de oudheid aangeduid als prôtè philosophia, ‘eerste filosofie’, een benaming die nog voortleeft in het hoofdwerk van René Descartes, Meditationes de prima philosophia, ‘Meditaties over de eerste filosofie’ (1641).
Is het gebruik van de term ‘filosofie’ al niet constant, evenmin geldt dit voor het ermee aangeduide object. Filosofen — dat wil zeggen de auteurs over wie wij informatie vinden in een geschiedenis van de filosofie — hebben in de loop der eeuwen over vrijwel alles geschreven wat het menselijk intellect bezighoudt. Reeds in de oudheid houdt Parmenides zich bezig met het zijn, de Pythagoreeërs met analogieën tussen getalsverhoudingen en de bouw van de kosmos, de Ionische natuurfilosofen met kwesties die wij nu tot de natuurkunde zouden rekenen, Plato met de zedelijkheid van het gedrag, de relatie tussen kennis en moreel gedrag en de inrichting van staat en samenleving, en Aristoteles met vrijwel alle gebieden van het menselijk kennen: werken over het heelal, over de bewegingen der dieren, enzovoort. In de hellenistische tijd verschuift de aandacht vervolgens naar de fundamentele levensvragen: het bereiken van geluk en het vermijden van leed. De gehele geschiedenis van de filosofie overziende, lijken we tot de conclusie te moeten komen dat het enige wat filosofen door de eeuwen verbindt, het feit is dat zij op elkaar reageren.
Het moderne filosofiebegrip is vooral de schepping van twee personen. In de traditie van de zogenoemde ‘doxografieën’ (weinig systematische optekeningen van de levens en opinies van filosofen, zoals die van de antieke schrijver Diogenes Laërtius, een van de belangrijkste bronnen voor de minder bekende antieke filosofen) publiceerde in de jaren 1742–1744 Johann Jakob Brucker in Leipzig zijn massieve, vijfdelige Historia critica philosophiae, a mundi incunabulis ad nostram usque aetatem deducta (‘Kritische geschiedenis van de filosofie, vanaf het begin van de wereld tot in onze tijd voortgezet’). Ofschoon dit boek verre van een geschiedenis in de moderne zin was, bracht hij hier in één werk bijeen wat wij heden ten dage onder het begrip ‘filosofie’ verstaan, en werd daarmee tevens de belangrijkste bron op dit gebied voor zijn tijdgenoten.
De tweede die ons begrip ‘filosofie’ heeft gevormd is de achttiendeeeuwse filosoof Immanuel Kant. Kant bewoog zich weliswaar ook op het gebied van de natuurwetenschap, maar voor hem was filosofie het kritisch onderzoek van onze rede. Niet alleen omraamde hij daardoor de gebieden waar de filosofie zich mee bezighield — kennistheorie, metafysica, ethiek, esthetica, antropologie, politieke filosofie —, maar Kants filosofie maakt ook de interne verbanden tussen deze filosofische disciplines zichtbaar. Met andere woorden: wat onder de noemer ‘filosofie’ wordt samengebracht blijkt niet een toevallig samenraapsel.
Aan Kants begrip van filosofie is sindsdien nog wel het een en ander toegevoegd, bijvoorbeeld door de filosofie van Hegel, maar met enige overdrijving kunnen we zeggen dat Brucker en Kant de filosofie hebben uitgevonden, en dat deze achteraf op de geschiedenis van het westerse denken is geprojecteerd. Wat niet past in ons begrip van filosofie wordt in een geschiedenis van de filosofie eenvoudigweg niet opgenomen. Dit maakt het niet vanzelfsprekend dat we een parallelle ontwikkeling in de grote Aziatische beschavingen kunnen terugvinden.

