Leesfragment: De advocaat van Holland

26 januari 2019 , door Nicolaas Matsier
|

De advocaat van Holland van Nicolaas Matsier verschijnt 31 januari. Lees bij ons een fragment!

‘Hij is al een poos op, Oldenbarnevelt. Het licht van eind augustus heeft hem zonder pardon gewekt. En niet alleen hem.’ Zo begint voor de Advocaat van Holland zijn laatste ochtend in vrijheid. Hij zal negen maanden in gevangenschap worden vastgehouden boven in de nog steeds bestaande Ridderzaal en op gezette tijden langdurig worden verhoord. Oldenbarnevelt, die tot dat moment bijna alle belangrijke regeringsfuncties in zich verenigde, is verbijsterd over de hem aangedane geweldsdaad. Buiten de gevangenis waren de remonstranten door Maurits al uit de stadsbesturen gezet. Na negen maanden verneemt Oldenbarnevelt in de rechtszaal zijn doodvonnis, dat daags daarop voltrokken wordt.

Nicolaas Matsier volgt hem tot op deze laatste dag in al zijn gedachten, herinneringen en overwegingen tijdens de eenzame uren van opsluiting en de dagenlange uitputtende verhoren. Hij brengt zo een belangrijk moment uit de begintijd van de Nederlandse staat op onvergelijkbare wijze tot leven.

N.B. Eerder besprak Maarten Buser van Nicolaas Matsier zijn dichtbundel Zonder titel zonder jaar, Maarten Asscher zijn Compositieportret, Daan Stoffelsen zijn Het evangelie volgens Nicolaas Matsier, en Pieter Hoexum over Lof der stenen. We publiceerden ook voor uit Compositieportret.

 

De Arminiaanse peren

Vanzelfsprekend zoeken ze naar de mazen in het netwerk, de Advocaat en zijn knechtje. Maar wat vermag een gevangene die in strikte afzondering wordt gehouden, midden in het centrum van de macht, in een aanbouwsel achter de Ridderzaal, omringd door de muren en de grachten en de vijver van het Binnenhof, achter het aan alle kanten gesloten Buitenhof?

Het eten en drinken is niet langer gratis. Voor de maaltijden en de wijn wordt door de Kastelein van het Hof een hoge dagprijs berekend aan de familie van de Advocaat. De gevangenschap van de Advocaat en zijn knecht komen geheel voor diens eigen rekening.

Hij neemt zonder meer aan dat zijn familie op de Kneuterdijk, op niet veel meer dan een steenworp afstand van het Hof, zich op alle mogelijke manieren weert. Manieren die de Advocaat zich met gemak kan voorstellen. Hij kent de nog steeds invloedrijke posities van vooral zijn beide schoonzonen. Of dat verzet ook iets oplevert, daarvan heeft hij geen idee.

Helaas was er vrijwel meteen een einde gekomen aan het vernuftige idee van de berichtjes in de dessertperen.

Iemand – de Advocaat vermoedde: zijn echtgenote – moest de list met de peren hebben bedacht. Het was een communicatielijn die, ongetwijfeld na de benodigde proefnemingen, tot een geperfectioneerde methode was doorontwikkeld. Groot was de verbazing van de Advocaat en de jongen geweest toen zij, hun peren schillend met door het royaal vrijkomende sap glinsterende handen, op een geheimzinnige hardheid waren gestuit.

Nu zijn er verschillende manieren, om niet te zeggen scholen, waar het ’t schillen van een peer betreft. Sommige mensen beginnen direct met schillen om pas daarna de peer in vieren te snijden. Er zijn er ook, tot hen behoorde de Advocaat, die eerst vierendelen en dan pas gaan schillen. Bij de allereerste snede in de enigszins harige lijn die er pleegt te lopen van het steeltje naar het klokhuis stuitte zijn mes op iets onpeerachtigs.

De komst van de peren, het waren bijzonder mooie exemplaren, waarschijnlijk afkomstig uit zijn eigen tuin, of anders van een van zijn landgoederen, al zou hij niet meteen weten welk –, de komst van de peren was op zich al een onverwacht gebeuren geweest. Wat de Advocaat en zijn knecht, toen de laatste naar de door sergeant Peter Bijl geopende deur ging, hoorden was dit.

‘Peren voor de heren. Met de complimenten van de familie. Bij hoge uitzondering! De familie heeft zich niet te bemoeien met het foerageren van de gevangenen. Dit moest ik u zeggen, zowel van de kant van de Kastelein van het Hof als van de kant van de bewaking! Voor de rest wens ik u smakelijk eten.’

De sergeant overhandigde het mandje, salueerde en sloot de deur.

Achter de techniek van de surprise vermoedde de Advocaat een van zijn dochters. De jongste had een grote bekwaamheid in de onzichtbare vervaardiging van de perfecte sluitappel. De sluitappel met in plaats van een klokhuis een kostbaar sinterklaascadeautje voor de kleinkinderen van de Advocaat. Maar anders dan een gewone sluitappel was de peer niet zigzag doormidden gesneden. Vanaf het kroontje was er zo goed als onzichtbaar een heel klein stukje uitgeboord.

Voorzichtig sneed hij de vier kwarten los. Nu pas zag hij het stukje goed verborgen penneschacht. Het was heel slim gedaan. Met een speld, die de jongen hem prompt aanreikte, want het was de jongen die hier in het verblijf over naald en draad ging, met een speld peuterde hij vervolgens de opgerolde en dichtbeschreven papiertjes uit de schacht. Papiertjes waarmee de jongen, na lezing door de Advocaat, opnieuw heel goed raad wist.

'Mijnheer! Ik weet al een goede plek om ze te verstoppen. Hier. Achter de voering van het wandtapijt.’ Jan Francken hield een hoek van het tapijt tussen duim en wijsvinger omhoog.

Jammer genoeg was deze eerste mand met peren als vehikel voor berichten uit de buitenwereld meteen ook de laatste geweest. Op de een of andere manier moest er een kink in de kabel gekomen zijn. De peren hadden zich nooit opnieuw voorgedaan. Eén keer had de Advocaat er nog eens langs zijn neus naar geïnformeerd, bij de sergeant, een van hun meer spraakzame bewakers. Of er niet nog een keer een mand met van die heerlijke peren uit zijn eigen tuin bezorgd zou kunnen worden.

‘Straks is het seizoen achter de rug,’ zo had de Advocaat er zoetgevooisd aan toegevoegd. Van de onderofficier van Maurits’ lijfwacht had hij met een niet helemaal te duiden glimlachje te horen gekregen:
‘Maar dat begrijpt u toch zelf ook wel, mijnheer! Zulke Arminiaanse peren, dat is eens maar nooit weer!’
Hij had zijn wenkbrauwen opgetrokken, Oldenbarnevelt, in de hoop op een nadere explicatie.
‘Arminiaanse peren, zegt u?’
‘Ja, mijnheer, zo zijn we ze maar gaan noemen. Ik moet eerlijk zeggen dat ze erg lekker waren.’ Voor de rest had hij niets meer uit de man kunnen loskrijgen.

 

Copyright © 2019 Nicolaas Matsier

pro-mbooks1 : athenaeum