Filosofie in de Chinese traditie

De klassieke Chinese schrijftaal kende geen woord voor ‘filosofie’. Dat wil zeggen: wat men bijeenvindt in een hedendaagse geschiedenis van de Chinese filosofie werd helemaal niet met één term aangeduid. Het moderne Chinese woord voor ‘filosofie’, zhexue, letterlijk ‘wijsheidsleer’, is de Chinese uitspraak van twee karakters die in het Japans als tetsugaku worden uitgesproken, en die term is door de filosofen van de Kyoto-school in het begin van de vorige eeuw ingevoerd als vertaling van het Griekse philosophia. Het woord is in China pas daarna in zwang gekomen, toen Chinese intellectuelen die in het Westen filosofie hadden gestudeerd naar iets vergelijkbaars in hun eigen geschiedenis begonnen te zoeken. Met name de pragmatist Hu Shi en de historicus Feng Youlan (Fung Yu-lan) hebben op deze manier als het ware achteraf de Chinese filosofie ‘uitgevonden’.
Wat wij in de historische werken van Hu Shi en Feng Youlan aantreffen, werd in de loop van de geschiedenis met verschillende benamingen aangeduid. In de oudheid wordt wat wij nu Chinese filosofie noemen aangeduid als de traditie van de ‘meesters’ of zi. Door de grote Chinese historicus Sima Qian in zijn overzichtsgeschiedenis van China tot het einde van de tweede eeuw v. Chr. werden zij ingedeeld in ‘scholen’, ‘tradities’ of jia, een term waarmee ook de adellijke ‘huizen’ werden aangeduid. De inhoud van de verzamelwerken van deze scholen, bijeengebracht onder de naam van de betreffende meester, correspondeert noch met wat wij heden ten dage onder ‘filosofie’ verstaan, noch met de belangstellingsgebieden van de antieke filosofen uit de Europese traditie. Zo wijdt een aantal werken van de meesters van het antieke China, bijvoorbeeld de Mozi en de Xunzi, hoofdstukken aan militaire strategie en tactiek, onderwerpen die wij nauwelijks tot de filosofie zullen rekenen. De behandeling van deze hoofdstukken wordt in een hedendaagse geschiedenis van de filosofie dan ook eenvoudig weggelaten, net als die van Aristoteles’ verhandeling ‘Over de bewegingen der dieren’, want dat onderwerp hoort nu niet meer bij de filosofie.
In later tijd wordt ‘filosofie’ niet zozeer met een algemene term aangeduid; de gebruikte benamingen verwijzen naar bepaalde denkscholen, niet naar een discipline in het algemeen. In de derde eeuw n. Chr. wordt wat wij nu ‘neotaoïsme’ noemen aangeduid als xuanxue, ‘leer van het mysterie’. In de Song-tijd (elfde en twaalfde eeuw n. Chr.) en in de Mingtijd (veertiende tot zeventiende eeuw n. Chr.) wordt het zogenoemde ‘neoconfucianisme’ respectievelijk aangeduid als daoxue, ‘leer van de weg’, lixue, ‘leer van de patronen’ (voor de ‘realistische’ school van Zhu Xi), en xinxue, ‘leer van het bewustzijn’ (voor de ‘idealistische’ scholen van Lu Xiangshan en Wang Yangming). Een algemene term voor de activiteiten en belangstellingsgebieden van deze scholen bestond niet.
Betekent dit ontbreken van een term voor ‘filosofie’ nu dat elk besef voor de eenheid van doelstelling van het filosofische denken ontbrak? Dit is niet het geval. Alle scholen van Chinese filosofie stelden zich de fundamentele vragen naar de ontwikkeling van de eigen persoonlijkheid en de betekenis daarvan voor staat en maatschappij. De recepten die zij daarvoor gaven werden door anderen te vuur en te zwaard bestreden. Er bestaat dus een traditie, niet ongelijk aan de Europese, waarbij er een voortgaand gesprek bestaat, ook al ontbreekt daarvoor een algemene benaming.

© Boom uitgevers
© Olivera van der Leeuw Stankovic

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum